• No results found

Luchtvaart en telecommunicatie horen bij ontwikkelingen die de hele wereld omspannen. Bij het beschrijven van daarmee samenhangende centraliserende en spreidende tendensen ging het daardoor al over processen die zich ook buiten Europa voltrekken. Dat voert naar de vraag: werkt in het algemeen de manier waarop centralisatie en spreiding tot stand komen buiten Europa op dezelfde wijze als daarbinnen? En met hetzelfde resultaat? Met andere woorden laat de hele wereld hetzelfde historisch gegroeide onderscheid zien tussen enerzijds zwermen van niet zeer grote steden op relatief geringe onderlinge afstand, anderzijds solitaire steden van een veel grotere omvang? Een onderscheid dat ondanks alle toegenomen complexiteit en daardoor ontstane nuances en tussenvormen ‘door de oogharen kijkend’ in Europa toch altijd heel herkenbaar is gebleven, zoals onder meer het al eerder aangehaalde beeld van de ‘blauwe banaan’ aantoont.

De vergelijking met de rest van de wereld wordt vertekend door schaalverschillen. Zo’n schaalverschil is er al met het deel van de wereld dat het dichtst bij Europa staat, Noord-Amerika. De gemiddelde Noord-Amerikaanse stad is dubbel zo groot als de gemiddelde Europese en daardoor ontstaat de neiging een handels- en industriestad louter door de overeenkomst in grootte te vergelijken met wat in Europa een centrumstad is. Gecorrigeerd voor het schaalverschil door alle stadsgroottes, op beide 96 Dublin, Londen in Zuidoost Engeland, Amsterdam in de Randstad, Brussel in de de Vlaamse Ruit, Düsseldorf in RhineRuhr, Frankfurt in Rhine Main, Parijs en Zürich.

continenten, uit te drukken in verhouding tot het gemiddelde, blijken de patronen wel degelijk veel overeenkomst te vertonen97. Terugkijkend op de Amerikaanse

ontwikkeling lijken daar de spreidende krachten sterker geweest dan in Europa, en de centraliserende zwakker. Gegeven de federale structuur van de VS bevestigt dat de eerder gelegde relatie met de bestuurlijke ontwikkeling.

In de vergelijking met Azië is het schaalverschil nog veel groter. Daar ligt de gemiddelde stadsgrootte wel een factor vijf tot tien hoger dan de Europese. Ook daar is het dus zaak te standaardiseren door stadsgrootte uit te drukken als fractie of veelvoud van het gemiddelde. En ook dan is er weer veel meer overeenkomst met de Europese, en dus ook Amerikaanse, patronen. Wel valt te constateren dat centralisatie hier een grotere rol heeft gespeeld dan in Noord-Amerika, wat opnieuw de eerder gelegde relatie bevestigt met de bestuurlijke structuur. In de meeste belangrijke Aziatische landen (met uitzondering van het federale India, maar daar is de stadsgrootteverdeling dan ook aanmerkelijk vlakker) is het bestuur zeer centralistisch en komt voor in combinatie met een over het hele land genomen groot tekort aan basisinfrastructuur en voorzieningen op het gebied van onderwijs, zorg, kennis- ontwikkeling. Gegeven beperkte ontwikkelingsbudgetten (en soms ook ontbrekende interesse in de rest van het land) lukt het slechts in de hoofdstad daar iets aan te doen en dat versterkt de dwang voor bedrijven en instellingen om zich daar te vestigen. Alleen daar is een internationaal vliegveld met een redelijke hoeveelheid bestem- mingen, alleen daar is er een min of meer gegarandeerde elektriciteit- en drinkwater- voorziening, zijn er goede mogelijkheden voor telecommunicatie, ziekenhuizen die aan internationale standaards voldoen, goede scholen en universiteiten, moderne, ruim gesorteerde winkelcentra, enzovoort98.

97 De Metropolitan World Atlas kan voor zo’n exercitie goed als basis dienen: Van Susteren, A. W. C. (2005). Metropolitan World Atlas. O10 Publishers, Rotterdam.

98 Zie bijv. De beschrijving van Jakarta van Buijs, S. C. (1990). De stedebouwkundige ontwikkeling van Jakarta. In: Rijksplanologische Dienst Ruimtelijke Verkenningen 1990. Ministerie VROM, Den Haag.

