• No results found

In het spanningsveld tussen de mondiale netwerksamenleving en de lokaliteit van de groene buitenruimte van steden heeft het ontwerpproces dat ik hier aanduid als ‘Expeditie Agroparken’ zich voltrokken in de praktijk van werken aan landbouw en ruimtelijke ordening.

De term ‘expeditie’ heb ik ontleend aan de beschrijving door Sloterdijk8 van expedities in de periode van globalisering. Een expeditie is een methodische zoektocht, opgezet als een onderneming, die uitgaat van een ambitie. De expeditie in dit proefschrift, de zoektocht naar nieuwe vormen van landbouw in de metropool in

provide crucial leverage in attacking environmental problems through product and process design…” http://www.wiley.com/bw/aims.asp?ref=1088-1980&site=1, benaderd op 29 juli 2009.

6 Zij het dat de illegale Nederlandse wietteelt, althans de getolereerde vorm ervan, die zich afspeelt op vele zolderkamers en op slechts enkele vierkante meters per productie locatie eveneens als een zeer lucratieve vorm van landbouw zonder grond kan worden aangeduid.

7 Weliswaar heeft de intensieve veehouderij grote arealen akkerbouw in andere delen van de wereld nodig, waarop gewassen voor veevoer worden geproduceerd maar ook in deze akkerbouw stijgt de productiviteit gestaag en is per saldo steeds minder ruimte per eenheid product nodig.

8 Sloterdijk, P. (2006). Het kristalpaleis. Een filosofie van de globalisering. Uitgeverij Boom/SUN, Amsterdam.: p. 105: "De expeditie is de routinevorm van het als onderneming opgezette zoeken en vinden. Daardoor is de beslissende beweging van de reële globalisering meer dan een ruimtelijk geval van expansie; ze behoort tot het kernproces van de moderne waarheidsgeschiedenis. De expansie zou zich onmogelijk kunnen voltrekken als ze niet waarheidstechnisch en dus technisch tout court, van tevoren als openbaring van het tot dusver verborgene uitgestippeld was"

Maar terwijl Sloterdijk het begrip beperkt tot de periode van globalisering, die in zijn definitie rond 1945 werd afgesloten, wil ik het begrip ook in de Global Age blijven toepassen.

Context, doel en methode van dit proefschrift

het perspectief van duurzame ontwikkeling, startte rond 1992 in de beleidswereld van de ruimtelijke ordening. Vanaf 1996 werd ze voortgezet vanuit het wetenschappelijk instituut Alterra, onderdeel van Wageningen-UR, dat de relatie tussen ruimtelijke ordening en landbouw als belangrijke focus heeft. Daarna werden de agropark- ontwerpen verder ontwikkeld in het werken aan systeeminnovaties voor duurzame ontwikkeling met de focus op landbouw bij TransForum.

Expeditie Agroparken is de zoektocht naar duurzame ontwikkeling en de positie van landbouw en voedselvoorziening daarbinnen, in metropolen. Die vorm van landbouw wordt in dit proefschrift metropolitane landbouw genoemd. In dit proefschrift doe ik niet alleen verslag van deze expeditie maar ik poog er ook een theoretische verdieping aan te geven. Aan de hand van de verschillende ontwerpen zal ik een wetenschappelijk antwoord geven op de vraag of moderne landbouw in zijn metropoolomgeving duurzaam kan plaatsvinden. Dat is niet alleen een ecologische vraag, die ingaat op de relatie tussen deze landbouw en zijn fysieke omgeving. Het is ook een vraag naar de economie van de nieuwe ontwerpen: zijn ze winstgevend? Komen ze tegemoet aan marktvragen? En het is een vraag die ingaat op de behoeften van de mensen in en rond het systeem. Is het werkbaar? Levert het een leefbaar landschap op?

Naast deze vragen die gericht zijn op de inhoud van de ontwerpen, zal ik ook de kwaliteit van het ontwerpproces zelf wetenschappelijk evalueren. Is er daadwerkelijk sprake van een geslaagde innovatie? Komen de verschillende belanghebbenden in het proces voldoende tot hun recht en is hun kennis voldoende meegenomen? Wat zijn de leerervaringen?

