het vroeg: ‘My old Kentucky Home.’ Ze weet, dat ik dat zoo mooi vind. Ja, ze hebben
wel een heerlijken avond gehad de jongens, en wanneer ik zoo oud als Julie ben, dan
zal ik al mijn krachten wijden aan de Jopopinoloukicoclub. Wanneer Pa tenminste
niet iets griezeligs met me voorheeft - ik heb hem eens iets hooren beweren van een
taalacte - want dan komt er weer niets van. Maar enfin, laten we daar nog geen zorg
over hebben; we hebben vanmiddag plechtig beloofd, wij zevenen, met de hand op
mijn gehavenden atlas, dat we de club ons heele leven lang zullen steunen. En dat
maakt meteen onze vriendschap zoo sterk en hecht.
je op mijn gevlekte briefkaart - 't was niet van tranen hoor. zooals je dacht, maar ik
had er water over gemorst - las, dat ik je slechts nog één keer per maand, en dan op
een Zondag ik begin met een uitzondering op den regel, vanwege het oude jaar
-schrijven mag. Ik heb er me al lang weer rustig bij neergelegd. Ik houd nu een dagboek
aan en als je met Paschen komt, want daar reken ik stellig op, dan kun je nog lezen
wat ik aan mijn papieren vriendin, of is boek mannelijk, verteld heb. 't Is ook wel
aardig, zoo'n avondbabbeltje eigenlijk met jezelf. Als ik nog lust en tijd heb vanavond,
dan schrijf ik dezen brief nog even in mijn dagboek over. 't Is misschien een dolle
gril van me, maar alles wat ik meemaak komt in mijn dagboek, en volledigheidshalve
- weer zoo'n mooi woord voor een opstel - hoort dezen brief er natuurlijk ook in. Je
zult wel zeggen: ‘Wat slaat Joop aan 't zeuren.’ Maar ik wou 't je toch even vertellen,
voor ik met mijn wensch voor den dag kom. En die is, als elk jaar: Een prettige tijd,
mooie rapporten (brr) en - dat is wat nieuws: Geluk met Jaap. Wat leuk, dat je met
Sint een doos post van hem gekregen hebt. En een gedicht erbij. Die jongens kunnen
zoo echt schapig zijn, ik zeg niet dat Jaap het is hoor! 'k Vind het nogal voor hem
pleiten, dat hij zoo'n goeie smaak voor papier heeft. Want hij had net zoo goed rose
kunnen geven met een vergeet-mij-nietje in den hoek, of met een duif, die een brief
in zijn bek houdt. En dat is monsterlijk. Nee, bij die schapigheid denk ik aan Kees.
Kees is werkelijk wel leuk overigens, en hij doet ook nog wel eens wat voor me,
maar als Lotte bij ons is, dan houdt hij zich net, alsof ik nog een wiegekind ben en
hij, o minstens vijf en twintig. Dat is natuurlijk om indruk op Lotte te maken. Met
Sint had hij zeker geen geld voor cadeautjes, of hij vond het zonde, omdat Lotte elf
December jarig is. In elk geval, dien dag vroeg hij mij, of ik, als ik 's avonds naar
pianoles ging - ik heb nog altijd tweemaal in de week van 7-8 tingelingeling - een
pakje bij Lotte naar binnen wou zwingelen. En toen gaf hij mij een bruinig pak zeg,
nee maar, een chocolade hart rolde me maar zoo tegemoet, toen ik het in mijn hand
nam. Kees zei nota-bene tegen me: ‘Ezel, kijk dan ook uit.’
‘Kijk jij uit,’ zei ik, en huup, ik schudde zoo'n beetje
lijk, daar kwam een ananashart aanrollen. In tweeën. ‘Wat leuk,’ zei ik, ‘een gebroken
hart. Wat zal Lotte dat aardig vinden.’
Kees rukte me het pakje compleet uit de handen, en toen dansten nog over den
grond een marsepijnen varken en een doosje, waarvan het deksel wegrolde. Er zat
een monsterlijke broche in, in rose watten. Kees was vuurrood, en ik proestte om het
varken. Ik greep het beest bij zijn snuit en ik zei: ‘Wat zal Lotte blij zijn met jou
portret.’ - De wraak van het wiegekind. - Toen heeft Kees me geschud tot mijn tanden
rammelden, en ik heb hem gebokst, wel niet erg eerlijk met handen en voeten, maar
Kees is zoo sterk, tot hij me losliet. Natuurlijk hebben we het pakje toen samen weer
verzorgd en we hebben samen de helft van het ananashart opgegeten. Ik weet niet
of Lotte er erg verrukt over geweest is, want ik heb er niets meer van gehoord. Ik
heb er Kees nog naar gevraagd, maar toen zei hij erg liefderijk: ‘Val dood.’ In elk
geval draagt Lotte zijn broche niet.
Je vroeg me in je laatsten brief, of ik je nog iets meer wilde vertellen van onze
clubleden, omdat je eigenlijk Pop en Kit alleen maar goed kent. Daar gaat-ie dan.
Loutje de Poll is degelijk en ook nogal stil, maar zoo vreeselijk eerlijk zie je, en
rechtvaardig. Julie zegt, dat ze foei-leelijk is, maar dat is niet zoo, ze heeft zoo'n
trouw gezicht, met zulke open oogen. Ik houd veel van Lou, ze is nooit erg uitbundig,
maar je weet zoo, wat je aan haar hebt. Pien Greve is dòl. Ze draagt altijd van die
rechte jurken met een koord om haar middel. En 't staat haar leuk. Julie beweert, dat
ze zoo slordig is, en dat haar haar altijd wappert, maar Pien zou Pien niet zijn, wanneer
ze niet een haarlint verloren had of haar rok afgetrapt. Ze zijn met z'n achten van
broers en zusters en 't is bij haar thuis altijd even jolig en roezemoezig. Noor van
Ginkel is nogal deftig, wel vroolijk, maar die zal, al is ze nog zoo laat, toch nooit op
school komen zonder haar nagels goed te hebben verzorgd, dan eet ze liever een
boterham minder, geloof ik. Ze is eenig kind en nogal verwend, maar wel hartelijk
en lief, en ook erg eerlijk. Connie Raland is een type. Ze heeft erg veel zomersproeten,
's winters rook, en ze doet er van alles tegen. Den laatsten tijd waschte ze
zich met spiritus, elken morgen kreeg ze een beetje van het meisje, omdat haar moeder
het zoo'n onzin vond. Ze ging er natuurlijk groezelig uitzien, want ze kon zich nooit
heelemaal schoon wasschen met zoo'n vingerhoed vol spiritus. Ze vertelde zelf, dat
ze het op het tipje van een waschhandschoen goot en dan vlug ermee over haar gezicht
wreef. Want het vervliegt ook gauw geloof ik. Nu had Pop in een Engelsch modeblad
van Betty een recept gelezen, dat prachtig moest zijn. We begrepen het niet heelemaal
en daarom knipte Pop het uit, en zijn wij er zoo mee naar den apotheker gegaan.
Connie vroeg of hij er voor instond, dat het helpen zou.
‘Ik ben er zelf lelieblank van geworden dame,’ zei de man en grijnsde zoo'n beetje.
Toen had Connie er heelemaal geen vertrouwen in, en zei tamelijk onbeleefd, dat hij
het niet eens behoefde klaar te maken. Maar nu heeft Lou gehoord, dat wasschen
met warm water en soda zoo goed moet zijn. En we hebben Connie aangeraden om
zich eerst eens flink te schrobben, want ze leek wel gestreept den laatsten tijd. Ik
hoop maar voor haar, dat dit wat geeft, want ze schijnt het erg naar te vinden. Ik heb
haar nog verteld, dat ik verleden jaar - Connie woont hier nog niet zoo lang - een
steenpuist gehad heb op mijn wang, die een uur in de verte te zien was. Maar dat
troostte haar niet schijnbaar. Ze is anders ook erg aardig en ze kan vreeselijk lachen,
als ze niet tegelijk aan haar sproeten denkt.
Nu, Pop en Kit ken je. Twee bengels hè? Pop wordt zoo knap den laatsten tijd,
tenminste dat zegt Julie. Ik let er niet zoo op. Pop is wel wat vreemd met dat pikzwarte
haar en die lichte, blauwe oogen. De fuif is natuurlijk eenig geweest. Ik vind het wel
lam, dat ik nu nog slechts eerelid ben, maar later haal ik mijn schade in. Daarmee
dreig ik de jongens.
Nu Net, wensch ze thuis ook een gelukkig jaar hoor! En doe Jaap, de groote
onbekende, mijn groeten. Zelf een oudejaarspoot van je Joop.
2 Januari.
Nu begint de school al weer gauw. ‘De tredmolen,’ zegt Kit. Gisteravond hadden
wij een dinertje thuis; alleen de Boomen en Lotte en Mijnheer en Mevrouw de Groest
waren er. Lotte
deed zoo vreeselijk aanstellerig. Af en toe kneep ze haar oogen half dicht, zoodat je
alleen oogharen zag. Dat noemt ze kwijnend, geloof ik. Ze had een witte japon aan,
erg lagig, en daaruit kwam een hals als een snijboonenstok steken. Om haar middel
slingerde bevallig een goudkleurig touw à la Pien, en ze had ook zoo'n band in 't
haar. Ze heeft erg lange, dunne vingers en heel wit. Ik vind het altijd griezelig, als
ik zie hoe ze daarmee werkt. 't Was wel genoegelijk aan tafel. Pa kan zoo amusant
zijn, als hij wil. En Ma is eigenlijk alleen pas in haar glorie, wanneer ze menschen
om zich heen ziet en veel licht en bloemen.
Kees zat tegenover Lotte naast Mevrouw de Groest, en als Lotte dan weer heelemaal
ooghaar was, dan zuchtte hij haast van verrukking. Ik had hem kunnen stompen.
Mijnheer de Groest plaagde me nogal hij is erg aardig, zijn vrouw ook trouwens
-en ik geloof, dat Lotte dat niet erg zett-en kon. T-enminste ze zei ope-ens: ‘Was je
laatste rapport nog al goed Joopje?’
‘Ja, dank je,’ zei Joopje, ‘ik kan 't je niet laten zien, want de Generaal heeft het
alweer. Anders met plezier hoor?’ Pa humde, maar 't kon me niet schelen.
‘Het kind wordt in de laatste dagen zoo brutaal,’ zei Kees tegen mijnheer de Groest.
‘Het kind,’ smaalde ik. ‘Kees is ook heelemaal twee jaar ouder dan ik, àl zeventien.’
Toen had Kees me kunnen vermorzelen, want misschien denkt hij nog, dat Lotte
gelooft, dat hij bijna negentien is. En Lotte is al twintig geworden. Pa trok een
ik-stuur-je-van-tafel gezicht en toen heb ik me maar stilgehouden, en onbewegelijk
Lotte zitten aankijken, wat haar zenuwachtig maakte, dat zag ik best. Ze draaide eens
aan haar ringen, ze heeft massa's, en ze verschoof haar armband, en dan keek ze weer
zoo schichtig op. Maar aldoor ontdekte ze, dat ik haar nog aanstaarde. Ik begon er
op eens aan te gelooven, dat ik hypnotische kracht in mijn oogen heb, en ik vond het
griezelig, dat ik Lotte misschien onder hypnose zou krijgen. Stel je voor. Toen heb
ik maar van haar weggekeken, en ik zag dat ze herademde. Doch nu ga ik het den
eersten den besten dag op school probeeren met Zuurtje of ik neem een proef op
Smidt.
4 Januari.
Vandaag heeft Pa een generale repetitie gehouden van alles wat ik kende, of liever
In document
Cissy van Marxveldt, De H.B.S. tijd van Joop ter Heul · dbnl
(pagina 29-34)