• No results found

6. Beheer en insluiting van geproduceerd radioactief afval

8.2. Interne voorvallen

8.2.1. Voorziene bedrijfsincidenten (C2)

8.2.1.1. Verlies van de lekdichteid van de container 8.2.1.1.1. Beschrijving van de gebeurtenis

Onder normale opslagomstandigheden is de containerdichtheid gegarandeerd door de primaire dichting van het deksel van de container en de afdekplaat van de drainageopening die deel uitmaken van de insluitingsbarrière. De primaire dichting verzekert de lekdichtheid tussen de caviteit van de container en de met helium gevulde ruimte tussen dichtingen van de container (een secundaire dichting is aanwezig tussen deze ruimte en de buitenkant van de container). Een defect van één van de dichtingen kan heliumlekken veroorzaken van de tussenruimte naar de caviteit van de container (lek primaire dichting) of van de tussenruimte naar de atmosfeer (bij defect van de secundaire dichting).

8.2.1.1.2. Impact op de installatie en de containers

Zonder preventiemaatregelen is er een impact mogelijk op de veiligheidsfunctie insluiting van radioactief materiaal.

8.2.1.1.3. Preventie- en mitigatiemaatregelen

Het ontwerp van de container laat toe om de insluitingsfunctie te garanderen door de aanwezigheid van de dichtingen van het deksel en de afdekplaat van de drainageopening.

Een opvolgingssysteem van de heliumdruk is aangebracht tussen de twee dichtingen van het containerdeksel en de drainageopening van de container. Het laat toe om drukverandering van helium tussen de dichtingen van het deksel en de drainageopening van de container op te volgen en op deze manier lekken van de dichtingen op te sporen. Zodra dit systeem een significante drukvermindering detecteert, gaat een alarm af. Dit laat toe om de nodige remediërende acties te ondernemen zoals een inspectie van de mogelijk niet-lekdichte container en indien noodzakelijk het transport van de container naar het SPG Doel 4 om een interventie mogelijk te maken. De tussenkomst van een operator is vereist van zodra het alarm afgaat. De operator zal de nodige verificatie- en herstelactiviteiten voor de betrokken container opstarten.

De detectie van een heliumlek kan verschillende oorzaken hebben: een faling van één van de dichtingen, een faling van de metingen, of een faling van de leidingen van het lekdetectiesysteem. In alle gevallen wordt de container naar de inspectie-stand gebracht om de lekdichtheid van de dichtingen te controleren. De operationele technische specificaties leggen de termijnen op om deze herstelmaatregelen uit te voeren. Indien het lek wordt bevestigd, wordt de container naar het SPG Doel 4 gebracht om het lek te stoppen (vervanging van dichtingen, ontlading van de container …) binnen de termijn opgelegd door de operationele technische specificaties.

De compensatiemaatregelen die nodig zijn om de functie van de insluiting te herstellen, zijn opgesomd in de TSAR van de containers.

8.2.1.1.4. Radiologische gevolgen

De aanwezigheid van helium onder druk in de tussenruimte van de dichtingen van het deksel verhindert een radioactieve lozing in het geval van falen van een primaire dichting gedurende een beperkte tijd van ongeveer 3 dagen (zie §4.2.4.1), de actietermijn om corrigerende maatregelen te nemen om het lek te dichten en een lozing van radioactiviteit te voorkomen. Deze corrigerende maatregelen zijn omschreven in de technische specificaties. Er worden geen radiologische gevolgen verwacht door deze gebeurtenis in overeenstemming met de technische specificaties.

8.2.1.2. Degradatie van het neutronenafschermend materiaal van de container 8.2.1.2.1. Beschrijving van de gebeurtenis

Het doel van de neutronenafscherming is het sterk reduceren van de ioniserende straling afkomstig van de verbruikte splijtstof die opgeslagen zit in de container. De radiologische afscherming wordt gegarandeerd door enerzijds de metalen wanden van de container en anderzijds ook door het neutronenabsorberend materiaal dat in de wanden van de container vervat zit.

Verschillende factoren, voornamelijk warmte en straling, kunnen de neutronenafscherming degraderen en na verloop van tijd de eigenschappen wijzigen. Dit is de veroudering van de neutronenafscherming.

Daartegenover compenseert de neutronenafname van de verbruikte splijtstof de effecten van deze trage degradatie van de neutronenafscherming.

8.2.1.2.2. Impact op de installatie en de containers

Zonder preventiemaatregelen is er een impact mogelijk op de veiligheidsfunctie afscherming van straling.

