• No results found

hoorde niet eens, dat Zuurtje binnenkwam, en ik slingerde mijn liniaal boven mijn hoofd, om nog een laatsten flinken mep te geven, toen ik voelde, dat ik nog wat

anders raakte. Ik keek om; 't was Zuurtjes arm geweest, tenminste dien wreef ze.

Mies kreeg voor 't gemak een geweldige huilbui toen ze Zuurtje zag, en omdat ze

Zuurtje's lieveling is - van die houtenklazige, valsche mispunten zijn altijd de

lievelingen op school - werd ik weggestuurd. En Zuurtje zei: ‘Schaam jij je niet?’

Mijn handen tintelden, en ik geloof, dat ik vuurrood zag. Mijn strik hing onder aan

een puntje van mijn haar. Kit redde hem nog net.

‘Schàam jij je niet?’ vroeg Zuurtje nog eens, en ze voelde weer aan haar arm.

‘Natuurlijk niet,’ zei ik fier.

‘U begrijpt toch wel, dat Joop het niet voor de mop deed,’ zei Kit. ‘'t Is de schuld

van dat lamme kind geweest. Bulk toch niet, flauw wicht.’

‘Als je nog éen woord zegt, Kitty, dan ga je er ook uit.’

‘Met plezier,’ zei Kit. Toen was ik net bij de deur. Ik wachtte nog even, maar

Zuurtje gunde Kit dat plezier weer niet natuurlijk.

Op de gang kwam ik Jog tegen, die naar huis zou gaan. Hij doet nog altijd schuldig,

als hij me ziet, net of hij 't niet helpen kan, dat hij met Julie verloofd is.

‘Zoo,’ zei ik, ‘ga je al weg?’

‘Ja. Waar kom jij vandaan?’

‘Uit de klas. 'k Ben weggestuurd.’

‘Hoe komt dat nu weer Jo?’

‘'t Zit in de lucht. Ik ben baldadig den laatsten tijd.’ Ik zag best, dat Jog schrok,

en hij wou al naar beneden loopen. Maar ik wandelde met hem mee, dat gaf weer

vijf minuten afleiding.

‘Je hebt een goed natuurkundecijfer Jo,’ zei Jog, om me te paaien natuurlijk. Daar

kan ik nooit tegen.

‘'t Kan me niets schelen,’ zei ik. ‘Kom je vandaag bij ons thuis? Waarom ben je

zoo onzichtbaar den laatsten tijd? Of sleep je Julie overal mee heen?’

‘We hebben visites te maken,’ zei Jog, en werd steenig, want beneden op de gang

stond de Generaal, die naar boven wou klimmen. Jog bleef natuurlijk op den overloop

wachten en ik

ook, en omdat ik graag aan de Generaal toon, dat Jog familie van me wordt, zei ik

heel hard: ‘Als je vanmiddag komt Joàchim,’ ik drukte verschrikkelijk hard op zijn

naam, ‘dan zal ik je wat moois laten zien.’ Het aardappeltje van de Generaal was

ook al haast op den overloop, en daarom zei ik met nog meer klem: ‘Hoe laat kom

je vandaag?’ Jog boog voor de Generaal, die nu heelemaal op den overloop stond en

mij aanstaarde.

‘Wat doe jij hier Jo, op dit uur?’ Jog wist niet, wat hij moest doen, wegloopen, of

als aanstaande zwager blijven staan en zijn familielid hooren bestraffen.

‘'k Ben weggestuurd juffrouw.’

‘Zoo. Dat is wel aardig, om vlak voor de vacantie nog weggestuurd te worden.’

‘Ja,’ zei ik, en ik keek heel bedenkelijk.

‘En waar ga je nu naar toe?’

‘Nergens. Ik breng mijnheer Smidt maar even naar beneden.’

Jog z'n haar bloosde haast en hij was natuurlijk woest op me geworden onder de

bedrijven door. ‘Och mijnheer Smidt,’ zei de Generaal, en ze lachte zoo liefjes, ‘ik

moet u nog spreken. Wilt u even meekomen naar mijn kamer?’

‘Zeker Directrice, zeker.’ Jog zegt altijd directrice, ik zal het hem nog moeten afleeren,

want het is net of we in een ziekenhuis zijn.

‘En Jo,’ zei de Generaal, ga jij in II B zitten, dan zal ik je werk geven.’ Als een

lam klom ik weer mee naar boven. II B was leeg, daar hadden ze teekenles, dat zag

ik op den lesrooster staan. Ik zocht een plaatsje voor het raam. In II B kun je zalig

naar buiten zien, 't is eigenlijk jammer, dat ik die klas al door ben. Ik zat op de bank

van Mabs Beekman, want

dat stond wel zes keer door den lessenaar heen geschreven. Mabs is een leukerd om

te zien en ze zwerft ook op ongewone uren door de school. Dat is een goed teeken.

