• No results found

Steden en metropolen in de netwerksamenleving van de global age zijn processen, spaces of flows, centra van command and control, van innovatie, van management van netwerkondernemingen en van markten voor producten en innovaties. Volgens Taylor76 zijn steden de plekken waar de globalisering van de wereldeconomie feitelijk

plaatsvindt. Hij wijst op de tegenstelling tussen natiestaten en steden, met vergaande consequenties, niet alleen voor het economische ontwikkelingsproces zelf maar ook voor de ontwikkeling van steden en zelfs voor de sociale wetenschap, waarvan de geografie een onderdeel is.

De essentie van steden is hun vermogen tot import replacement:

“…Import replacement is a city process because it requires special places to be generated and sustained. Only cities can embody a critical mass of people and ideas with the skills and flexibility to create the necessary new production. Such production does not have to be only of finished goods; the various producer goods and services that are required can be part of

75 Florida, R. (2002). The Rise of the Creative Class. Basic Books, New York.

Deltametropolen

the vibrant new economy. (….) For import replacement to create a net gain in economic wealth there has to be a network of cities...”77

Die laatste constatering is cruciaal. Een stad als space of flows staat nooit op zichzelf, kan alleen maar functioneren in relatie tot andere steden:

“…Cities cannot be studied in isolation. Each human settlement is connected to other settlements in many different ways and through many different actors. These connections include flows of information, capital, goods and persons, which travel along such infrastructures as roads, railways, waterways, airlines and increasingly telecommunications. While actors such as companies, institutes, households or individual persons maintain these connections, on a more abstract level it is also possible to distinguish relationships between cities (....). These intercity relationships can be considered the aggregates of all the multifarious types of flows between the many urban actors…”78

Dat maakt identificatie van steden lastig want ze zijn altijd onderdeel van een groter geheel. Desondanks bestaan er veel classificaties van metropolen en worden er voortdurend nieuwe bijgemaakt. Maar vanuit het bestaan van het grotere netwerk waarin steden functioneren is elke classificatie relatief.

De klassieke lijsten waarin gemeentegrenzen en aantallen inwoners uitgangspunt waren voldoen niet langer. Sinds de netwerksamenleving door Castells is gedefinieerd, vindt onderzoek plaats op basis van dit nieuwe paradigma, waarbij de aandacht niet langer gaat naar de databases die territoriaal zijn begrensd op basis van natiestaten en hun onderverdelingen. Nu worden de spaces of flows centraal gesteld: De stad wordt gezien als een proces en belangrijk is de intensiteit van de processen in het mondiale netwerk die de stad als vestigingsplaats aandoen. Deze nieuwe focus leidt niet alleen tot aandacht voor andere soorten data, waarbij tegelijkertijd het probleem van de begrenzing blijft spelen. Maar de stad wordt een zelf een verzameling van netwerken. Hall and Pain definiëren de ‘polyopolis’:

“…A new phenomenon is emerging in the most highly urbanized parts of the world: the polycentric mega-city region. (....) It is a new form (....). It is no exaggeration to say that this is the emerging urban form at the start of the 21st century. (...) A key figure of these regions is that in different

degrees they are polycentric (...). They are becoming more so over time, as an increasing share of population and employment locates outside the

77 Ibid., p. 43.

78 Meijers, E. (2007). Synergy in Polycentric Urban Regions. Complementarity, organising capacity and critical mass. Thesis OTB Research Institute for Housing, Urban and Mobility Studies. Centre for Sustainable Urban Areas, Delft University of Technology, Delft, the Netherlands.” pp 3.

largest central city or cities, and as other smaller cities and towns become increasingly networked with each other...”79

Binnen die mega city region draait het economische proces om clusters, gedefinieerd door Porter (1998) als:

“…geographic concentrations of interconnected companies, specialized suppliers, service providers, firms in related industries, and associated institutions ... in particular fields that compete but also co-operate…”80.

Binnen die clusters gaat de aandacht vooral naar de advanced producer services (APS):

“…the informational mode of development (...) is the emergence of the (...) advanced producer services (...): a cluster of activities that provide specialized services, embodying professional knowledge and processing specialized information, to other service sectors...”81

De APSs waarop de hier gebruikte classificaties van metropolen zijn gebaseerd omvatten de accountantsfirma’s, de banken en financieringsmaatschappijen, het verzekeringswezen, de advocatuur, de management consultants en de reclamewereld. Gezien het grote accent op kennis in de netwerksamenleving en de toenemende verstrengeling tussen traditionele kennisinstituten en de andere KOMBi-partijen (zie hoofdstuk 1), is het logisch ook de private en de publieke research & development instituten aan de APS-lijst toe te voegen. Naast de reclamebureaus kunnen ook andere onderdelen van wat sinds kort als de creatieve industrie wordt aangeduid als onderdeel van de advanced production services worden beschouwd82