Het wetenschappelijk doel van dit proefschrift is om antwoorden te vinden op de vraag of agroparken bijdragen aan duurzame ontwikkeling in metropolen en op de vragen hoe een agropark ontwikkeld wordt en hoe het ontwerp ervan tot stand moet komen.

Methode

De wetenschappelijke methode die hierbij wordt gebruikt is Action Research9. In de taal van ontwerpers kan de methode van werken worden aangeduid als ontwerpend onderzoek of co-design10. Het is ingenieurswetenschap met regionale ontwerpen als

eindproducten, waaraan wetenschappelijk onderzoek kon worden verricht in termen van haalbaarheid- en geschiktheidstudies maar ook in termen van procesevaluaties, die

9 Termeer, C. J. A. M. & B. Kessener (In Press. ). "Revitalizing stagnated policy processes: using the configuration approach for research and interventions." Journal of Applied Behavioral Science

10 De Jonge, J. (2009). Landscape Architecture between Politics and Science. An integrative perspective on landscape

planning and design in the network society. Thesis Land Use Planning & Landscape Architecture, Wageningen University and Research Centre, Wageningen.

zich richten op het genereren van meer generieke kennis over het boven omschreven dilemma. Dat onderzoek is interdisciplinair, het bevat zowel natuurwetenschappelijke (bètadimensie) als sociaal wetenschappelijke aspecten (gammadimensie) maar moet zich ook bezig houden met de esthetiek van ontwerpen en met de cultuurhistorie van de gebieden, waarin gewerkt werd, met de historische ontwikkeling van de landbouw en met de communicatie over het ontwerp naar alle betrokken stakeholders (alfadimensie).

De actie in action research, c.q. het ontwerp in ontwerpend onderzoek, is gericht op het genereren van inventies en interventies, uiteindelijk leidend tot systeeminnovaties, die nodig zijn om de landbouw in de ruimtelijke ordening van metropolen aansluiting te doen vinden bij de nieuwe uitdagingen van globalisering en netwerksamenleving. Of meer concreet, om de agroparken te ontwerpen en daadwerkelijk te implementeren. Omdat het steeds praktijksituaties van ruimtelijke planning betrof, waarin wetenschappelijke kennis voortdurend itereerde met de praktijkkennis van velen, die in de concrete projecten betrokken waren, is dit praktijk in transdisciplinariteit11.

In het ontwerpend onderzoek, die op basis van de verschillende ontwerpen wordt uitgevoerd, staan drie theorieën centraal. De eerste twee daarvan gaan over het resultaat van het ontwerp- en implementatieproces, de derde gaat over het ontwerpproces zelf.

De eerste is de resource use efficiencytheorie geformuleerd door Wageningse productie- ecoloog De Wit12. Een agropark richt zich primair op productie en verwerking van

plantaardige en dierlijke producten. De theorie van de Wit stelt dat de efficiëntie van het agroproductieproces in een keten toeneemt naarmate er hogere opbrengsten per ha worden gerealiseerd. In dit proefschrift onderzoek ik of dat ook geldt voor de volgende innovatieve stap in de ontwikkeling van agroproductie, namelijk agroparken.

De tweede theorie gaat over het driedimensionele landschap, uitgebreid beschreven door Dirx et al13 en Jacobs14. Startend vanuit de landschapsecologie als

natuurwetenschap ontwikkelen deze auteurs een landschapstheorie, waarin zowel de natuurwetenschappelijke aspecten als bodem, water, vegetatie etc. betrokken zijn (matterscape) maar ook de sociale wetenschap onderdeel is, waar het gaat over machtsverhoudingen tussen mensen en groepen in het landschap en de economische

11 Termeer, C. (2006). Vitale verschillen. Over publiek leiderschap en maatschappelijke innovatie. Oratie, 7 december

2006. Wageningen Universiteit en Researchcentrum, Wageningen.

12 De Wit, C. T., H. H. Huisman & R. R. Rabbinge (1987). "Agriculture and its environment: Are there other ways?" Agricultural Systems 23: 211-236.

De Wit, C. T. (1992). "Resource use efficiency in agriculture." Agricultural Systems 40: 125 - 151.

