• No results found

Hoofdstuk 3 Methodologie

3.2 Wijze van onderzoeken: rapporten en diepte- interviews

In deze paragraaf wordt besproken hoe het praktijkonderzoek wordt opgezet en uitgevoerd. Er wordt ook beschreven waarom voor deze methode is gekozen en wat de voor- en nadelen hiervan zijn. De uiteindelijke resultaten van het praktijkonderzoek worden in het volgende hoofdstuk uiteengezet.

3.2.1 Methodologie praktijkonderzoek

Er zijn verschillende soorten onderzoek te onderscheiden. Een onderzoek kan theorie- of praktijkgericht zijn (Verschuren en Doorewaard, 1995). Bij een theoriegericht onderzoek kan men zich vervolgens richten op theorieontwikkeling of theorietoetsing. Theorieontwikkeling is gericht op het aanvullen van de bestaande theorie. Theorietoetsing is onderzoek waarbij men bestaande inzichten toetst, eventueel bijstelt en/of verfijnt. In dit onderzoek is de theorie aan de hand van de probleemstelling onderzocht. Dit heeft geleid tot een model. Vanuit dit model wordt de theorie in de empirie getoetst en van richting bijgesteld. In het praktijkonderzoek worden

vooral recente ontwikkelingen of nieuwe fenomenen met betrekking tot e- business in de financiële dienstverlening belicht. Aangezien e- business nog een relatief nieuw begrip is in de financiële dienstverlening, zal er naast het bijstellen van de theorie, de theorie ook worden aangevuld.

Figuur 3.2: Inductie en deductie in het onderzoek

3.2.2 Onderzoeksstrategie

De keuze van de soort methode hangt af de onderzoeksvragen. Een onderzoeksvraag moet leiden naar de methode en de bronnen. (Grix, 2004) De methode van onderzoek welke

uiteindelijk gekozen wordt zal dus af moeten hangen van hetgeen de onderzoeker wil bereiken. Afwegingen

Omdat dit onderzoek empirisch van aard en er met name in de diepte onderzoek naar een specifiek onderdeel wordt verricht, is er gekozen voor kwalitatief onderzoek. Er wordt nieuwe ‘rijke’ informatie uit de empirie ontrokken. De complexiteit, diversiteit van dit onderwerp, alsmede de onontgonnen terreinen vragen om een methode welke met name potentiële diepgang in de onderzoeksresultaten mogelijk maakt. Met andere woorden: het onderzoek vraagt om een behoorlijke rijkdom aan (beschrijvende en verkennende) data. Dit in combinatie met de behoefte het kennisniveau van de onderzoeker betreffende e- business in de financiële dienstverlening binnen kort tijdsbestek diepgravend te verhogen zorgt voor een keuze voor de interviewtechniek. De organisaties kunnen worden gecategoriseerd in een nog te formuleren model en dit kan het beste door een klein aantal organisaties te onderzoeken en hierbij gerichte vragen te stellen, specifiek voor de organisatie in kwestie, rekening houdend met de organisatiestructuur en de externe omgeving van deze organisatie. Verder lopen we bij een enquête naast het risico van een lage respons, ook het risico dat de vragenlijst wordt ingevuld door de verkeerde persoon. Daar komt bij dat bij het spreken over e- business, dit van vele (interne en externe) factoren af hangt en niet expliciet te plaatsen is in een kwantitatieve vragenlijst. Het risico dat de gegenereerde gegevens uit enquêtes niet voldoende kwaliteit opleveren is zodanig groot, dat in het kader van het onderzoek gekozen wordt voor diepte- interviews bij agenten en ICT deskundigen, en documentatie- analyses van rapporten van brancheorganisaties.

In het onderzoek wordt in de diepte onderzocht, omdat er inzicht moet worden verkregen in e-business en de ontwikkelingsaspecten hiervan. Een dergelijk beeld kan gemakkelijker uit een praktijkonderzoek worden verkregen door een klein aantal onderzoeksobjecten uitvoerig te bestuderen, dan bij een survey waar vooraf vastgestelde en gesloten vragen worden gesteld aan een groot aantal onderzoeksobjecten. Bij een diepte- interview kan er bij verschillende aspecten van e- business worden stilgestaan.

