Kit is Donderdag voor een heele week van school gestuurd. Dat lijkt me toch wel
naar. Niet dat je niet naar school hoeft natuurlijk, maar om het thuis te moeten zeggen.
Kit heeft het twee dagen stilgehouden, maar vanmiddag zei ze, dat ze doodlam werd
van dat zwerven door de stad, 't is nog te koud, om in het park te gaan zitten. En nu
zal ze 't vanavond maar opbiechten en ze denkt dat haar Vader wel kwaad zal zijn,
omdat dit wat nieuws voor hem is. Want Georgien is nog nooit weggestuurd vroeger.
't Begon Donderdag erg gewoon. Pien had een klein
kinderpianotje in haar tasch van haar broertje, met een hamer erbij. Kit zei dadelijk:
‘Wedden, dat ik Zuurtje vanmorgen met muziek inhaal?’
‘Doe 't maar niet,’ zei Pien, ‘want je wordt direct de klas uitgestuurd.’
‘Alsof dat het ergste is,’ zei Kit verachtelijk.
‘Zing jij erbij Joop?’
‘Dank je wel, dan denken ze weer, dat ik aan het opruien ben.’
‘Flauw,’ zei Kit en stak de piano in haar blouse. 't Builde erg uit en de Generaal,
die het eerste uur les gaf, keek er zoo kippig naar. Op 't laatst zei ze: ‘Wat heb je toch
in je blouse zitten Kitty?’
‘Een zakdoek Juffrouw.’
Ja, daar kon de Generaal niet veel op zeggen en ze bromde maar zoo'n beetje.
Maar ze was nog niet om den hoek van de deur verdwenen na 't eerste lesuur, of de
piano stond al op de bank. En toen Zuurtje binnenkwam, hamerde Kit, en ze zong
er bij nota-bene met een gezicht, alsof ze het tegen Zuurtje zelf had:
‘Lieve Lente schenk uw zegen, ‘Vriendelijk voorjaar, kom, o kom.’
‘Wil je onmiddellijk ophouden Kitty?’ schreeuwde Zuurtje. Ze moest wel schreeuwen,
want Kit gilde compleet:
‘Strooi Uw bloemen allerwegen, ‘Breng ons gras en kruid weerom.’
‘Kitty!!!!.’
‘Ja, even wachten,’ wenkte Kit, ‘'t is zoo uit. Tralalalalalala, tralalalalalala
-trala...’
Maar toen greep Zuurtje Kit bij een mouw, en ze zag er verhit uit.
‘Verlaat de klas onmiddellijk. En je wacht om twaalf uur.’
‘Goed,’ zei Kit. En ze greep de piano onder haar arm en wandelde weg. Misschien,
dat het nog bij een reuzepreek gebleven was, als Kit niet boven op de trap was gaan
zitten, en vlak bij onze deur gejubeld had:
‘Zeg kwezelken, wildet gij dansen ‘Ik zal er u geven een ei.’
En omdat het zoo klonk door de leege gangen, kwam de Generaal uit II B schieten,
en Zuurtje in blinde woede uit ons locaal. En die vonden Kit en de piano en den
hamer en alles heel genoegelijk boven op de trap. Zuurtje stikte haast in haar woorden,
toen ze de Generaal vertellen wou, wat Kit allemaal gedaan had. En de Generaal
stuurde haar toen direct voor een heele week weg. Kit moest nog even wachten op
een brief, die de Generaal aan haar vader schreef. Gelukkig, dat ik het kwezelke niet
gemaakt heb, anders was ik er misschien ook weer bij geweest. Kit zal den brief nu
ook vanavond overgeven, en ik heb haar nog getroost, dat het allemaal door haar
muzikalen aanleg gekomen is. Daarop zal Kit het nu gooien. Misschien, dat haar
vader het dan nog wel aardig vindt. Ik hoop het voor haar.
19 April.
Kit mag nu 's avonds niet meer uit. Dat is nu al het derde club-eere-lid. Vanmiddag
zijn Pop en Pien en ik even naar haar toegegaan, en hun meisje wou ons eerst niet
eens inlaten. 't Is zoo'n rood-harige sladood, en ze keek zoo geheimzinnig.
‘Doe niet zoo mal,’ zei ik. ‘Ze is toch thuis?’
‘Ja maar, ze mag niet...’ Maar toen verscheen Kit al boven op de trap. ‘Kom maar
hier hoor, ik kan jullie net twintig minuten herbergen. Dan komen Moeder en de Pipa
weer thuis. 'k Heb stràf.’
Boven vertelde Kit het relaas. Ze was heel fier met den brief naar haar vader gestapt
en ze had gezegd: ‘Pipa, ik ben van school bestuurd, voor een heele week. 't Staat in
dezen brief. Maar 't komt door mijn muzikalen aanleg.’