8.2.1.2.3. Preventie- en mitigatiemaatregelen

Het neutronenafschermend materiaal in de container is ontworpen om neutronen-straling af te schermen gedurende 50 jaar onder normale omstandigheden [2] (zie

§8.3.2.2 voor de klimatologische en thermische ontwerpcondities voor de containers). Deze kwalificatie kan verlengd worden afhankelijk van de reële opslag-omstandigheden en de beschikbare marges in het kwalificatieprogramma. Een opvolgingsprogramma voor de veroudering moet opgesteld worden door de leveranciers van de containers en moet geïmplementeerd worden door de uitbater.

Zo kan nagegaan worden of de neutronenafscherming ook na deze periode van 50 jaar effectief blijft, rekening houdend met de geladen inhoud (zie §3.2.3.4). Dit aspect maakt deel uit van de veiligheidsevaluatie van de containers. Na een opslagperiode van 50 jaar zal de stralingsdosis sterk zijn afgenomen door het radioactief verval.

8.2.1.2.4. Radiologische gevolgen

Er zijn geen radiologische gevolgen te wijten aan deze gebeurtenis. Degradatie van de radiologische afscherming van de container door veroudering van de neutronen-afscherming van de container is in rekening gebracht tijdens ontwerp en gecompenseerd door de afname van neutronen door radioactief verval. Er is dus geen toename van de dosis op de site of buiten de site (zie TSAR van de containers).

8.2.1.3. Verlies van externe elektrische voeding 8.2.1.3.1. Beschrijving van de gebeurtenis

De externe voeding van de SF² is verschillend naargelang het moment, vóór of na de definitieve stopzetting van de kerncentrales in Doel:

• Vóór de definitieve stopzetting van kerncentrales levert het elektriciteitsnet van de centrale de voeding voor de SF².

• Na de definitieve stopzetting van de kerncentrales zal de voeding van de SF² via het distributienet gewaarborgd blijven.

8.2.1.3.2. Impact op de installatie en de containers

Zonder preventiemaatregelen is er een impact mogelijk op de veiligheidsfunctie terugneembaarheid van de verbruikte splijtstof. De andere vier veiligheidsfuncties zijn verzekerd op een passieve manier door de container en het gebouw.

8.2.1.3.3. Preventie- en mitigatiemaatregelen

De betrouwbaarheid van de rolbrug is verzekerd door het SFP-ontwerp (zie §4.2.1.4) wat het valrisico beperkt, zelfs bij verlies van voeding (de last blijft hangen in geval van stroomuitval). Bovendien laat het ontwerp toe om de gehesen container neer te laten via ultieme manuele middelen.

Het opvolgingssysteem van de lekdichtheid van de containers is niet langer in staat haar functie te garanderen. Dit heeft geen invloed op de insluiting maar wel op de monitoring van een lek. Hoewel dit niet vereist is voor categorie C, blijft dit systeem toch gevoed bij verlies van de normale elektrische voeding door een dieselgenerator om haar functie voor een periode van één week te garanderen. Deze periode komt overeen met de toegestane tijd voor herstel van de hoofdvoeding.

Het tijdelijke functieverlies van de terughaalbaarheid van de containers met normale middelen heeft geen invloed op de nucleaire veiligheid. Het is niet nodig om een container terug te halen bij verlies van de hoofdvoeding want alle andere veiligheidsfuncties worden passief beheerd door de container of door het hoofdgebouw en de passieve ventilatie.

8.2.1.3.4. Radiologische gevolgen

Er zijn geen radiologische gevolgen te wijten aan deze gebeurtenis.

8.2.1.4. Botsing van een container met een gehesen container 8.2.1.4.1. Beschrijving van de gebeurtenis

Een gehesen container kan botsen met een ander opgeslagen container (zonder rekening te houden met de stoel en onafhankelijk van de hijshoogte).

8.2.1.4.2. Impact op de installatie en de containers

Zonder preventiemaatregelen is er een impact mogelijk op de veiligheidsfunctie insluiting van de radioactieve stoffen.

8.2.1.4.3. Preventie- en mitigatiemaatregelen Installatie

De snelheid van de rolbrug is beperkt door het ontwerp:

• Een snelheid van 0,25 m/s in verticale en 0,15 m/s in horizontale richting.

• De hijshoogte in het SFB is beperkt door de procedure en switchen.

• Het draagvermogen van de rolbrug is beperkt tot 150 t.

Container

De stabiliteit van de opgeslagen container wordt niet in die mate aangetast door de botsing van de gehesen container, dat deze kantelt. Dit ongeacht de hijshoogte. Er wordt hierbij rekening gehouden met:

• De hijshoogte van de container: heeft geen impact.

• Maximale snelheid van de rolbrug: 0,25 m/s in verticale richting en 0,15 m/s m/s in horizontale richting.

• De reële massa van de container.

8.2.1.4.4. Radiologische gevolgen

Deze gebeurtenis wordt in rekening gebracht tijdens het ontwerp en heeft geen radiologische gevolgen.

8.2.2. Ontwerpongevallen met enkelvoudige faling (C3a)