13 Dirkx G.H.P. (red), M. Jacobs, J. M. De Jonge, J. F. Jonkhof, J. A. Klijn, A. Schotman, P. J. A. M. Smeets, J. T. C. M. Sprangers, M. Van den Top, H. Wolfert & E. Vermeer (2001). Kubieke Landschappen kennen geen grenzen. In: Jaarboek Alterra 2000. Alterra, Wageningen.

14 Jacobs, M. (2004). Metropolitan matterscape, powerscape and mindscape. In: G. Tress et al. Planning

Context, doel en methode van dit proefschrift

aspecten ervan (powerscape). En last but not least, waarin de subjectieve aspecten als esthetiek, geschiedenis en communicatie betrokken zijn, onderdeel van de alfawetenschappen of humanities (mindscape). Een agropark wordt vanuit de theorie van het driedimensionale landschap beschouwd als een landschap, waarin matterscape, powerscape en mindscape elk een belangrijke rol spelen en expliciet ontworpen moeten worden.

De derde theorie gaat over het ontwerpproces zelf. Aan welke voorwaarden moet een ontwerp van een complexe systeeminnovatie als een agropark voldoen, wil het in de huidige samenleving enige kans op realisatie maken? Hoe verlopen de stappen van inventie naar implementatie? Welke partijen moeten bij dat ontwerp betrokken zijn en hoe werken die samen? Bij het beantwoorden van deze vragen is in de ontwerpen van de zeven agropark-projecten voortgebouwd op de ervaring, die eerder werd opgedaan met participatieve planvormingsprocessen in de zogenaamde Landschapsdialoog15. In

het proefschrift van De Jonge16 is hier een theoretische basis onder gelegd en is het

Co-design genoemd.

In Hoofdstuk 5 worden uit deze theorieën werkhypotheses afgeleid:

• Een agropark bewerkstelligt lagere kosten, meer toegevoegde waarde en lagere milieulasten per eenheid product en oppervlakte.

Een agropark kan alleen op basis van een integraal ontwerp van matterscape, powerscape en mindscape op zowel het mondiale schaalniveau van Intelligente Agrologistieke Netwerken als op het lokale schaalniveau van een landschap tot stand komen.

• Een agropark is een kennisgedreven systeeminnovatie en levert een belangrijke bijdrage aan duurzame ontwikkeling.

• Het ontwerpen en implementeren van systeeminnovaties zoals agroparken vooronderstelt de participatie van kennisinstellingen, overheden, maatschappelijke groepen en bedrijven (KOMBi). Het is een transdisciplinair proces waarin de expliciete kennis van kennisinstellingen en de tacit knowledge van de andere partners in voordurende iteratie worden ontwikkeld. KOMBi-makelaars zijn de facilitators van dit transdisciplinaire proces.

• In alle besluitvorming rondom de realisatie van het integrale agroparken-ontwerp, met matterscape-, powerscape- en mindscape-aspecten, zijn argumenten in de wereld van juistheid en waarachtigheid dominant over de argumenten uit de wereld van waarheid.

15 Van Mansfeld, M., M. Pleijte, J. De Jonge & H. Smit (2003). "De regiodialoog als methode voor vernieuwende gebiedsontwikkeling. De casus Noord-Limburg." Bestuurskunde 12(6): 262-273.

16 De Jonge, J. (2009). Landscape Architecture between Politics and Science. An integrative perspective on landscape

planning and design in the network society. Thesis Land Use Planning & Landscape Architecture, Wageningen University and Research Centre, Wageningen.

Deze werkhypotheses worden aan de hand van de verschillende agropark-ontwerpen verder ontwikkeld en leiden tot een antwoord op de vraag of de ontwikkeling van agroparken daadwerkelijk een bijdrage aan duurzame ontwikkeling is. Ze leveren samen bijdrages aan de gebruikte methodiek van ontwerpend onderzoek als specifieke uitwerking van de Landschapsdialoog of Co-design methode.

Leeswijzer

Omdat het verstedelijkingsproces de drijvende kracht is achter het ontstaan van metropolitane landbouw, begint dit proefschrift in de beschrijving van de context in hoofdstuk 2 met een algemene beschrijving van de stedelijke samenleving in de 21e

eeuw: de netwerksamenleving17.