Haar vader was kwaad, omdat de Russen aan 't kelderen zijn, zei Kit, en 't kwam
dus niet gelegen. Hij roetste den brief open las hem en is er toen mee naar de Generaal
gestevend, die natuurlijk nog eens een extra-boekje van Kit heeft opengedaan. Flauw
van zoo'n groot mensch. En nu moet Kit de heele week op haar kamer blijven, ze
mag niemand zien, ze moet Duitsch en Rekenen bijwerken waarin ze schandelijk
slecht is, en ze mag tot de groote vacantie niet meer 's avonds op straat. Ze hoopt,
dat de Russen nu maar weer gauw omhoog gaan, want ze denkt, dat haar vader het
dan wel meteen vergeten is. We zaten nog
bij haar, toen haar ouders thuiskwamen, en het werd toen erg penibel, want haar Pipa
klom meteen naar boven. Wij verdwenen als muizen door de schuifdeuren, en rolden
achter mekaar door een slaapkamer, die op de gang uitkwam. Georgien, die net de
trap opklom, schrok, toen ze ons naar beneden zag kruipen. Maar ze begreep het
direct en loodste ons door de keuken en door den achtertuin naar buiten. Toen
ontdekten we, dat Pop haar taschje vergeten had, maar dat was niet erg, want er zat
niets in als twee visitekaartjes van Betty, en een ansicht van Kees, maar daar staat
Joop op, dus dat kan geen kwaad. Julie vertelde me gisteravond, dat ze met Jog samen
een zomerhoed gekocht heeft.
‘Met je verkouden gezicht?’ vroeg ik.
‘Ja, want als hij me dàn goed staat, dan flatteert hij me zeker, als ik er gewoon
uitzie.’
‘Moet je niet zeggen,’ zei ik. ‘'t Staat je nogal, zoo'n beetje vervellerig.’
‘'t Is een schat van een dopje,’ zei Julie. ‘Wit met kleine theeroosjes.’
‘Hoe staat hij Jog?’ vroeg ik.
‘Weet je niets anders te zeggen?’
‘Nee. Waar heb je 't geval?’
‘Op Ma's kamer. Wil je 't zien?’
‘Ja, haal maar hier.’ Ik stond al in mijn nachtpon, toen Julie er mee binnenkwam,
heel voorzichtig op haar hand. Ik nam het natuurlijk direct van haar over en duwde
er mijn hoofd in.
‘Wees toch voorzichtig,’ gilde Julie. 't Stond me zoo mal, en ik draaide net als
Julie voor den toiletspiegel heen en weer.
‘Ik weet zeker,’ zei ik, ‘dat Jog later verliefd op mij wordt. Dat hoor je wel meer
van jongere zusters.’
‘Hoe kom je zoo idioot,’ zei Julie.
‘Omdat ik het weet. Je zult het zien. Jog is al veel aardiger tegen mij dan vroeger.
En hij kent mij ook langer dan jou.’
‘De onzin,’ zei Julie, en ze rukte me haast den hoed af.
‘Je hoeft er anders niet bang voor te zijn,’ zei ik bemoedigend. ‘Want Jog is
heelemaal mijn smaak niet.’
‘Pig,’ zei Julie weer eens voor de verandering, en ze wandelde weg met den hoed
vol theerozen.
Hoofdstuk XIV.
21 April.
Ik kan niet geregeld meer schrijven, want de lessen hoopen zich op gewoonweg. Er
schiet niet eens meer een praatje met juffrouw Wijers over. We werpen ons direct
op de boeken en aan 't eind heb ik de kramp in mijn kaken, zoo hard heb ik geprobeerd
om mijn gapen in te houden. Juffrouw Wijers gaapt nooit, en ze ziet er toch niet sterk
uit. Eens vragen hoe dat komt.
Pa kent me weer. Vandaag heeft hij me bevolen, om hem in 't vervolg direct te
zeggen, wanneer ik de klas uitgestuurd ben. Ik kan 't niet bar leuk vinden; ik heb
liever één reuze-standje dan tien verschillende speegen - zoo noemt Kees het.
Overmorgen is Pop jarig, en nu weet Kees niet, wat hij haar geven moet. Een broche
vindt hij natuurlijk niet leuk met het oog op Lotte, en postpapier heb ik hem afgeraden,
want dan raakt het ook uit. Vide Netty en Jaap. - Zoo zou Pa het zeggen. - Ik weet,
dat Pop graag een bagagedrager wil hebben op haar fiets, maar dat vindt Kees zoo
alledaagsch. En nu bemoei ik me er niet meer mee. Maar ik wed, dat hij straks weer
komt zaniken of ik nu werkelijk niet wat anders kan bedenken voor Pop. Hij vergiste
zich straks en zei Poppie. Ik denk wel, dat ik naar haar verjaardag mag. En als we
Kit en Connie kunnen loskrijgen, is de heele club weer present.
