• No results found

vaardigt, verkoopt of ten verkoop of ter verspreiding voorhanden heeft"

In document Het wetboek van strafrecht voor (pagina 178-183)

De M . v. T . op art. 519 I zegt, dat dit artikel overeenkomt met Ind.

Stbl. 1 9 0 7 — 4 6 ? ; ook in dit staatsblad komen de woorden „of andere voorwerpen" voor zoodat in art. 519 I deze woorden blijkbaar aan Ind.

Stbl. 1907 — 4 6 5 zijn ontleend. De andere verschillen tusschen 519 I en 440 N werden niet toegelicht.

Het genoemde Ind. Stbl. 1933 N o . 67 voegde, in navolging van

de vermelde wet van 28 November 1930 (Ned. Stbl. 1930 No. 431},

in art. 519 I achter het woord „muntspeciën" de zinsnede „op van

rijksmerken voorziene gouden of zilveren werken" en bracht de in dat artikel bedreigde maximumboete van f 25.— op f 300.—.

De Ned. wet van 28 November 1950 richt zich tegen het feit, dat fir=

ma's hun gouden en zilveren werken met rijkskeurmerk en al, nagieten in onedel metaal. Ofschoon in Ned.= Indië geen waarborg op gouden en zilveren werken bestaat, werd deze wet nagevolgd. Niet alleen geschiedde zulks op grond van het concordantie=beginsel, maar ook zouden door het Ned. verbod van nagieten, zonder gelijk verbod in Ned.= Indië, de nage-goten voorwerpen hier aan den man gebracht worden, wat vooral moest worden voorkomen omdat het aantal bedrijven, welke zich met nagieten bezig kunnen houden in Ned.= Indië toenemende is. (Bijl. Volksraad 1952

— 1933 Ond. 99, st. 1 — 3).

(441 ) Artikel 519 bis.

Artikel 519 bis I heeft, gelijk de M . v. T. x) op dat artikel het uitdrukt, evenals artikel 441 N de „strekking om aan verzenders van radiotelegra=

fische en =telefonische gegevens (in ruimeren zin, dus ook afbeeldingen) in zekere mate het uitsluitend recht daarop te waarborgen."

Artikel 519 bis, ie I komt met art. 441 N overeen, behoudens de vervanging van de uitdrukking van de Ned. bepaling „ontvangtoe=

stel voor draadlooze telegrafie of telefonie" door het ruimere begrip

„toestel voor radioontvangst", dat „toepasselijk is op de draadlooze ontvangst van schrift, teekens, seinen, beelden en klanken van aller=

lei aard".

Artikel 519 bis, 2e I komt in het Ned. strafwetboek niet voor.

Uit de M . v. T. is daarvoor het volgende van belang. In 1927 is aan het persbureau Aneta vergunning verleend tot den aanleg en het gebruik van een uitsluitend voor de ontvangst ingericht station voor de draadlooze telegrafie, waarbij werd bepaald, dat dit station slechts mag dienen o.a. tot het opvangen, ter verspreiding door middel van de pers, van voor alge=

meene opname bestemde radiografisch uitgeseinde berichten, de z.g.

,,C. Q. berichten". Hiertegenover wordt door Aneta aan den Post= Tele=

foon= en Telegraafdienst maandelijks een bedrag betaald, verband hou=

dende met den tijd, gedurende welken uitgeluisterd wordt, welke ver=

goeding geacht wordt de schade te compenseeren, welke het landsmono=

polie lijdt door het uitschakelen van den telegraafdienst bij het ontvangen van persberichten.

In art. 451 bis, 2e I is strafbaar gesteld ieder, die ongeoorloofd nieuws*

berichten als hooger bedoeld openlijk bekend maakt. Onder het voor»

schrift valt zoowel hij, die bedoelde nieuwsberichten zelf heeft opgevan=

gen en daarna — zonder vergunning van de Regeering en derhalve met 1) Bijl. Volksraad 1932 — 1933 Ond. 99 St. 1 — 3. Het art. werd in het Ind. Sw.

ingevoegd bij S. 1933 No. 67.

— 162 —

overtreding van art. j1) der in Bijblad 11270 opgenomen voorschriften inzake het verleenen van een radioontvang=vergunning — openlijk bekend maakt, als de publicist, die de radioberichten heeft ontvangen van een derde, die tot afgifte van die berichten niet bevoegd is.

(442) Artikel 520.

Geen verschil tusschen artikel 520 I en artikel 442 N behoudens de verandering van den term „ w e t " in „algemeene verordening".

Titel III.

( 4 4 5 ) (De ?de titel van het 3de boek van het Nederlandsche strafwetboek vangt aan met een artikel 445 dat „uit den aard der zaak" niet in het Ind.

strafwetboek is overgenomen).

Artikel 5 2 1 .

Op de plaats van het niet=overgenomen artikel 445 N heeft men in het Ind. wetboek artikel 521 I2) ingelascht. Het artikel is ontleend aan Ind. Stbl. 1904 — 202 (na de wijziging daarvan bij Ind. Stbl.