In Hoofdstuk 3 met als titel: ‘Deltametropolen’ staat het proces van verstedelijking centraal, zoals zich dat bijvoorbeeld afspeelt in Noordwest Europa maar ook in andere delta’s in de wereld. Deltametropolen zijn ook de bakermat van belangrijke innovaties in de landbouw. Omdat de agroproductie in deze stedelijke samenleving centraal staat, is de invalshoek meer fysiek en materieel dan de meeste moderne beschrijvingen van deze stedelijke samenleving in onze tijd zijn.

In hoofdstuk 4 met als titel ‘Metropolitane Landbouw’ wordt het ontstaan van industriële landbouw in de Noordwest Europese Deltametropool onder de loep genomen en de ontwikkeling ervan naar metropolitane landbouw beschreven. Verschillende wetenschappelijke exercities die de afgelopen jaren zijn uitgevoerd op het onderzoeksinstituut Alterra, onderdeel van Wageningen-UR, waren gericht op de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van landbouw in Nederland en Noordwest Europa.

Waar de ruimtelijke ordening in de afgelopen 12 jaar voorzichtige stappen maakte van blauwdrukplanning naar ruimtelijke ontwikkelingspolitiek, namen de producten, die de positie van de landbouw in dezelfde context centraal stelden, daarop een voorschot en gingen van agrarische hoofdstructuurachtige kaartbeelden18 via

scenarioplanning19 naar lerende netwerken20.

17 Zie voor een uitgebreide beschrijving van het gedachtengoed dat hierbij aan de orde is: Asbeek Brusse, W., H. van Dalen & B. Wissink (2002). Stad en land in een nieuwe geografie. Maatschappelijke veranderingen en ruimtelijke dynamiek. Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, Den Haag.

18 Van Eck, W., A. Wintjes & G. J. Noij (1997). Landbouw op de kaart. In: Jaarboek 1997 van het Staring

Centrum. Staring Centrum, Wageningen 4 - 20.

19 Dumont, M. J., R. Groot, R. Schröder, P. J. A. M. Smeets & H. Smit (2003). Nieuwe bruggen naar de

toekomst. Weergave van een speurtocht naar nieuwe perspectieven voor het Gelders landelijk gebied. Alterra, Wageningen.

20 Veldkamp, A., A. C. Van Altvorst, R. Eweg, E. Jacobsen, A. Van Kleef, H. Van Latesteijn, S. Mager, H. Mommaas, P. J. A. M. Smeets, L. Spaans & H. Van Trijp (2008). "Triggering transitions towards sustainable development of Dutch agriculture: TransForum’s approach." Agronomy for sustainable development 29: 87 - 96.

Context, doel en methode van dit proefschrift

In hoofdstuk 5 met als titel ‘Theoretische uitgangspunten in Ontwerpend Onderzoek’ beschrijf ik de uitgangspunten (resource use efficiency, driedimensionale landschap, ontwerpproces), die als startpunt dienen voor het ontwerpend onderzoek en leid ik de starthypotheses af die worden gebruikt bij het toetsen van de concrete ontwerpen van agroparken.

In hoofdstuk 6 met als titel ‘Ontwerpend onderzoek aan Agroparken’ komt het nieuwe perspectief van metropolitane landbouw aan de orde aan de hand van een aantal voorbeelden van agroparken, waaraan ik in de afgelopen jaren heb gewerkt. Ik beschrijf de voorbeelden concreet in hun regionale context en als voorbeeld van ontwerpend onderzoek. In dit hoofdstuk vindt de feitelijke action research plaats aan de hand van deze voorbeelden. Een aantal van de voorbeelden zijn concrete ontwerpen die worden uitgevoerd. Andere ontwerpen waren belangrijke richtpunten in een toekomstscenario, utopieën dus, waaromheen het mogelijk bleek om ambities in ruimtelijke ontwikkelingspolitiek te definiëren, die aldus werkten als katalysator voor nieuwe gebiedsinrichting.