79 Hall, P. & K. Pain (2006). The Polycentric Metropolis. Learning from mega-city regions in Europe. Earthscan / James & James, London , p.3

80 Porter, M. M. E. (1998). "Clusters and the new economics of competition." Harvard business review 76(6): 77., geciteerd in Hall, P. & K. Pain (2006). The Polycentric Metropolis. Learning from mega-city regions in Europe. Earthscan / James & James, London

81 Hall, P. & K. Pain (2006). The Polycentric Metropolis. Learning from mega-city regions in Europe. Earthscan / James & James, London , p.4

82 Innovatieplatform (2005). "Creativiteit. De gewichtloze brandstof van de economie.". Retrieved October 5, 2005

2006, from

http://www.innovatieplatform.nl/assets/binaries/documenten/2005/creatieve_industrie/rapportcreatie veindustrie2.pdf.

Deltametropolen

Metropolen

Van Susteren definieert in zijn Metropolitan World Atlas de metropolitan area als: “…Regions where global relationships dominate over local ones and which are characterized spatially by a high concentration of global connections and a high concentration of people…”83

Van Susteren (2005)84 classificeert de 101 belangrijkste metropool gebieden op basis

van 6 ranglijsten: een traditioneel kenmerk namelijk (i) de 50 grootste bevolkingsconcentraties, en vijf ‘flow-kenmerken’: (ii) de 25 grootste havens, (iii) de 25 grootste luchthavens in termen van passagier aantallen, (iv) vracht en (v) vliegbewegingen en (vi) de 30 belangrijkste telecom-knooppunten. Deze classificatie leidt tot 89 gebieden. Om tot 101 metropool gebieden te komen en zo vergelijking tussen elk individueel gebied met 100 andere mogelijk te maken heeft hij 12 metropolen toegevoegd op basis van hun politieke, culturele of religieuze status. Ofschoon vooral deze laatste keuze arbitrair is en Van Susteren vooral in West Europa combinaties moet maken om plekken als de Randstad, de Vlaamse Ruit en het Roergebied in de ranglijst te krijgen, levert de Metropolitan World Atlas een fraai overzicht, vooral door de consistente wijze waarop vervolgens de data van elk metropool gebied worden gepresenteerd.

Ook Hall & Pain85 en Taylor86 hebben classificaties van de belangrijkste

metropolen opgesteld. Vanuit hun kritiek op eerdere classificaties zoals die van Sassen87, die van de metropolen attribuutgegevens meten en geen stroomgegevens,

proberen ze tot inzichten te komen op basis van de feitelijke stromen die in het netwerk plaatsvinden en de analyse daarvan. Taylor gebruikt daartoe informatie van de door hemzelf 88 samengestelde top 100 van APS-firma’s en hun verspreiding over

hoofd- en bijkantoren over de wereld. Hij geeft aan deze kantoren een rangorde op basis van de positie die dat kantoor in de firma inneemt en scoort de steden vervolgens op het totaalgewicht aan APS-kantoren dat ze herbergen. Hall & Pain hebben geprobeerd in hun analyse nog een stap verder te gaan en via internetenquêtes onder de werknemers van de APS-kantoren daadwerkelijk de informatiestromen en contacten (de flows) in beeld te brengen maar de respons op deze enquêtes viel te zeer

83 Van Susteren, A. W. C. (2005). Metropolitan World Atlas. O10 Publishers, Rotterdam. (p. 7)

84 Ibid.p.10. . De toegevoegde metropolitane gebieden zijn Melbourne, Barcelona, Berlijn, Montreal, Lissabon, Geneve, Athene, Vancouver, Oslo, Jerusalem-Tel Aviv (MCR), Tanger en Baghdad.

85 Hall, P. & K. Pain (2006). The Polycentric Metropolis. Learning from mega-city regions in Europe. Earthscan / James & James, London

86 Taylor, P. J. (2004). World City Network: a global urban analysis. Routledge, London.

87 Sassen, S. (2001). The global city. New York, London, Tokyo. Princeton University, Princeton and Oxford. 88 Taylor, P. J. (2004). World City Network: a global urban analysis. Routledge, London.p. 66

tegen om de analyse betrouwbaar te kunnen uitvoeren.89 Hall & Pain presenteren de

Loughborough-classificatie van steden, waarin de rangorde tot stand is gebracht door een gecombineerde weging van de betekenis van steden in resp. de wereld van accountancy, reclame, banken en advocatenkantoren90.

Zowel Hall & Pain als Taylor91 zijn doordrongen van het dataprobleem dat een

analyse van spaces of flows oplevert als er hoofdzakelijk data van spaces of places beschikbaar zijn. Zeker vanuit de definities van netwerksteden c.q. policentrische metropolen wordt dit dataprobleem prominent. Zo tonen de beide bovengenoemde classificaties de steden Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht maar zijn deze in de analyse van Hall & Pain92 geaggregeerd in de policentrische metropool Randstad.

Hetzelfde geldt voor alle andere policentrische metropolen.