Ik schreef onder al de Mabsen Joop ter Heul, en ik was net bezig haar een

vriendschappelijk briefje te schrijven, toen de Generaal binnenkwam met een stapel

sommen voor me en een preek, die ik vergeten ben. Er komt natuurlijk een

reuzeaanmerking op mijn rapport te staan, enfin, anders zou het ook te mooi zijn. Ik

heb drie van de twintig sommen gemaakt en uit het raam proppen gegooid naar de

lui, die voorbij gingen. Maar ze hebben me niet ontdekt. En toen heb ik op den

lesrooster nog een prachtige bruid geteekend met een kind aan de hand, en er onder

geschreven C.G.L. 't Beteekent niets, maar ze zullen zich wel suf prakkezeeren.

26 Maart.

Julie wordt nog maar aldoor gelukkiger. 'k Ben benieuwd, wat het eind zal zijn. Ze

praat alweer tegen me, sedert de bos radijs verdord is. Ik dacht natuurlijk stellig, dat

Jog er wel over gemeierd zou hebben, dat ik uit de klas gestuurd was gister. En omdat

Julie gisteravond niets zei, vroeg ik: ‘Hoe was Jog vandaag?’

‘Schattig,’ zei Julie. ‘Hij is toch zoo'n engel Joop. Altijd even lief en geduldig. En

hij is zoo fijngevoelig.’

‘Ja, dat kun je wel aan hem zien,’ zei ik: ‘Daarom bloost hij zeker zoo gauw.’

‘Hij bloost nooit.’

‘Voor jou niet misschien. Maar wel voor de Generaal,’ zei ik. ‘Ik geloof, dat de

Generaal verliefd op hem is.’

‘Dat is weer echt iets voor jou.’

‘Heeft hij je nog verteld, dat hij vandaag een apartje met de Generaal gehad heeft?’

‘Hij praat nooit over school.’

‘O nee?’

‘Nee, nooit. Als ik hem wel eens vraag, hoe het met jou gaat, dan zegt hij altijd,

dat je flink je best doet. Ik geloof er niet veel van, zoo niet.’

Julie plezier te doen, en omdat ik Jog nogal fideel vond. Maar ze zei vriendelijk:

‘Begin asjeblieft niet weer vervelend te worden.’

Zaterdag krijgen we ons rapport. Juffrouw Wijers is nòg verlangender dan ik. Ze

kent Mies Brouwer nota-bene; ik heb haar gistermiddag verteld hoe ik die afgeranseld

had.

‘Vond je dat noodig?’ zei ze, en toen keek ze werkelijk even als een echte

onderwijzeres.

‘Ja zeker,’ zei ik. ‘Ze had het verdiend. O, 't is zoo'n laf schaap. Vindt u ook niet?’

‘Dat kan ik niet vinden,’ zei juffrouw Wijers.

‘Enfin, dan niet. 't Kan me ook niets schelen,’ bromde ik, en ik stootte een partijtje

boeken van de tafel. Met opzet. Want het kan me wel schelen. Ik kan 't gewoonweg

niet uitstaan, dat ze lievig doet tegen Juffrouw Wijers, want zoo is ze heelemaal. De

valsche kat. Ik heb me eigenlijk nooit om haar bekommerd, maar nu ze dat zoo

geniepig zei van kinderjuffrouw, nu kan ik haar niet meer zien.

28 Maart.

Naast me ligt het rapport en ik heb geen een onvoldoende. Maar ik voel me bezwaard.

Zoo'n rapport-morgen ben je toch altijd in een andere stemming. Anders loopen Pop

en ik meestal samen naar school, maar nu vonden we bij het tramhuisje de heele club

al, en zelfs Kit zag er somber uit.

‘Ik heb vandaag zoo'n voorgevoel, dat ik zitten blijf,’ zei ze. ‘En wat wordt het

dan ongezellig voor me. Brr, ik mag er niet aan denken.’

‘Als ik zitten blijf,’ zei Connie, ‘dan ga ik naar de Huishoudschool. Daar heeft

moeder me al mee gedreigd.’

‘'t Komt jou wel van pas,’ zei Pien, ‘met Ru en zoo. Dan moet je toch kunnen

koken later.’

‘Och, we gaan allemaal wel over,’ zei Pop. ‘Stel je voor, daar kun je toch niet over

oordeelen vier maanden voor den tijd.’

‘Nou,’ zei Pien, en ze keek ook al bedenkelijk. ‘Ik zal wel een tien voor teekenen

hebben, maar daar heb ik wat aan.’ Loutje en Noor waren heelemaal niet bang, die

hebben altijd

goede cijfers. En Pop is de kraan van het stel. Wat zullen zij en Kees later vreeselijke

knappe kinderen krijgen.

Op school was 't ook al een gedrukte bende. Die malle concierge liep door de

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN