• No results found

We zaten allemaal te reikhalzen om hem ook te krijgen en een paar zoeterds, die er niets van afwisten, vroegen zoo benepen, bang, dat Smidt ze hooren zou: ‘Wat

hebben jullie toch?’

‘Niets,’ zei ik heel hard.

‘Jo. Stil zijn!’

Roets, daar vloog Smidt naar Loutje. Loutje, die nooit zoo erg kan meedoen om

haar vader, zwiepte hem naar Noor.

‘Nora, wat doe je daar toch?’ zei Smidt, want Noor zat zoo verrukt te kijken, alsof

ze minstens een tien voor natuurkunde zag staan.

‘Ik bekijk een foto. Gewoon meneer.’

‘Als ik jullie nu nog één keer over een foto hoor spreken,’ zei Smidt, ‘dan neem

ik het ding in beslag. Denk er aan.’

Smidt schreef een formule op het bord, en huup, daar zwierde ‘Smidt’ naar Kit,

die gewoon te popelen zat, maar hij viel bij ongeluk op mijn bank. En Kit, die 't niet

meer kon uithouden, ging heelemaal achterover hangen, om met me mee te kijken.

Toen draaide Smidt zich om. Ik keek gauw even op, en hing weer met Kit over zijn

aanschijn.

‘Jo!!!!’ met vier uitroepteekens.

‘Ja meneer.’

‘Wat heb je daar?’

‘'n Foto meneer.’

Smidt gooide zijn krijt neer. ‘Geef hier dat ding. Nu is 't uit. Ga op je plaats Kitty.’

Hij kwam door de banken heen naar me

toeloopen. Dat was hèt oogenblik. De heele club stond overeind, ik ook, om het

Smidt plechtig te overhandigen.

‘Astublieft meneer.’ Smidt maaide het gewoon uit mijn handen, keek er naar, en

toen werd hij vuurrood. Zoo rood, dat ik dacht, dat zijn boord springen moest.

‘Hoe kom je daaraan Jo?!’

Daar was ik niet op verdacht. En ik keek de club rond. ‘Gevonden,’ riep Kit

achterom naar mij.

‘Zoo maar. Ergens opgediept.’

‘'t Is goed. Je blijft om twaalf uur. Schaamteloos,’ zei Smidt.

‘Maar wij waren er ook bij,’ riep Pop. ‘Kit en Pien en Noor en Loutje en Connie,

allemaal waren we erbij.’

‘'t Is voldoende als Jo blijft. We gaan door.’ En Smidt stak zijn verminkt evenbeeld

in zijn binnenzak.

Om twaalf uur bleef ik dus alleen achter. De club stond voor de ramen op me te

wachten. Ik durfde het gewoonweg niet vergeten, want Smidt was als een razende

ijsbeer geweest het heele uur. Om kwart over twaalf had ik, net als Julie, een prachtige

bruid geteekend, ook van opzij, met een verschrikkelijk mooie, lange sleep, en ik

was begonnen aan een bruigom, maar die was veel moeilijker, toen Smidt kwam. Ik

dacht, dat hij nog steeds woedend zou zijn, maar hij was akelig kalm en hij viel

meteen met de deur in huis.

‘Hoe ben je aan mijn foto gekomen Jo?’

‘Bij van Duinen, de fotograaf, lag hij. En toen hebben we hem meegenomen. Voor

de mop.’

‘Ja, dat was erg aardig bedoeld,’ zei Smidt. Ik vond het naar, dat hij het zoo roerend

met me eens was en ik begon aan den bruigom te klodderen.

‘En waarom heb jullie mijn foto dan zoo gehavend? Ook voor de mop?’

‘Nee, dat was een ongeluk.’

‘Zoo, en wat voor een ongeluk was dat dan? Heb jullie er misschien aan getrokken?’

Dat vond ik een uitkomst.

‘Ja,’ zeide ik, ‘we hebben er aan getrokken. Met z'n tweeën. En toen ging hij

middendoor. Zoomaar.’

‘Dat is wel merkwaardig,’ zei Smidt.

‘Ja, 't is erg merkwaardig,’ beaamde ik.

‘En aan iedereen heb jullie die foto zeker laten zien. Dat was ook erg grappig

natuurlijk.’

‘Dat is nietwaar! Niemand heeft hem gezien, en ik heb hem al vanaf Woensdag

thuis gehad. Alleen mijn zuster...’ begon ik in 't vuur van mijn edele verontwaardiging.

Dat is een zin uit een geschiedenisboek. Toen hield ik op.

‘Alleen je zuster...’ zei Smidt, en hij streek over zijn scheiding.

‘Ja, waar u mee gedanst hebt, zes extra's geloof ik, die heeft hem gezien.’

‘Juist,’ zei Smidt, ‘'t was, of ik wel zoo iets vermoedde. En je hebt haar natuurlijk

een massa nonsens erbij verteld.’

‘Ja. En zij heeft hem ook doormidden gescheurd, als u 't precies weten wilt,’ zei

ik opeens wraakgierig. Ik kan er niet tegen als Smidt hatelijk wordt.

‘'t Is goed. Nu weet ik genoeg. Je kunt wel gaan Jo.’ Ik wachtte, heel ezelachtig,

bij de deur nog even op strafwerk. Maar dat bleef uit, en tegen de club zei ik, dat

Smidt engelachtig geweest was en mij een lijst om de foto had aangeboden, die ik

geweigerd had.

4 Maart.

Ik heb alweer een paar dagen niet kunnen schrijven, want ik ben mijn schoenveter

met mijn sleutel kwijt geweest. Ik heb me er half razend naar gezocht, en onze heele

slaapkamer ondersteboven gehaald. Ik heb op mijn knieën onder onze ledikanten

gekropen, en toen Julie me heel beminnelijk vroeg: ‘Mis je weer eens iets? Gelukkig,’

heb ik even beminnelijk geantwoord: ‘Ja, 't portret van Smidt mis ik. Dat wou ik

voor jouw verjaardag laten omlijsten.’ Want Julie is over veertien dagen jarig, wat

heel benauwend is, omdat Ma er op staat, dat ik haar bloemen en een cadeau geef,

en nu heb ik nog de extra-uitgaaf voor de sik. Vandaag heeft Mina hem, den sleutel

bedoel ik, in de badkamer gevonden, achter de kuip. Ik snap niet, hoe hij daar

gekomen is, enfin, 'k ben wat verrukt, dat hij terug is, en ik heb me vanavond weer

direct aan mijn diary geslingerd. Dat heeft Julie op een rood-leeren boek staan dat

ze van een

Engelsche vriendin heeft gekregen. Er staat wat Engelsche onzin in, die ik best lezen

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN