• No results found

Daar komt iemand de trap op en het is Kees, omdat hij over al de treden maar acht keer doet

Kees is al weer weg. Hij heeft erg moeten lachen om den man met den eenen tand.

Kees is wel gevoelig voor zulke dingen, vooral toen ik zei, dat Pop er ook bij was.

En hij zei, dat hij Pa wel eens onder handen zou nemen, stel je voor, en dat ik

misschien wel een reuze-opslag van zakgeld krijg. Weet je wat, ik ga naar bed. En

als Pa dan nog komt, dan slaap ik. Misschien droom ik wel van den opslag en dat

zal heel vroolijk zijn.

17 Maart.

Gisteravond na den eten heb ik Pa's speech gehad. 't Viel nogal mee. Toen Pa zei:

‘Hoe heb je het toch kunnen doen Jo?’ zei ik, ‘omdat ik heelemaal geen geld had

Pa.’

‘Maar dan had je het mij toch kunnen vragen?’

‘Ja maar dan zou u mij gevraagd hebben waar al mijn geld blijft.’

‘Dat zou ik toch wel eens willen weten.’

Ik had me al voorbereid. ‘Voor schoenveters,’ noemde ik op, ‘en voor pepermunt

als ik maagpijn heb, en voor een nieuw inschuif-potlood en voor postzegels.’

‘Voor postzegels?’ zei Pa. ‘Waarvoor heb jij postzegels noodig?’

‘Voor mijn brieven aan Net.’

‘Eens in de maand. Dat is net vijf cent.’ Daar zat ik.

‘Nu ja,’ zei ik, ‘maar het is toch weer een uitgaaf.’

‘Ja, enorm,’ zei Pa. ‘En hoeveel taartjes eet je wel?’

‘Dat weet ik niet precies.’

‘Zoo. Maar je hadt toch elke maand wat kunnen wegleggen, voor je zusters

verjaardag. Dat zou ik flink van je gevonden hebben. Dit is een kwajongensstreek.’

‘Ja Pa,’ zei ik.

‘Voel je dat nu ook wel?’

‘'t Was griezelig,’ zei ik, ‘en 't was een erge nare, oude man, nee, ik had er geen

grein plezier in.’

‘Ik geloof, dat je me niet wilt begrijpen Jo. Maar denk er aan, je haalt dergelijke

practijken niet meer uit hoor!’ Pa

was weer een en al frons. ‘Ik zou een volgend keer niet zooveel consideratie

gebruiken.’

‘Zou ik een misdadigen aanleg hebben?’ vroeg ik. Ik dacht, ik moet er toch het

mijne van hebben. Maar Pa lachte nota-bene en zei: ‘Ga nu maar aan je werk. Hoe

zou je rapport zijn?’

‘Ik denk wel, dat u ervan schrikken zult,’ zei ik. ‘Maar nu van de fraaiïgheid.’

‘Goed zoo,’ zei Pa. En daarmee was 't afgeloopen.

Julie doet nog steeds vertoornd. Ze heeft nu natuurlijk een ring aan, maar ik doe

net, of ik die niet zie. Ze heeft er gisteravond precies twintig minuten op zitten turen,

maar ik heb al dien tijd verschrikkelijk gegaapt, dus 't genot was niet onvermengd.

Jog doet luidruchtig op school; hij meent het niet natuurlijk, maar hij weet niets

beters. En in een oude karaf staat mijn bos radijs, die werkelijk aardig is opgebloeid.

Julie kijkt er met geen blik naar om.

18 Maart.

Kees kwam vanmiddag, vòor Juffrouw Wijers er was, bij me binnen met een zakje

bonbons, en hij zei: ‘Wat voor je te snoepen Joost.’ Ik was zeer verbluft.

‘Wat moet ik voor je doen?’ vroeg ik.

‘Niets,’ zei Kees. ‘Je bent toch ook een kattekop.’

‘Er is zeker wat met Pop gaande.’

‘Nee.’ En hij ging op de tafel zitten.

‘Dan niet,’ zei ik, en zocht een rhumboon uit, schoof toen Kees het zakje toe. Kees

nam er geen notitie van, die floot met de handen in zijn zakken.

‘Die Kit Franken zag er Zondag ook wel leuk uit zeg.’

‘O, is 't nu Kitty? Of werk je de club af.’