De hypotheses die aan de hand van de verschillende voorbeelden in dit hoofdstuk worden getoetst en ontwikkeld, leiden aan het slot van dit hoofdstuk tot algemene conclusies, die het antwoord bevatten op de wetenschappelijke vragen, die aan dit proefschrift ten grondslag lagen

In hoofdstuk 7 tenslotte koppel ik de conclusies uit het ontwerpend onderzoek terug. Eerst naar de theorie. Op basis van de conclusies uit het ontwerpend onderzoek zal de geldigheid van de resource use efficiency theorie verder verbreed worden. De landschapstheorie zal op basis van andere conclusies invulling geven aan ruimtelijke ontwikkelingspolitiek. Ook werk ik een methodische terugkoppeling uit door de bevindingen vanuit het ontwerpproces te combineren en te verankeren in de methode van co-design. Ik sluit het hoofdstuk af met twee maatschappelijke bijdragen, die uit het proefschrift zijn af te leiden. De eerste is een discussie over de rol die agroparken in de ruimtelijke ontwikkelingspolitiek van Nederland zouden moeten spelen en de tweede gaat over de kennisinfrastructuur die nodig is om de belofte van de systeeminnovatie agroparken waar te maken.

De netwerksamenleving

2

De netwerksamenleving

2.1

Het ontstaan van de netwerksamenleving

In de afgelopen vijftig jaren ontwikkelt de wereld zich razendsnel, in termen van bevolkingsgroei, economie, communicatie en informatica naar een samenleving waarin kennis en creativiteit de cruciale eigenschappen zijn van mensen en samenlevingen om nog weer verdere vooruitgang te boeken. Vooruitgang in de zin van minder armoede, langer leven, beter voedsel en een beter milieu, van meer en meer mensen die niet langer onder de dagelijkse dreiging van oorlog en totale chaos leven. Dat is een positieve ontwikkeling maar het kan beter. Nog altijd leven teveel mensen onder de absolute armoedegrens en zijn er grote voedseltekorten. Voor nog meer mensen is de kwaliteit van het voedsel ronduit slecht. De perspectieven voor een wereld zonder honger en met goed voedsel zijn voluit aanwezig maar worden niet gerealiseerd21

De omwenteling kan met twee termen worden geduid: globalisering en netwerksamenleving. De wereld als één, steeds meer verbonden systeem, waarin miljarden mensen direct met elkaar kunnen communiceren via mobiele telefoon en internet, de twee belangrijkste verworvenheden van de ICT-revolutie, die sinds de jaren ‘70 van de vorige eeuw de netwerksamenleving karakteriseren.

Maar niet alleen mensen zijn in de netwerksamenleving verbonden. Ook ondernemingen, van primitieve boerenbedrijven tot financiële derivatenhandel en universiteiten opereren op wereldschaal en zijn verankerd in hetzelfde netwerk. In deze context moet ook de landbouw en de ruimtelijke ordening ervan opnieuw begrepen worden. Om de complexiteit van landbouw en ruimtelijke ordening te kunnen duiden, zal ik in het eerste deel van dit proefschrift deze context beschrijven. Waar het gaat om de ontwikkeling in de tijd, doe ik dit in dit hoofdstuk aan de hand van het werk van twee auteurs: Manuel Castells22, die in zijn trilogie The information age:

economy, society and culture, het ontstaan van de netwerksamenleving heeft beschreven, en

21 Zie Rabbinge, R. (2000). World food production, food security and sustainable land use. In: A. E. El Obeid et al. Food Security: new solutions for the twenty-first century. Symposium Honoring the Tenth Anniversary of the World Food Prize. Wiley & Sons, New York 218-235. en Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (1994). Duurzame risico's: een blijvend gegeven. Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, Den Haag.

Zie ook Rabbinge, R. R. & P. S. Bindraban (2005). Poverty, agriculture and biodiversity. In: J. A. Riggs Conserving biodiversity. The Aspen Institute, Washington : 65-77.

22 Castells, M. (1996). The information age: economy, society and culture. Volume 2: The power of identity. Blackwell, OxfordCastells, M. (2000). The information age: economy, society and culture. Volume 3: End of Millennium. Blackwell, OxfordCastells, M. (2000). The information age: economy, society and culture. Volume 1: The rise of the network society. Blackwell, Oxford.

Peter Sloterdijk23, die in zijn boek ‘Het kristalpaleis’ ingaat op de samenleving in de verstedelijkte kernen van deze netwerksamenleving maar die vooral ook de tegenstelling tussen het mondiale en het lokale schaalniveau problematiseert.

Netwerksamenleving of kristalpaleis als derde ontwikkelingsfase van de