1905 —• 167) en werd „redactioneel met de bepalingen van het wet=

boek in overeenstemming gebracht".

De ontwerpers hadden aanvankelijk aangezien in genoemd Stbl. slechts geldboete was bedreigd en dit met het oog op de groote financieele be=

langen welke de overtreders bij hun overtreding kunnen hebben, onvol=

doende werd geacht, een tweede lid aan art. 521 I toegevoegd, waardoor bij recidive hechtenis kan worden opgelegd. In het rapport van den minis=

ter aan de Koningin werd dit stelsel verlaten ; reeds bij Ind. Stbl. 1914 — 644 toch was met het oog op het personeel der suikerondernemingen, hechtenis van ten hoogste 8 dagen mogelijk gemaakt, ook bij een eerste overtreding. De 8 dagen hechtenis werden echter tegenover f óo.— boete te gering geacht, weshalve er 12 dagen van gemaakt werd. Tevens werd toen het ontworpen tweede lid geschrapt.

Artikel 525.

Artikel 523 I komt in het Ned. strafwetboek niet voor.

Het in dit artikel omschreven feit was op Java en Madoera strafbaar gesteld bij Ind. Stbl. 1 9 1 0 — 4 9 8 , terwijl voor de buitengewesten ette=

lijke plaatselijke regelingen golden. Op Java en Madoera was het feit

1) Deze bepaling l u i d t : „zonder bijzondere, door de Regeering t e verleenen vergunning is het verboden van berichten, welke worden opgevangen, op eenige wijze aanteekening te houden, dan wel den inhoud, de strekking, of het bestaan daarvan aan een derde bekend te maken of t e laten worden."

2) D a t niet in het N e d . Strafwetboek voorkomt.

strafbaar gesteld met geldboete de som van tien gulden niet te bovengaan=

de of gevangenisstraf voor den tijd van een tot zes dagen, in de meeste regelingen voor de verschillende b uiten ge we sten was het maximum der geldboete vijftien gulden en de alternatieve vrijheidsstraf ten arbeidstel=

ling aan de publieke werken. Aangezien voor deze verscheidenheid van regeling geen enkel motief bestond en het wenschelijk was de noodige eenheid in de verschillende regelingen te brengen, daar er geen enkele reden was het feit naar gelang het op Java en Madoera of in de buiten=

bezittingen gepleegd wordt, verschillend te straffen, heeft men een artikel in het Strafwetboek opgenomen, dat in den geheelen archipel van kracht is.

D e b e s t a a n d e bepalingen s p r a k e n steeds van „ o n w i l " naast

„ n a l a t i g h e i d " . O m dit in één u i t d r u k k i n g s a m e n te vatten, koos m e n den t e r m „ z o n d e r geldige r e d e n n a l a a t " .

In het ontwerp was voor de toepasselijkheid van het artikel geëischt, dat de diensten „krachtens een algemeene verordening verplicht waren".

Hiertegen werd door den Raad van Indië geprotesteerd; het College be=

twijfelde of onder die woorden ook alle gemeente= en cultuurdiensten zouden te brengen zijn en stelde de redactie voor, die wet geworden is.

Het b o e t e m a x i m u m is o p voorstel van d e n Raad van Indië van f 1 5 . — , waarop de o n t w e r p e r s h e t bepaald h a d d e n , t e r u g g e b r a c h t op f 1 0 . — om het feit niet aan de c o m p e t e n t i e van de Regent=

s c h a p s g e r e c h t e n op Java en M a d o e r a te o n t t r e k k e n .

(445) Artikel 524.

Het ie lid van artikel 524 I komt vrijwel overeen met artikel 445 N ; het 2e en 3e lid van artikel 524 I komen in het Ned. strafwet=

boek niet voor.

Door de ontwerpers van het Ind. strafwetboek was niet meer dan het ie lid van art. 524 I voorgesteld.

Een der verschillen daarvan met art. 445: N is, dat in het midden is gelaten „of de krankzinnige over wiens opname in een krankzin=

nigengesticht de bloedverwanten enz. gehoord worden, al of niet reeds tijdelijk in een gesticht is opgenomen".

Daardoor is het artikel in overeenstemming gebracht met de wijze waarop in Indië het krankzinnigenwezen is geregeld.

Door toedoen van den Raad van Indië is in het ie lid van art. 524 I rekening gehouden met oproepingen van het hoofd van plaatselijk bestuur krachtens delegatie van den rechter (artikel 3-53 lid 1 Ind.

B.W.).

W. v. S. 12.

— 164 —

Het College merkte op, dat deze oproepingen „evenzeer de onderwer=

pelijke strafsanctie behoeven als de oproepingen om voor den rechter zelve te verschijnen."

Het tweede lid van art. 524 I werd opgenomen op advies van den Raad van Indië.