‘Maar er is toch geen een zoo knap als Pop. En wat is die ouwe heer van haar een

aardige baas.’

‘Ja, dat kan een leuke schoonpapa worden.’ Ik at een rose suikererwt op. 't Waren

geen marrons glacées, waar Julie altijd mee schermt.

‘Ze hebben telefoon hè bij Pop thuis?’

‘Ja. Wou je haar opbellen.’

‘Nee, dat je moet jij doen.’

‘Zoo,’ zei ik, en knapte een nougat-achtig iets middendoor.

‘Ja, bel jij haar nu op om vanavond te wandelen. Spreek ergens af, en dan ga ik.’

‘Wat een onzin.’

‘Joost, ik doe 't later voor jou. Met liefde.’

‘Maar 't zal voor mij nooit noodig zijn. Dat knap ik zelf wel op.’

‘Als Pop me zoo laconiek aankijkt Joop, dan kan ik geen woord zeggen. Ze heeft

van die diepe oogen hè?’

‘Nooit op gelet,’ zei ik.

‘En als ik nu eens een heele avond met haar kan praten, dan geloof ik wel, dat ze...

dat ze... gewoner, enfin, anders tegen me worden zal. Dat snap jij nog niet natuurlijk.’

‘Nee. Zoo'n schaap ben ik.’

‘Doe je 't Joost?’

‘Ik houd niet van omkooperij.’

Toen hoorde we 't belletje van Juffrouw Wijers.

‘Is de huiskamer veilig?’ vroeg ik.

‘Je bent een fideele kerel,’ zei Kees en sloeg me op mijn rug. - Ik heb Pop natuurlijk

getelefooneerd en ze was erg verrukt, dat ik uitmocht. We hebben afgesproken bij

het tramhuisje en Kees heeft den heelen middag in zijn kamer zitten fluiten.

Toen ik juffrouw Wijers uitliet, bracht Jog net Julie thuis. 't Was voor het eerst,

dat ik hem na de Zondagscène weer met Julie zag, en ik dacht: ‘Als ik nù verlegen

tegen hem doe, dan ben ik voor altijd verloren.’ Dus deed ik heel fier. ‘Zoo jongelui,’

zei ik kerelachtig. Julie strekte haar armen naar Jog uit, om van haar mantel verlost

te worden en ik bleef er naar staan kijken.

‘Mooi weer hè?’ zei ik.

‘Ja,’ zei Jog.

‘Hebben jullie samen gewandeld?’ - Jog hing met zijn gezicht over Julies nekharen

en zweeg. Dat vond ik geen manier van doen en ik zei dus met verheffing van stem:

‘Ik vroeg, of jullie gewandeld hebben samen?’

‘Dat zie je’, zei Julie. ‘Is Ma thuis?’

‘Nee, er is niemand thuis, behalve Kees en ik.’

‘Nou Jog, laten we dan maar naar boven gaan, naar mijn kamer.’ Ik klom

gedecideerd achter hem aan, en ik had veel puf om aan Jog zijn broekspijpen te

trekken, maar dat durfde ik toch niet goed. Ik stapte meteen Julie's kamer mee binnen.

Maar Julie draaide zich vertoornd naar mij om.

‘Wat kom jij hier doen?’

‘'t Is beneden zoo ongezellig.’

‘Maar je hebt hier niets te maken Jo. Ga naar Kees z'n kamer.’

‘Kees kan me ook niet gebruiken, en 't is hier warm.’ Ik ging op den divan liggen,

zoodat Jog en Julie elk in een Oud-Hollandschen stoel moesten gaan zitten. Jog deed

het, maar Julie bleef staan.

‘Als jij hier wilt blijven, mij goed, maar dan ga ik weer naar beneden. Kom Jog.’

‘Och, het hindert toch immers niets, dat Jo hier is,’ zei Jog. En 't waren werkelijk

de eerste verstandige woorden, die ik hem ooit heb hooren spreken. Ik was er dan

ook zòo door getroffen, dat ik uit mezelf zei: ‘O, ik ga al weg.’

Julie deed aan tafel vreeselijk vertoornd; ik geloof dat ze nu al de eerste ruzie met

Jog beet heeft, omdat hij het gewaagd heeft, dàt tegen me te zeggen. Daar hoor ik

Kees thuiskomen.

Ik heb gebruld zoopas. Kees kwam met zoo'n lang uitgerekt gezicht bij me binnen,

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN