• No results found

Juffrouw Wijers was al heel dicht bij ons, toen zei Noor: ‘Wat een antieke jas heeft ze aan.’

‘En wat een malle dop,’ vond Pien, ‘daar is de schuit van de Generaal nog een

prachtstuk bij.’

‘Wat is haar gezicht verfrommeld,’ zei Pop, ‘net gekreukt papier.’

‘Daarom kan ze toch wel aardig zijn,’ zei Loutje.

Maar toen juffrouw Wijers ons voorbijging, riepen ze allemaal: ‘dag juffrouw.’

Loutje ook. En ik weet, hoe spottend ze keken en zoo voor-de-mal-houerig. Zoo kijk

ik zelf ook, als Smidt ons voorbijgaat. Maar ik vond het lam, want het was net, alsof

ik malle dingen van haar had gezegd. En dat is toch niet zoo. Ja natuurlijk, wel toen

ik haar nog niet kende. Enfin, toen ze vanavond zou komen zat ik toch wat in mijn

piepzak. Om kwart over zeven had ik al een uitstalling boeken om me heen gebouwd,

en toen om half acht precies haar schelletje ging, zaten mijn beide wijsvingers in

mijn ooren en was Joopje schijnbaar heelemaal ongevoelig voor haar omgeving. Ik

merkte het niet eens

- al weer schijnbaar - dat ze binnenkwam, niet eerder, dan toen ze naast me stond en

zei: ‘Zoo Joop, wat ben je al druk aan 't werk.’

Ze deed net, of er niets gebeurd was, en toch heeft ze gekleurd vanmiddag toen

ze allemaal zoo mal deden. Of mal, ik ben zelf niets beter. En die Connie, die zoo

hard lachte. Ze was den heelen avond bar geduldig en ik wist letterlijk niets. Middenin

een Fransche vertaling zei ik: ‘Dat was de club vanmiddag, waar ik u van verteld

heb.’

‘Zoo was dat nu de club met den ellenlangen naam. Wil je wel gelooven Joop, dat

ik dien nooit onthouden kan. Soms middenin het corrigeeren van thema's, denk ik:

‘Hoe heet die club van Joop nu ook weer? En ik kom nooit verder dan Jopohon.’

‘Ik zal 't wel voor u opschrijven,’ zei ik. En ik kladde het buiten op mijn Duitsch

schrift. ‘Ziezoo.’

‘Ik zal 't maar overnemen in mijn notitieboekje, dat is wel zoo veilig,’ zei Juffrouw

Wijers, en heel netjes schreef ze het in op den 16en Januari. Zou ze het gehoord

hebben van de Draak? Ik weet het niet. Ik geloof het wel. Want anders had ze niet

gezegd: ‘Er was een meisje bij met zulke vroolijke oogen en lang blond haar. Ze had

zoo'n klein fluweelen hoedje op.’ Want dat was Kit. Ze heeft geen een keer gelachen

vanavond, ze was een en al rimpel, en dan is haar gezicht net gekreukt papier. Als

Pop het alleen maar niet zoo hard had gezegd. - Ik ga morgen een bende schoppen

op school, want ik moet een verzetje hebben.

Zondag 18 Januari.

Gisterenavond, toen ik al in bed lag, kwam Julie boven. Ze draaide eens door de

kamer, keek in den spiegel, en legde haar dot valsche krullen boven op mijn

onderlijfje.

‘Héé,’ gilde ik uit mijn kussen.

‘Beg pardon,’ zei Julie. Ze heeft dagen, dat ze niet vergeten kan, dat ze op een

Engelsche kostschool geweest is.

‘Zeur niet,’ zei ik. ‘Neem die viezigheden weg.’