Er wordt in het praktijkonderzoek bewust gekozen voor een bepaalde doelgroep, om zo de aansluiting van de onderzoeksresultaten bij het onderzoek te vergroten (zie hiervoor de doelgroep bij de afzonderlijke onderzoeksheden, paragraaf 3.3 tot en met 3.5).

De casestudy

In dit onderzoek zal een casestudy worden gemaakt van een aantal organisaties in de markt. De casestudy wordt voorbereid door documentatie van de organisaties over e- business door te nemen, daarna zal er een interview bij de organisaties worden afgenomen met open vragen maar met een vast patroon. Vooraf zijn standaardvragen gedefinieerd welke als leidraad dienen tijdens het interview. Echter, er zal ook bewust ingehaakt worden op ingangen welke gedurende de interviews naar boven komen. Dit om de rijkdom van de te verkrijgen informatie verder te vergroten. De vragenlijsten zijn gebaseerd op het ontwikkelingsmodel en zijn te vinden in bijlage D en F. Een casestudy is van belang wanneer er een hoe- of waaromvraag wordt gesteld. In dit

geval stellen we beide. Hoe gaan organisaties om met e- business en waarom kiezen zij voor de genomen of te nemen maatregelen?

In dit onderzoek maken we gebruik van de hiërarchische methode (Yin, 2003). Deze methode bestaat uit twee fasen, allereerst worden een aantal cases afzonderlijk en onafhankelijk van elkaar onderzocht. In de tweede fase dienen de resultaten hiervan als input voor een vergelijkende analyse over alle onderzochte cases heen. Er wordt bij deze analyse een verklaring gezocht voor de verschillen en overeenkomsten.

In dit onderzoek zullen documentatiebronnen en open interviews gebruikt worden om de casestudy te beschrijven. Bij het verzamelen van de gegevens voor de verschillende case studies zal documentatie bestudeerd worden zoals jaarverslagen, de website van de organisatie en eventueel andere documenten (nieuwsberichten, interne documentatie en presentaties) die

relevant kunnen zijn. Uit interviews zal het grootste gedeelte van de bevindingen worden gehaald. 3.2.3 Bezwaren op onderzoeksstrategie

De casestudy is een vorm van empirisch onderzoek. Het heeft echter een slechte naam om verschillende redenen. Ten eerste kan de onderzoeker slordig zijn en kan onderzoek worden verward met onderwijs. Ten tweede kan er weinig grond voor generalisatie zijn. Tenslotte kan het onderzoek te lang duren en intensief zijn. Om dit tegen te gaan in het onderzoek is onder andere gekozen voor gebruik van meerdere bronnen, waaronder interne documentatie

(beleidsdocumenten en presentaties). Een goede casestudy is geslaagd wanneer aan een aantal voorwaarden is voldaan (Yin, 2003). Ten eerste moet de studie significant zijn doordat de casus ongebruikelijk is, een publieke interesse kent en de onderliggende zaken van nationaal belang zijn (voor theorie en praktijk). Dit is met het onderwerp e- business zeker het geval, aangezien niet veel onderzoek is verricht naar de huidige vorm van e- business in de financiële dienstverlening, veel interesse bestaat voor het onderwerp en onduidelijkheid bestaat over de invloed er van op organisaties. Verder moet de casestudy compleet zijn. Hoewel dit moeilijk te operationaliseren is, kunnen wel de grenzen van het onderzoek expliciet zijn aangegeven en moet het duidelijk worden dat veel moeite is gestoken in het verzamelen van relevant bewijs. Uiteraard moet voldoende bewijs zijn geleverd en moet het rapport innemend zijn (duidelijk geschreven taal, heldere opzet). De analyse moet verder nog het meest significante aspect aan de casestudy beschrijven.

3.2.4 Structuur van de interviews

Naast de verscheidene documentatie van de onderzochte organisatie zal een open,

halfgestructureerd interview als bron van empirie gelden. Bij een open interview richt men zich bewust op het referentiekader van de geïnterviewde. De informatie uit het interview is kwalitatief, maar het is wel mogelijk de antwoorden van de verschillende vragen onderling te vergelijken. Om dit laatste beter mogelijk te maken is er gekozen voor een vast patroon in het interview,

zodoende is deze half gestructureerd. De casestudies zullen op dezelfde manier worden gestructureerd om een snelle en effectieve manier van verslaglegging te bevorderen. De vragenlijsten zijn te vinden in Bijlage D en F.