• No results found

Een voorschrift als dat van lid 3 juncto lid 2 artikel 44 I komt in Nederland in het geheel niet voor ; het bevel tot plaatsing in een

In document Het wetboek van strafrecht voor (pagina 65-68)

krankzinnigengesticht kan in Nederland door eiken rechter worden uitgevaardigd (art. 37 lid 2 N) ; in Indië daarentegen hebben alleen

„Europeesche rechtbanken, landraden en daarmede gelijkstandige Inlandsche rechtbanken" deze bevoegdheid.

D e z e b e p e r k i n g w e r d i n g e v o e r d „ o m d e b e p a l i n g v a n h e t t w e e d e l i d v a n a r t i k e l 4 4 I i n v e r b a n d t e b r e n g e n m e t d e i n I n d i ë g e l d e n d e r e g e l i n g v a n h e t K r a n k z i n n i g e n w e z e n " . V o o r z o o v e r h i e r v a n b e l a n g k o m t d i e 1) Bij de wet van 21 April 1933 (Ned. Stbl. 179), houdende tijdelijke voorziening m e t betrekking tot het ter beschikking van de Regeering stellen van personen, bij wie tijdens het begaan van een strafbaar feit gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke storing der geestvermogens bestond, is het volgende bepaald :

De artt. 37 lid 3, en 37a lid 2 (N) blijven in zaken, waarin eindvonnis in eersten aanleg gewe=

zen wordt na het tijdstip van inwerkingtreding van genoemde wet (26 April 1933) doch voor 1 Januari 1936, buiten toepassing t.a.v.

i e . de misdrijven omschreven in de titels X X I I — met uitzondering van het misdrijf van artikel 312 —, X X I V , XXV en XXVI van het 2e Boek en in de artt. 416, 417 en 4i7bis ; 2e. de overtredingen, bedoeld in art. 37 lid 3,

behoudens het geval, dat de verdachte voor de vierde of volgende maal eenig misdrijf begaat, ieder volgend misdrijf telkens gepleegd binnen een jaar — tijden van verzekerde bewaring niet inbegrepen — nadat de laatste uitspraak te zijnen laste onherroepelijk is geworden.

— 48 —

regeling hierop neer, dat t.a.v. Europeanen machtiging tot voorloopige plaatsing in het krankzinnigengesticht alleen door den President van den Raad van Justitie kan gegeven worden, terwijl met opzicht tot de Inlan=

ders de wet voorloopige plaatsing niet kent, maar machtiging tot plaat»

sing direct voor den tijd van één jaar door den landraad of daarmede gelijkstandige Inlandsche rechtbank verleend kan worden. Anders dan in Nederland waar zelfs de laagst in rang zijnde rechter — de kanton=

rechter — machtiging tot plaatsing kan geven (art. 12 van de Wet van 24 April 1884 Ned. Stbl. 96) is in Indië aan de lagere rechters geenerlei be=

voegdheid ten aanzien van krankzinnigen toegekend (zie artt. 10, 22 en

?i Regl. Krankzw.). Deze toestand meenden de ontwerpers van het Ind.

strafwetboek te moeten handhaven. Zoo geldt dus thans artikel 44 lid 2 I niet voor de landgerechten, regentschapsgerechten en districtsgerechten op Java en Madoera en voor de landgerechten, residentiegerechten, magistraatsgerechten en districtsraden, districtsgerechten en negorij*

rechtbanken in de Buitengewesten. In geval van toepassing van art. 44 alinea 1 I door genoemde rechters zal plaatsing in een krankzinnigen*

gesticht op de gewone wijze moeten worden aangevraagd (vgl. artt. 10 e.v. en 22 e.v. Regl. Krakzw., artt. 154 tot 158 R.O. en art. 254 Inl. Regl.).

De ontwerpers van ons Ind. Strafwetboek hebben een bepaling, volgens welke het doen van een zoodanige aanvraag door genoemde rechters zou moeten worden geprovoceerd, niet in het wetboek opgenomen omdat zulk een bepaling in een strafwetboek niet thuis behoort.

39 sep= Artikel 4 5 .

tics)

Aan de behandeling van artikel 4? I kan worden vastgeknoopt een enkel woord over de maatregelen, welke in Nederland in het begin van deze eeuw zijn tot stand gekomen en nog gestadig uitgroeien en die men aanduiden kan als „de preventieve en repressieve maatregelen ten aanzien van jeugdige personen".

De hoofdlijnen van bedoelde maatregelen zijn neergelegd in de z.g.

„Kinderwetten van 1901", van welke er drie tot stand zijn gekomen, te weten :

de civielrechtelijke wet van 6 Februari 1901 Ned. S. 62, de strafrechtelijke wet van 12 Februari 1901 Ned. S. 65 en de penitentiaire wet van 12 Februari 1901 Ned. S. 64.

