• No results found

2. Kenmerken van de vestigingsplaats

2.2. Industriële, transport en militaire activiteiten in de omgeving

2.3.3. Meteorologisch waarnemingsprogramma op de vestigings-plaats

2.3.3.1. Meteorologisch model toepasbaar op lozingen

De droge en natte dispersie- en afzettingscoëfficiënten die nodig zijn voor de berekening van de doses worden verkregen uit de modelleringsresultaten. Het AERMOD-model werd gebruikt voor korte afstanden (voor de representatieve persoon van het publiek) en voor de Nederlandse grens [9]. Gezien de afstand tot de Belgisch-Nederlandse grens aanzienlijk kleiner is dan deze tot de overige landsgrenzen, liggen de dispersie- en depositiecoëfficiënten veel hoger. Voor de grenzen met Frankrijk, Duitsland en Luxemburg werden daarom correctiefactoren berekend uit een evaluatie met een Gaussisch model.

De AERMOD View-software, met zijn AERMOD-model (Bigaussian model), maakt het mogelijk de impact van gasvormige effluenten te bepalen die door één of meerdere punt-, lijn- of oppervlaktebronnen uitgestoten zijn. Dit model gebruikt meteorologische statistieken om de verspreiding van verontreinigende stoffen te beoordelen. Het model is ontwikkeld door de American Meteorological Society (AMS) en het United States Environmental Protection Agency (US EPA) en wordt internationaal gebruikt om de atmosferische afzetting te berekenen.

De voornaamste gegevens en veronderstellingen in de berekening zijn:

• Meteorologische data voor het jaar 2011-2013, zoals ook gebruikt in de periodieke veiligheidsstudies (PSR) van de nucleaire eenheden.

• AERMOD:

- windgegevens: meetstation van het Koninklijk Nederlands Nationaal Meteorologisch Instituut (KNMI) in Woensdrecht(3)(NL) op 10 m hoogte;

- regengegevens: station te Deurne.

• Voor de berekening van de inhalatiedosis zijn de belangrijkste radionucliden die in het referentieongeval zullen vrijkomen Cm-244, Am-241, Pu-238 en Co-60 [4].

De modellering betreft de fijne fractie die de meerderheid van de uitstoot vertegenwoordigt.

• De gemiddelde aerodynamische diameter van de deeltjes is 1 μm en de afzettingssnelheid is 0,001 m/s (0,01 m/s voor jood).

• Het opstijgeffect door de brand wordt niet in rekening gebracht, en de uitstoot-temperatuur is genomen bij kameruitstoot-temperatuur.

• De bron voor het dispersiemodel: 22 m in diameter op 13 m hoogte van de grond voor ontwerpbasisongevallen (P-95), hetgeen overeenstemt met het beschadigde gebouw (§8.3.5.1.).

• De bron voor het dispersiemodel: 10 m in diameter met 1,25 m hoogte van de grond voor buitenontwerpongevallen (P-50), hetgeen overeenstemt met een gekantelde container en een volledig ingestort gebouw na de vliegtuigval (§8.3.5.1.).

• De initiële windsnelheid bij de bron is gelijk aan 1 m/s (voor buiten-ontwerpongevallen, P-50) en 0 m/s (voor buiten-ontwerpongevallen, P-95).

• De bron ligt in het noordwestelijke deel van de opslaghal, in de richting van het publieke domein (conservatieve aanpak).

• Gezien de (gedeeltelijke) instorting, heeft de SF² geen downwash-effect op de lozing, het effect van naburige gebouwen daarentegen is geïntegreerd in het model.

• Gedurende de eerste 6 uur van het ongeval bevindt de persoon uit de kritieke groep zich op de meest blootgestelde locatie buiten de terreingrens (150 m ten zuidwesten van de bron) en beweegt zich dan naar de dichtstbijzijnde woning (800 m ten westen van de bron).

Figuur 2.3-F1 toont de isocontouren van de dispersiecoëfficiënten als jaargemiddelden (P-95). Het punt R1 ten zuidwesten van de bron komt overeen met de persoon uit de kritieke groep voor de periode 0-6 uur, terwijl het punt R2 ten westen van de bron overeenkomt met de persoon uit de kritieke groep na 6 uur.

Equivalente receptoren voor de periode van 0 tot 6 uur en na 6 uur worden tevens bepaald, gelegen op een afstand van de identieke bron R1 en R2, waarbij de coëfficiënten de hoogste ("cirkelmethode") zijn. De verschillende coëfficiënten (P-95), die zijn samengevat in tabel 2.3-T2, worden berekend bij de persoon uit de kritieke groep.

De coëfficiënten worden ook berekend voor de dichtstbijzijnde landsgrens op 2,4 km van de bron (Nederland). De coëfficiënten worden samengevat in tabel tabel 2.3-T3.

De dispersiecoëfficiënten χ/Q worden gemodelleerd voor elk uur voor de persoon uit de kritieke groep. Het glijdende gemiddelde, in stappen van 1 uur, wordt dan berekend voor de periode van 6 uur (interval van 1-6 uur) en 720 uur (1 maand). Het 95-percentiel (P-95) van deze gemiddelden wordt dan berekend voor elk van de perioden.

(3) Conservatiever dan de gegevens op 72 m hoogte in een mast dichtbij de site van Doel.

De 95-percentielen van de droge afzettingscoëfficiënten (ω/Q)d worden verkregen door de dispersiecoëfficiënten (P-95) te vermenigvuldigen met de sedimentatie-snelheid van de deeltjes (0,001 m/s) en jood (0,01 m/s). De 50-percentielen worden op analoge wijze verkregen.

De natte afzettingscoëfficiënten (ω/Q)w worden berekend uit de resultaten van AERMOD met behulp van de volgende formule [5]:

�ω

𝑄𝑄�𝑤𝑤= 𝛬𝛬 ∗ � 𝑋𝑋/𝑄𝑄𝑧𝑧

0 ∗ dz Met:

De atmosferische laag is onderverdeeld in verschillende tussenlagen (0-20, 20-40, 40-60, 60-80, 80-120, 120-160, 160-240, 240-320, 320-640(4)m) waarvoor een dispersiecoëfficiënt χ/Q wordt berekend (bij 10-30-50-70-100-140-200-280 en 480 m). Elke coëfficiënt wordt dan vermenigvuldigd met de hoogte van de laag (Δz).

De resultaten worden gesommeerd en het resultaat van deze som vermenigvuldigd met de uitspoelcoëfficiënt.

De totale afzettingscoëfficiënt ω/Q komt overeen met de som van de droge afzettingscoëfficiënt en de natte afzettingscoëfficiënt, die een constante regen over de gehele periode verondersteld.

De dispersie- en afzettingscoëfficiënten die gebruikt worden bij buitenontwerp-ongevallen komen overeen met het 50-percentiel. De coëfficiënten op de sitegrens en ter hoogte van de dichtstbijzijnde woning staan in tabel 2.3-T4.

(4) 640 m komt overeen met de maximale wolkhoogte waargenomen bij regen op basis van weerdata;

hogere hoogten zijn uitzonderlijk.

(ω/Q)w Natte afzettingscoëfficiënten, in 1/m² (P-95) χ/Q Dispersiecoëfficiënten, in s/m³ (P-95)

Λ Uitspoelcoëfficient van de deeltjes, in 1/s (= 2.10-4,[4]) Z Hoogte van de luchtkolom tussen de grond en de wolkenbasis

Tabel 2.3-T1: Extreme meteorologische waarden gebruikt voor het ontwerp van de SF²

De tabel met de gebruikte waarden in de veiligheidsdemonstratie wordt weergegeven in tabel 8.3-T1.

(5) De overwogen ontwerpwaarden gebruikt voor het dimensioneren van de SF² zijn, op zijn minst, equivalent aan de HL-1 waarden gedefinieerd in hoofdstuk 8 van dit document.

Parameter Extreme waarde voor

ontwerp SF²(5) Extreme waarde voor

ontwerp Doel 4 Rechtvaardiging gebruikte waarde Maximum buitentemperatuur Maandelijks gemiddelde:

30,5°C Dagelijks gemiddelde:

30°C (48% RV) IMDC studie [8]

Minimum buitentemperatuur Maandelijks gemiddelde:

-15°C (50% RV) Dagelijks gemiddelde:

-15°C (50% RV) -

Neerslag Volgens industriële normen - -

Wind/Wervelwind Wind: 33 m/s op 10 m boven grondniveau (gemiddelde Wervelwind : 107,3 m/s (gebied III)

Wind: gebruik van Eurocode 1 in plaats van NBN-460 Wervelwind: herevaluatie van de windsnelheid gebied III volgens rev. 1 RG 1.76.

Wervelwind is omhullend voor wind want de gebeurtenis omvat positieve en negatieve drukken.

Sneeuw/IJzel Sneeuw: belasting van 1,20 kN/m² (Eurocode 1) IJzel: ijslaag van 10 mm (9 kN/m³)

Sneeuw : belasting van 0,40 kN/m² (NBN B-15-103)

Gebruik van Eurocode 1 i.p.v.

de norm NBN B-15-103

Bliksem 1,19 inslagen/km².jaar 1,19 inslagen/km².jaar -

Tabel 2.3-T2: Dispersie- en neerslagcoëfficienten (95-percentiel) voor het referentie-ongeval, lokaal [9]

Interval Dispersiecoëfficient

χ/Q, in s/m³ Droge

neerslagcoëfficient (ω/Q)d, in 1/m² (op

150/800 m)

Natte neerslagcoëfficient (ω/Q)w, in 1/m² (op

150/800 m) 0-6 uur 9,29.10-4 9,29.10-7 / 5,76.10-8 1,43.10-6 / 2,62.10-7 7-720 uur 2,28.10-5 3,15.10-7 / 2,28.10-8 4,87.10-7 / 9,68.10-8

Tabel 2.3-T3: Dispersie- en neerslagcoëfficienten (95-percentiel) voor het referentie-ongeval, op de grens met Nederland [9]

Interval Dispersiecoëfficient

χ/Q, in s/m³ Droge

neerslagcoëfficient (ω/Q)d, in 1/m²

Natte neerslagcoëfficient

(ω/Q)w, in 1/m²

0-6 uur 8,80.10-6 8,80.10-9 4,66.10-8

7-720 uur 4,03.10-6 4,03.10-9 2,08.10-8

Tabel 2.3-T4: Dispersie- en neerslagcoëfficienten (50-percentiel) voor het buitenontwerpongeval, lokaal [9]

Interval Dispersiecoëfficient χ/Q, in s/m³

Droge neerslagcoëfficient

(ω/Q)d, in 1/m² (op 150/800m)

Natte neerslagcoëfficient (ω/Q)w, in 1/m² (op

150/800m) 0-6 uur 7,93.10-6 7,93.10-9 / 1,97.10-10 1,98.10-8 / 9,84.10-10

7-720 uur 7,91.10-6 7,50.10-8 / 7,91.10-9 1,40.10-7 / 3,42.10-8

FIGUUR 2.3-F1: Isocontouren van de dispersiecoëfficienten (jaarlijks gemiddelde, in 10-6 s/m³, 95-percentiel), lokaal[9]

2.4. Hydrologie

De hydrologie is in detail beschreven in §2.4 van het veiligheidsrapport Doel 4 [1].