Lotte Boom is ziek, die heeft blindedarmontsteking. - Ik denk, dat Julie het nu ook
wel krijgen zal. - Maar 't is niet erg, want ze hoeft niet eens geopereerd te worden,
ze moet alleen maar rusten en Julie zegt, dat H. de Wilde schattig voor haar is, en
haar elken dag bloemen stuurt. Wat zal dat een dure blindedarm worden, als ik alleen
maar denk aan mijn bos radijs voor f 1.50. Pop heeft mij de drie gulden voor den
photograaf gegeven; ze heeft ze maar zoo van haar vader losgekregen, toen ze zei,
dat het voor een zwemabonnement was. Nu wil ze ze niet
terug, omdat we toch later familie worden, zegt ze. Maar dat wil ik niet, en ik leg
elke week een stuiver weg.
25 April.
Pop's verjaardag is alweer voorbij. Ik ben over twaalven thuis gekomen. Eerst heb
ik nog met juffrouw Wijers gevost van half zeven tot half negen en toen ben ik naar
Pop gerend. Voor ik wegging vroeg ik nog gauw aan Pa:
‘Zijn de Russen al aan 't stijgen?’
‘De Russen?’ zei Pa. ‘Hoe kom je dáárbij?’
‘Dat wou ik graag weten voor Kit.’
‘Zoo. Nu, dan zeg je maar tegen Kitty, dat ze bijna waardeloos zijn.’
‘O jakkes,’ zei ik.
‘Ik wist niet,’ zei Pa, en hij lachte zoo'n beetje, ‘dat Kitty in effecten doet.’
‘Ja,’ zei ik maar, ‘'t kan soms raar in de wereld,’ want ik wou natuurlijk niets
zeggen van haar vader.
Kitty was er niet en Connie ook niet. Pop is nog naar allebei toegeweest om te
vragen of ze komen mochten, maar Ma Raland had heel fier gezegd: ‘Het is beter,
dat Connie dezen keer thuis blijft. Een volgend jaar graag.’
‘Ja, maar ik weet niet, of ik dàn wel jarig ben,’ had Pop heel oliedom beweerd.
En Ma Raland dacht, dat Pop haar voor den mal hield, en ze had zoo wild met haar
hoofd geschud.
Kitty's vader zei, dat Kit misschien te muzikaal worden zou, als ze nu al weer naar
een fuif ging. 't Is toch flauw, want Kit heeft wel erger dingen gedaan. 't Was erg
moppig bij Pop. Er waren eigenlijk alleen leuke menschen; Dolf en Betty deden heel
gewoon, ze zaten niet eens naast elkaar. We hebben nogal veel gezongen en Pien is
over een tafeltje met wijnglazen gevallen. 't Was jammer voor haar jurk, want dat
was een zandkleur, zooals Betty zei, en nu is hij rood. Wel mooier, als 't maar egaal
was. Ze zal hem nu laten verven.
Tegen een uur of elf werd er een beetje bibberig gebeld en ik wist dadelijk, dat
het Kees was. Ik gaf Pop nog een por om hem open te maken, maar Pop snapte het
niet en trapte me vriendelijk terug. En toen kwam Kees binnen, zijn rechterjaszak
bobbelde heelemaal uit, daar zat een cadeau in natuurlijk. Ik wist niet, wat het was,
want hij was kwaad op me geworden, omdat ik hem niet wat beters had weten te
zeggen, dan een bagagedrager. Kees is anders altijd heel kerelachtig, maar nu
knipperde hij met zijn oogen, en liep ook al tegen het tafeltje op, waar Pien over
gevallen was. En tegen meneer zei hij Betty. Die zei: ‘Zoo Johan, kom je ook eens
oploopen, dat is aardig.’
‘Ik kom Joop halen,’ zei Kees.
‘Stel je voor,’ riep Pien, en verslikte zich toen haast in haar taartje. Meneer zette
Kees naast zich neer, een heel eind bij Pop vandaan, en ik probeerde elke vijf minuten
tegen hem te knipoogen, want ik was heelemaal niet kwaad op hem; maar meneer
ving ze allemaal op en hij zei: ‘Die Lies is toch een vroolijke meid. Je nebt zeker
altijd schik in je leven, hè Lies?’
‘Nee, alleen in de vacantie,’ zei ik, ‘en dan nog maar half.’
Ik begon echt plezier te krijgen in Kees z'n pakje. Hij zat er zoo vreeselijk verlegen
mee, dat kon je aan alles merken, en hij zag heelemaal geens kans om het Pop in
handen te spelen. Ik wees er Pop nog op, maar die snapte het niet. Ik zou in die dingen
toch veel pienterder zijn.
Dolf vroeg Kees nog wat over een voetbalwedstrijd, en daar is Kees anders zoo
In document
Cissy van Marxveldt, De H.B.S. tijd van Joop ter Heul · dbnl
(pagina 179-185)