Deze strafsanctie op zekere oproepingen van de Weeskamer of van het door haar gedelegeerd hoofd van plaatselijk bestuur was opgenomen in Ind. Stbl. 1903 — ó j y § II (artikel 6ocr der Weeskamerinstructie).

In 1928 is artikel 524 I in het ten je met strafsanctie op oproe=

pingen van de voogdijraad verrijkt.

In de M . v. T . op Ind. Stbl. 1928 No. J46 lezen wij, dat het na de in=

voering der civiele kinderwetgeving voor de hand lag, gelijk zulks voor de weeskamers is geschied, ,,in het leven te roepen een door straf te hand=

haven verplichting om te verschijnen voor den voogdijraad, wanneer men daartoe opgeroepen is om te worden gehoord in zaken van minder=

jarigen" (zie Bijl. Volksraad 1928/1929 ond. 87 H. C. v. G. pag. 115).

' Artikel 525.

Het ie lid van artikel 525 I komt geheel overeen met artikel 446 N . Het 2de lid van artikel 525 I komt niet in het Nederlandsche strafwetboek voor.

Het werd in het Indische wetboek „ter aanvulling van eene in het Nederlandsche wetboek bestaande leemte overgenomen uit artikel 470 W. v. S. v. Eur. v. 1898". De bepaling kwam ook voor in de artikelen 4 No. 1 en 2 No. 1 der Alg. Pol. Regl. (Vgl. ook artt. 166 en 221 lid 2 I).

Artikel 526.

Geen verschil tusschen artikel 526 I en artikel 447 N behoudens de toevoeging in het Ind. artikel van de woorden „of krachtens wet=

telijk voorschrift". Zie hiervoor bij artikel 219 I.

Artikel 527.

Artikel 527 I komt begrijpelijkerwijze in het Nederlandsche straf=

wetboek niet voor. De strafbepaling werd overgenomen uit Ind.

Stbl. 1911 — 138, waar zij echter niet zoo algemeen luidde.

Wegens het groote financieele belang, dat de overtreders kunnen heb=

ben bij hun verblijf in Nederlandsch= Indië is bij recidive alternatief hechtenis op het feit gesteld.

Bij Ind. Stbl. 1924 — 53 zijn de strafmaxima verhoogd ; de maximums boete van f 100.—, overgenomen uit Ind. Stbl. 1911 — 1 3 8 , werd ge=

bracht op f 300.— en de hechtenis van ten hoogste één maand verlengd tot ten hoogste twee maanden. Deze verhooging der strafmaxima hangt n . h . v . samen met een wijziging in het Toelatingsbesluit, waarbij o.a. het toelatingsgeld verhoogd werd tot f 100.—•.

Artikel 528.

In den Volksraad is een ontwerp=ordonnantie aanhangig, strekkende tot invoeging van een nieuw art. 5281) in het Ind. strafwetboek. De ont»

worpen strafbepaling richt zich tegen onbescheiden openbaarmaking van geheime stukken. Daartegen bieden, gelijk de practijk uitwees, de artt.

322, 5J3 en 554 I geen voldoende bescherming, aangezien het bij onbe=

scheiden openbaarmaking niet alleen „zeer bezwaarlijk is den schuldigen ambtenaar te vinden", doch ook niet aangaat, dat de niet=ambtenaar, die evenbedoelde stukken publiceert, straffeloos uitgaat. Om die redenen achtte de Regeering een strafbepaling gewenscht, waarin straf bedreigd wordt tegen een ieder, die zonder verlof van het bevoegde gezag :

,,ie. afschriften maakt of uittreksel neemt van ambtelijke bescheiden van het land of zijn organen waarvan het openbaar gezag de geheimhou=

ding heeft bevolen ;

2e. bescheiden als bedoeld geheel of gedeeltelijk, dan wel daarin vervatte gegevens bekend maakt". ( M . v. T.)

„ H e t bevel tot geheimhouding is daarbij in zooverre een objectief element, dat het bestaan van opzet of schuld bij den dader niet zal be=

hoeven te worden bewezen". De dader mag natuurlijk wel aantoonen, dat hij geen schuld heeft.

Aangezien de voorgestelde strafbepaling zich richt tegen overtreding van het door het openbaar gezag gegeven bevel tot geheimhouding, is zij in den 3en Titel van het 3e Boek geplaatst. Door de voorgestelde straf=

bepaling kunnen de artt. 553 en 554 sub 2 I vervallen (zie Bijlagen Volksraad 1933 — 1934 Ond. 152).

(Na art. 447 N kont in het Ned. Wetboek nog voor een art. 447 bis, in genoemd wetboek ingevoegd bij Ned. Stbl. 1924 — 573 (nieuwe N . V.=recht). Het artikel is nog niet in het Ind. strafwetboek overgenomen).

Titel IV.

Artikel 529.

Bij Ind. Stbl. 1918 — 30 is art. 529 I aangevuld, zoodat deze be=

In document Het wetboek van strafrecht voor (pagina 178-183)