Deltametropolen

107 metropolen

Figuur 4 geeft een overzicht van de drie classificaties: 100 metropool gebieden uit de Metropolitan World Atlas99 met toegevoegd die gebieden uit de analyse van Taylor100 en

die van de Loughborough-classificatie. Aan de eerste classificatie zijn steden uit de tweede en derde toegevoegd die in beide laatste classificaties hoger scoorden dan de steden Van Susteren’s overzicht101. Zo resulteren in totaal 106 steden. Van de drie

rangordes en van de rangorde qua bevolkingsomvang is een gemiddelde rangorde berekend, die de positie van het gebied in de tabel bepaalt. Op grond van de hierboven besproken onzekerheden aangaande de data, moet ook deze tabel als een relatieve rangorde worden opgevat. Waar Van Susteren in de Metropolitan World Atlas steden heeft geclusterd die in beide andere indexen apart zijn genoemd, is dit aangegeven met de aanduiding ‘MCR’ (mega city region) of ‘ECR’ (European city region).

99 Monterey (Californië, USA) is van deze lijst weggelaten, wegens onduidelijke classificatie 100 Taylor, P. J. (2004). World City Network: a global urban analysis. Routledge, London. 101 Deze gebieden zijn Zürich, Prague, Caracas, Warzaw, Budapest en Münich.

Figuur 4: Rangorde van metropolen: R1: Rangorde volgens van Susteren (2005), R2: Rangorde volgens Taylor (2003), R3: Rangorde volgens Beaverstock (1999). RT: Rangorde op basis van de gemiddelde rangorde van bevolking, R1, R2 en R3.

Deltametropolen

3.3 Ruimtelijke ordening van metropolen in de

netwerksamenleving

Taylor sluit aan bij Jacobs102 in zijn beschrijving van de ruimtelijke ordeningsprincipes

van de metropool en haar omgeving in de global age.

Elke nederzetting die haar vermogen tot import replacement ontwikkelt, wordt een stad. De kern van de stad omvat vijf forces of expansion die in haar economische landschap ontketend zijn:

“ …- New market force: a rapid increase in the size of the city market for new imports through the city network;

- New employment force: a rapid increase in the quantity and the diversity of city jobs associated with import replacements;

- Relocation force: a more rapid turnover in city industries as older enterprises move out of the city

- New technology force: an increased use of new city technologies; and - New capital force: a generation of new city capital….”103

Zoals al eerder gezegd gebeurt deze stadsontwikkeling in netwerken van steden, en in deze netwerken kunnen steden afwisselend in fases van sterke en zwakke economische groei verkeren omdat ze elkaar daarin compenseren. Waar stedelijke netwerken het vermogen verliezen om in een non synchronized fashion te opereren, gaat ook hun plaats in de kern van de global age en teloor vallen ze terug in de periferie. Met dit aan Wallerstein104 ontleende model van centrum, semiperiferie en periferie

beschrijft Taylor een basaal ruimtelijk model voor steden in de global age en de relatie met hun achterland dat maakt daarbij onderscheid in vijf soorten achterland, die verbonden zijn aan de vijf hierboven genoemde forces of expansion:

“…the five types of peripheral spaces are supply regions created by city markets, abandoned regions created by city jobs, cleared regions created by city technologies, transplant regions created by exported city industries, and cityless regions distorted by city capital. (…) These five types of space actually divide into two groups: three types of disrupted places (abandoned regions, cleared regions and warped cityless regions), and two types of connected regions (supply regions and transplant regions) (…) Finally, there are peripheral spaces that are the opposite end of the world- economy’s wealth creation spectrum: bypassed places, regions that have lost their cities and city ties or have never historically developed them,

102 Jacobs, J. (1984). CIties and the Wealth of Nations. Vintage, New York.in Taylor, P. J. (2004). World City

Network: a global urban analysis. Routledge, London.

103 Taylor, P. J. (2004). World City Network: a global urban analysis. Routledge, London.p. 45. 104 Wallerstein, I. (1979). The capitalist world-economy. Cambridge Universty Press, Cambridge.

This is the world of subsistence economies, the rural backwaters of the third world…”105

Met deze tweedeling in perifere ruimtes kan het hele model dynamisch worden gemaakt. In aansluiting bij Wallerstein, die het begrip semiperiferie gebruikt om de dynamische overgangen in de tijd te karakteriseren tussen regio’s die eerst centrum en later periferie waren en omgekeerd, doet Taylor dat met steden. Nieuwe centrum steden komen voort uit de connected regions en dan met name uit de supply regions:

“…Of course, they can arise only through their strong connections with the core’s city network. (…) Supply regions from which Hong Kong, Seoul and Singapore have (…) grown...”106