Een viertal jaren later, op den ïsten December 1905, traden deze wetten in werking. Voor ons is voornamelijk van belang de strafrechtelijke kin=

derwet, hoewel niet mag worden uit het oog verloren, dat de genoemde wetten in hun werking onderling nauw verband houden. Bedoelde wetten stellen voor de bescherming van jeugdige personen tegen verwaarloozing en voor de bestrijding van de sociaal gevaarlijke neigingen van jeugdige personen, aan de overheid, aan de goedgezinde ouders en aan belang*

hebbende particulieren middelen van preventie en repressie met opvoed*

kundige strekking ter beschikking1).

1) v. HAMEL 527.

Zooals bekend verrijkte de civielrechtelijke kinderwet het Nederland=

sehe burgerlijk recht met een nieuwe regeling van de ouderlijke macht en de mogelijkheden van ontzetting en ontheffing uit die macht en uit de voogdij, waarbij later (1921/1922) nog gekomen is de instelling van den Kinderrechter en het instituut der ondertoezichtstelling. De penitentiai=

re kinderwet wil voor de repressie van jeugdige personen zijn, wat de Beginselenwet is voor die van volwassenen1). De strafrechtelijke kinder»

wet bracht in het Nederlandsche Wetboek van Strafrecht een geheel ander systeem van optreden tegen jeugdige delinquenten ; de twee polen van dit nieuwe systeem zijn te vinden in het 5de lid van artikel 9 N en in de artikelen 58 — 59 decies N ; uitloopers ervan vindt men nog in enkele andere artikelen (zie bijv. art. 54 N ) .

Hier kan niet het gansche stelsel met zijn voor= en nadeelen ontvouwd worden ; slechts de groote lijnen zullen worden aangestipt.

„ H e t wordt, zegt de M . v. T . op de strafrechtelijke kinderwet, tenge=

volge van het meer op den voorgrond stellen van den misdadigen mensch, een der belangrijkste vragen, hoe er voor kan worden gewaakt, dat het kind niet den weg der misdaad betreedt want naarmate van de behande»

ling, die het kind in zijn jeugd ten deel valt, zal in vele gevallen de kleine deugniet van heden de ernstige misdadiger van straks zijn, of wel worden gevormd tot een braaf en nuttig burger" en ,,de invloed ten goede op het gansche volksleven is onberekenbaar, indien men er in slagen mag een deel der kinderen, die thans opgroeien voor het kwaad, te redden en te helpen en op te leiden tot eerzame moeders en nuttige burgers der maat=

schappij"2).

De aan de strafrechtelijke kinderwet ten grondslag liggende gedachten zijn met bovenaangehaalde citaten voldoende in het licht gesteld; bij de uitwerking daarvan in de wet zelf is vastgehouden aan een theoretische scheiding tusschen eenerzijds maatregelen van straf en anderzijds maat=

regelen van dwangopvoeding, zonder toepassing van eenige straf.

De eigenlijke straffen, die den jeugdigen delinquent kunnen worden opgelegd, zijn de volgende :

a. plaatsing in een tuchtschool;

b. voorwaardelijke plaatsing in een tuchtschool;

c. geldboete;

d. berisping;

e. de gewone straffen, naar de voor volwassenen geldende bepalingen, uitgenomen de hechtenis en de vervangende hechtenis;

f. een veroordeeling tot gevangenisstraf (van ten hoogste de helft van het maximum op het misdrijf gesteld) toegevoegd aan het bevel van dwangopvoeding (met de mogelijkheid van opschorting der tenuit=

voerlegging van de gevangenisstraf door besluit van den Minister van Justitie);

g. van de bijkomende straffen, alleen de verbeurdverklaring van be=

paalde voorwerpen.

1) v. HAMEL y26.

2) S M I D T V — 743, 344 en 349.

— 50 —

De maatregelen welke de rechter nemen kan, bestaan uit : a. bevel van teruggave aan ouders of voogd ;

b. bevel van ter beschikking stelling aan de Regeering, medebrengende of plaatsing in het rijksopvoedingsgesticht óf ter opvoeding toever=

trouwen aan een bepaalde vereeniging enz.;

c. als onder b, doch voorwaardelijk;

d. bevel van ondertoezichtstelling op den in artikel 573 Ned. B. W.

omschreven grond.

Met bovenstaande zeer beknopte aanduiding van het huidige Neder=

landsche stelsel moge worden volstaan.

Aan het bovenvermelde Nederlandsche stelsel is bovendien verbonden een speciaal kinderstrafprocesrecht (thans te vinden in titel II B. IV Ne=

derl. W. v. Sv.). De voornaamste punten hiervan zijn berechting door of althans onder medewerking van den kinderrechter, geen openbaarheid van het onderzoek ter terechtzitting, ambtshalve toevoeging van een raadsman e n z .1) .

Plaatsen we hiertegenover het in Indië vigeerende stelsel. Indië

In document Het wetboek van strafrecht voor (pagina 65-68)