• No results found

vorderde monsterrol"

In document Het wetboek van strafrecht voor (pagina 192-195)

Het eenige thans bestaande wettelijk voorschrift is art. 596 W. v. K.

Inlanders en Vreemde Oosterlingen, zijn niet aan dit voorschrift onder=

worpen en kunnen dus de overtreding niet plegen. Na de wijziging bij N e d . Stbl. 1950 N o . 2401) in art. 469 N aangebracht, spreekt dat artikel van de „bij de wet vereischte monsterrol". Overigens stemmen art. 560 I

1) Nog niet in werking getreden.

en art. 469 N overeen, behalve dat in eerstgenoemde bepaling van een Ned.= Ind. schip de rede is en in het Nederlandsche artikel gesproken wordt van „Nederlandsch vaartuig".

In artikel 561 I leest men in plaats van de woorden „wettelijke bepalingen" van art. 470 N „wettelijk voorschrift". Bovendien staat in art. 561 I „de schipper van een Ned.= Indisch vaartuig" terwijl art. 470 N gewaagt van schipper in het algemeen.

Waarom in dit laatste artikel niet uitsluitend van den schipper van een Ned. vaartuig wordt gesproken, vonden de ontwerpers van het Ind. straf=

wetboek in de M . v. T . op art. 470 N niet vermeld. De ontwerpers van het Ind. strafwetboek vonden het „duidelijk dat artikel 470 N niet kan beoogen eene strafrechtelijke sanctie te geven aan eene verplichting, welke den vreemden schipper door zijne nationale wet is opgelegd, terwijl immers de (in art. 470 N) bedoelde verplichting voor dien schipper alleen op zijne nationale wet steunen k a n " (Volgens SIMONS II pag. 515 en NoYON aant. 4 op art. 470 geldt dit artikel ook voor den vreemden schip=

per, wiens verplichting naar de voor hem geldende wettelijke bepalingen moeten worden beoordeeld).

De ontwerpers van het Ind. strafwetboek wilden artikel 560 I niet op schippers van N e d . schepen toepasselijk maken omdat de daarin bedoelde wettelijke voorschriften het karakter dragen van „inwendige regelingen voor de scheepvaart". Daarom is de werking van het artikel tot schippers van Ned.= Indische schepen beperkt.

(471) Artikel 562.

Artikel 562 I regelt de materie, die is neergelegd in art. 471 N . Bij de regeling van het nieuwe N e d . zeerecht is laatstgenoemd artikel gewijzigd (Ned. Stbl. 1924—• 575), gelijke wijziging onderging de Indi=

sehe bepaling bij de regeling van het nieuwe Ind. zeerecht, vervat in het nog niet in werking getreden Ind. Stbl. 1935 — 4 7 .

Na deze wijzigingen verschillen de artikelen 562 I en 471 N niet noemenswaard van elkaar ; de verschillen zijn beperkt tot de woor=

den „Ned.= Indisch vaartuig" en „wettelijk voorschrift" in de Indi«

sehe bepaling tegenover respectievelijk de woorden „ N e d . vaartuig"

en „ w e t " in het Ned. artikel.

Artikel 562 I, zooals het thans nog geldt, dus voor de wijziging van 1935, bevat een afwijking van art. 471 N die bespreking behoeft.

Terwijl art. 471 N voor de wijziging van 1924 in lid 1, 2e en na die wij=

ziging in lid 1, 3e spreekt van „mededeelingen aan den rechter", spreekt art. 562 (oud) I van mededeelingen aan „den daartoe aangewezen ambte=

naar". Artikel 19 van het N e d . Stbl. 1856 N o . 32 legt de schippers, die

— 176 —

geen strafregister aan boord hebben, den plicht op om van de aan boord gepleegde misdrijven mededeeling te doen aan den kantonrechter. Een dergelijke bepaling komt in de aan genoemd N e d . Staatsblad overeen=

komstige Ind. regeling vervat in Ind. Stbl. 1873 N o . 119 niet voor. In afwachting van de vaststelling van een dergelijke voorschrift en van de aanwijzing der autoriteit, aan wie bedoelde mededeeling zal moeten ge=

schieden, heeft men art. 471 lid 1 (sub 2 oud) N toch in het Ind. strafwet=

boek overgenomen en, teneinde niet vooruit te loopen op de aanwijzing van de bovenbedoelde autoriteit, door den algemeenen term „daartoe aangewezen ambtenaar" de bepaling zoo geredigeerd, dat zij op elke rege«

ling van dit onderwerp past.

Waarom in artikel 562 (nieuw) I toch gesproken wordt van „rechter vindt men in de M . v. T . op dat artikel niet gemotiveerd.

[ffî Artikelen 567 tjm 565.

475a)

Tusschen de artikelen 563 t/m 565 I en de artikelen 472 t/m 473a N bestaat slechts dit verschil, dat men in art. 565 I leest „Ned.=

Indisch vaartuig" tegenover „Nederl. vaartuig" in artikel 472 N . (474) Artikel 566.

Artikel 566 I, zooals het thans nog geldt, komt overeen met artikel 474 N voordat deze laatste bepaling gewijzigd werd bij de regeling van het nieuwe N e d . zeerecht (Ned. Stbl. 1 0 2 4 — 5 7 3 ) , met dit verschil, dat terwijl laatstgenoemde bepaling spreekt van den schip=

per van een „ N e d . vaartuig", de Indische bepaling den schipper van een „ N e d . of Ned.= Ind. vaartuig" noemt.

Tot dit laatste is de Ind. wetgever overgegaan „vermits hier de strafwet niet slechts de strafrechtelijke sanctie vaststelt, maar ook het gebodsvoor=

schrift, en vermits hier hetzelfde moet gelden wat bij weigering van hulp=

verleening in geval van aanvaring of aandrijving geregeld is in art. 478 I."

Bij het meergenoemd nog niet in werking getreden Ind. Stbl. 1955 N o . 47 werd art. 566 I gewijzigd, na deze wijziging is er geen ver=

schil tusschen dit artikel en het thans geldende artikel 474 N . Artikel 566 (nieuw) I spreekt in tegenstelling met art. 566 I (oud) alleen van den „schipper van een Ned.= Ind. vaartuig". Het nieuwe artikel bevat dan ook uitsluitend een strafsanctie.

(475) (Art. 475 N in het N e d . strafwetboek ingevoegd bij de wet van 14 Juni 1930 (Ned. Stbl. 240)-1) werd bij de regeling van het nieuwe Ned. Ind.

schepelingen=recht in het nog niet in werking getreden Ind. Stbl. 1934 — 214 niet overgenomen, aangezien de N e d . regeling van de monsterboek»

jes niet werd overgenomen).

1 ) N o g niet in werking getreden.

(476) Artikel 567.

Artikel 567 I in het Ind. strafwetboek ingevoegd bij het nog niet in werking getreden Ind. Stbl. 1954 — 214, is ontleend aan het bij Ned. Stbl. 1930 No. 240 ') in het Ned. strafwetboek ingevoegde art.

476 N , met inachtneming van de in eerstgenoemd staatsblad vers

vatte speciale Ind. bepalingen, betreffende de monsterrol en het

sluiten der arbeidsovereenkomsten, alsmede ten aanzien van de

personen, die voor eigen rekening aan boord een bedrijf uitoefenen

(Bijl. Volksraad 1933 — 1954 Ond. 85 stuk 1 — ? ) .

In document Het wetboek van strafrecht voor (pagina 192-195)