‘Je moet niet altijd zoo vulgair zijn Joop,’ zei Julie. Maar ze legde toch den knoedel

op haar toiletafel, en sloeg met veel

zwier haar kapmantel om. Toen begon ze haar haar los te maken. Ze heeft werkelijk

een behoorlijke - Lotte zegt beheurlijke - hoeveelheid, ik snap niet wat ze nog met

dien valschen rommel doet. Enfin, dat moet ze ook zelf weten, ik hoop, dat ze dien

onzin nog eens verliest. Ze schuierde een veeg, en dan keek ze weer in den spiegel,

weer een veeg, weer gestaar. Ik draaide me met een ruk om. Ze dacht natuurlijk weer

aan Lotte's H. de Wilde, dan doet ze altijd zoo tragisch. Niet om H. de Wilde zelf

natuurlijk, maar om den ring en de cadeaux en het heele ‘malle verloofd-zijn’. Ik

dommelde zoo'n beetje in, toen zei ze:

‘Slaap je al Joop?’

‘Ja. Bijna.’

‘Zeg eens Joop, ik kwam vanmorgen voorbij jullie school en toen kwam er een

heer uit met een verbazend interessant gezicht.’

‘Kan niet,’ zei ik kortaf.

‘Ja, 't is toch zoo. Hij was nog al bleek met zwart haar en een blonde snor.

Vreeselijk bijzonder.’

‘O, da's Smidt,’ zei ik. ‘Noem je die interessant? Pleit niet voor je.’

‘Doe toch niet altijd zoo kattig, als ik je iets heel gewoons vraag.’

‘Maar 't is niet gewoon. Als ik Maandag op school vertel, dat jij Smidt interessant

vindt, dan denken ze, dat je stapel bent.’

‘Je vertelt het toch niet, hoop ik.’ En Julie keek me beslist onderdanig aan. Dat

trof me, en ik zei goedig:

‘Nee natuurlijk niet.’ En ik ging weer in den dommel. Toen maakte ze me weer

wakker.

‘Waar geeft hij les in Joop?’

‘Wie?’ schrok ik compleet.

‘Die mijnheer Smidt van jullie school.’

‘O Smidt. In natuurkunde. Hij is doctor in de wis- en natuur.’

‘Dan is hij toch wel knap.’

‘Knap!’ zei ik zoo verachtelijk, als ik het met mijn slapende stem kon. ‘Mocht

wat. Lodewijks, de amanuensis, is stukken knapper. En hij is verliefd op Pop.’

‘Wie? Lodewijks?’

‘Nee, Smidt.’

‘Is die verliefd op Pop? Wat mal!’

‘Vind je dat mal? En je zegt zelf, dat Pop zoo mooi is.’

‘Nu ja, maar 't is nog zoo'n kind.’

‘Pu,’ zei ik, en sliep weer in. Toen werd ik wakker, doordat Julie aan mijn arm

schudde.

‘Hoe oud zou hij zijn Joop. Is hij al lang afgestudeerd?’

Natuurlijk zei ik weer: ‘Wie?’

‘Och, je weet wel, Dr. Smidt.’

‘Zeg toch Smidt,’ zel ik, weer klaar wakker zijnde. ‘Doe toch niet zoo verheven.

Hoe oud hij is? Dat zal ik hem wel eens vragen, overmogen, als je 't graag weten

wilt.’

‘Pig,’ zei Julie.

‘Nacht,’ zei ik. En ik trok het dek over me heen en soesde weer glorierijk in.

't Is nu tien uur Zondagmorgen. Ik heb heerlijk mijn werk af, en, het buiten gietende,

zit ik te dagboekeren. - Een heerlijke themazin. - Ik voel me echt uitgeslapen, ondanks

Julie's gemier van gisteravond. En ik ben wel in mijn knolletjes, zooals Pien altijd

zegt. Ik geloof, dat ze op school denken, dat de bliksem in mijn bol is geslagen en

daar finale schoonmaak gehouden heeft. Want meestal weet ik nu een behoorlijk

antwoord te geven op de vragen, die ze me doen. De Generaal in hoogst eigen persoon

heeft me zelfs van smokkelen verdacht, tenminste toen ze me de Graven van het

Bourgondische Huis vroeg - ze geeft les in de geschiedenis - en ik die ouwe heeren

direct, zonder er tijd van voorzeggen voor te nemen, opdaverde, zei ze vriendelijk:

‘Wat heb je daar op je knie Jo?’

Ik jubelde gewoonweg: ‘Niets juffrouw.’

‘Leg je handen eens op de bank.’

En ik vleide mijn tien uitgespreide vingers voor me neer, eerst met de palm naar

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN