Beneden vond ik alleen Kees. Pa was al weg en Ma nog niet verschenen.
‘Jour,’ zei ik.
‘Jour,’ zei Kees. ‘Bethee me eens Joop, want die Mina is al een uur zoek. Ik heb
al drie keer gebeld.’
‘Die is bij Julie met het warme water.’
‘Och, die flauwe nonsens,’ zei Kees, die nog zwemmen gaat als 't water 50
oonder
nul is. Tenminste als dat bestaat.
Ik werkte gauw wat boterhammen naar binnen en was na vijf minuten klaar.
‘Ik ga met je mee zoover Joost,’ zei Kees opspringend.
‘Maar jongen, 'k moet Pop halen.’
‘Och, dat hindert niet.’
‘En verleden jaar lachte je Jan van Duren altijd uit, omdat hij met zijn zuster liep.’
‘Nu ja, maar 't is me nu een eer.’
‘Zoòoò,’ zei ik met een uithaal, want er ging een licht op in mijn slaperig brein.
‘Enfin, je mag best mee!’
‘Dank je zeer,’ zei Kees, en hij greep warempel naar mijn boekentasch om die te
dragen. Net kwam Ma de trap afdalen. Heel langzaam en statig. Ik kan me niet
voorstellen, dat Ma ooit als kind bij een trap neergebuiteld is.
‘Joop,’ zei ze, ‘'t regent. Zul je vooral je haar bij je mantel indoen? En je rokken
opnemen? Want anders zit je zoo vol spatten en dat staat zoo slordig?’
‘Ja ma,’ zei ik en Kees duwde mijn pruik al onder mijn jas en daar zeilden we
heen. Kees nam zoo stiekumweg een parapluie van Pa uit den bak. Ik zag het best.
En ik floot heel schel, zoodat een slagersjongen omkeek op zijn fiets en Kees zei:
‘Kalm 'n beetje.’
Pop kwam ons al tegemoet. Toen Kees haar zag, stak hij dadelijk Pa's spuit op en
hij recht op Pop afgestevend hoor! Maar Pop wist niet, dat hij haar onder die spuit
wilde vangen, en die koerste doornaar mij. Kees onder de spuit keek werkelijk sip.
En ik kreeg medelijden met hem.
‘Kom Pop,’ zei ik. ‘Wij elk aan een kant van Kees. Dan krijgen we wel net den
drup van z'n parapluie, maar dat is 't ergste niet.’ Toen zagen we in een zij straat de
Generaal
komen. Ik zei: ‘Daar komt de Generaal. Ze is zoo meteen achter ons. Vooruit Pop,
geef Kees ook een arm. Dan loopt de Generaal zich te ergeren.’ Gearmd met Kees,
die de spuit erg hoog hield, omdat de Generaal kippig is en ons anders misschien
nog niet in de gaten zou krijgen, hopsten we door. Pop keek eens even achterom.
‘Langzamer zeg. Ze ziet ons zoo nooit. Pas inhouden.’ Toen keek ik tersluiks om.
De Generaal was vlak achter ons en aan haar knippende oogen zag ik, dat ze ons
ontdekt had. Ik drukte Kees z'n arm eens liefderijk, en ging nog dichter naast hem
loopen.
‘Pas op Joop, aanstonds val ik over je voeten.’
‘Hindert niet.’ We hoorden nu duidelijk de Generalenstap achter ons, haar eene
overschoen slofte. Toen was de overschoen vlak naast mij. De Generaal zette ons
voorbij. Wij proesttten en Kees nam heel diep zijn hoed af. Ik had Kees allang
losgelaten, toen had hij nog Pop's arm vast. Enfin, dat gunde ik hem. Als hij maar
niet zwemmerig gaat doen, daar kan ik niet tegen. Nu, daar is Pop ook het meisje
niet voor. Ik geloof zelfs niet eens, dat ze wat met Kees op heeft. Ze zegt tenminste
altijd, dat ze jongens vervelend vindt.
Het eerste uur hadden we Rurop. Die kwam heel gejaagd binnentrippelen en
schichtig zei ze: ‘Jo ter Heul en Emilie Helmer of jullie even bij de Directrice wilt
komen niewaar?’
‘Waarvoor zeg?’ riep Pien tegen ons.
‘Philippien, je bent hier niet op straat niewaar?’
‘Nee jammer genoeg,’ zei Pien.
‘Maar waarom dan toch?’ vroeg Kit aan mij in 't voorbijgaan.
‘Ik zal 't je straks wel vertellen,’ beloofde ik.
In de gang vielen Pop en ik tegen elkaar aan van den lach. En ik moest tien keer
tegen mijn knie slaan, voor mijn lach weg was. Toen traden we op het heiligdom
toe. Pop klopte alsof ze een spijker in de deur moest doen.
‘Binnen.’ Bij de tafel zat de Generaal en ze keek ons heel fier en verontwaardigd
aan. Haar haar was wat nat geworden en er hing net zoo'n verdronken piekje achter
uit het aardappeltje wat tegen haar hoofd zit aangespeld. Ik zag dat Pop er
naar keek. 't Piekje wipte heel ondeugend op en neer als de Generaal haar hoofd
bewoog. En dat deed ze afkeurend.
‘Jo en Emilie, meisjes, ik schaam me over jullie!’ Pop trapte tegen mijn voet. We
keken onnoozel. ‘Het komt toch werkelijk niet te pas, dat jullie voor schooltijd al
met een heer gearmd op straat loopt, onder een parapluie. Foei!’
‘Ja maar 't regende,’ zei Pop.
‘Emilie, geen brutaliteit asjeblieft. 't Feit op zichzelf is ergerlijk genoeg. Ik zie me
dus ook genoodzaakt er jullie ouders van in kennis te stellen.’ Nu trapte ik Pop.
‘Niets zeggen,’ bromde ik uit mijn linkermondhoek.
‘Goed,’ zei Pop uit haar rechterdito.
‘Jouw houding Jo was heel ergerlijk en zeer onbehoorlijk.’ Ik probeerde te blozen,
maar 't lukte me niet hard. Daarom keek ik strak naar mijn bemodderde schoenpunt.
‘Van beschaafde, welopgevoede meisjes had ik zooiets niet kunnen denken,’ zei de
Generaal met klem. Pop staarde ook naar haar vuile schoenen, en ik zag, dat ze
lichtelijk schudde. We zwegen als 't graf. Ik waagde het eens even op te kijken. 't
Piekje huppelde nog blijmoedig om het aardappeltje heen. ‘Kun je me zeggen Jo,
wie die heer was, waarmee je vanmorgen gearmd liep?’ Ik trapte Pop weer en zweeg.
‘Jij dan misschien Emilie?’ Pop schudde heviger maar zweeg ook. ‘Jullie wilt het
me dus niet zeggen? 't Is goed. Dan ben ik verplicht het je ouders te laten weten.’
‘Uw haar zit een beetje los,’ zei ik en ik wees op het piekje. Toen hoorde ik naast
me 'n snik, en ik zag hoe Pop grabbelde naar haar zakdoek. Ik stopte haar gauw den
mijne toe, die ik losjes, voor geval van een uitbarsting, in mijn hand had gehouden
gedurende de speeg. Ze verdween er direct met haar heele gezicht in.
‘Ik heb nooit geweten, dat je zoo verstokt en bedorven was Jo. Foei, jij alleen kunt
de heele geest in een klas bederven. Ik zal dit ook uitdrukkelijk aan je ouders
schrijven. Ik ben 't nog niet met mezelf eens, of...’
‘Oòò,’ dreunde Pop, stuipachtig in mijn zakdoek.
‘Of... e... Emilie, huil niet zoo mal. Jullie kunt wel gaan.’ De Generaal brak
plotseling af, stak een vinger uit en voelde tegelijk aan haar aardappel.
‘'t Zit een beetje naar rechts,’ waarschuwde ik nog.
In de gang gaf Pop een ontzettende gil van benauwdheid. De Generaal kwam nog
In document
Cissy van Marxveldt, De H.B.S. tijd van Joop ter Heul · dbnl
(pagina 83-87)