• No results found

Dit hoofdstuk bespreekt de bedrijfsoperaties in normale, incidentele en accidentele toestand.

5.1. Beschrijving van de activiteiten bij normale omstandigheden Volgende activiteiten zijn voorzien in de SF²:

• Ontvangst, opslag en voorbereiding van de nieuwe containers in de behandelingshal.

• Ontvangst en opslag van de geladen containers in de opslaghal.

• Toezicht van de opslag van de geladen containers in de SF².

• Onderhoudsactiviteiten van de SF².

• Voorbereiding van de containers voor transport.

Het laden van de containers geschikt voor transport en opslag van verbruikte splijtstof wordt in het splijtstofgebouw van de respectievelijke eenheden uitgevoerd, volgens de geldende procedures(20) [1]. In wat volgt wordt een kort overzicht van de uitgevoerde operaties in de SF² gegeven.

5.1.1. Ontvangst en voorbereiding van een nieuwe (lege) container

In het geval van een nieuwe container, wordt de container geleverd op een ondersteunend frame op een roller. De voornaamste operaties zijn:

1. Ontvangst van een nieuwe container:

• Lossen van de container:

- Binnenrijden van de roller in de behandelingshal.

- Lossen van de container met behulp van de rolbrug en hijsjuk.

- Plaatsen in de inspectiestand.

• Visuele controle van alle bereikbare oppervlakken van de container en zijn toebehoren en de opmaak van het ontvangstdossier.

• Plaatsen op zijn opslagpositie in de behandelingshal.

2. Voorbereiding van lege container naar entiteit:

• Container verplaatsen naar inspectiestand

• Inspectie bovenste delen container

• Voorbereiding stoel, monitoring fles en flexibele leidingen

• Plaasten van lege container op de roller

• Vertrek naar SPG

5.1.2. Ontvangst en voorbereiding van een geladen container voor opslag

De geladen container wordt binnengereden in het SFB via zijn roller voor intern transport.

De container wordt gelost en naar de voorbereidingsstand in de behandelingshal verplaatst waar de container wordt voorbereid voor opslag in de opslaghal.

De voornaamste operaties zijn:

• Lossen van de container:

- Binnenrijden van de roller in de behandelingshal.

- Ontvangst en lossen van de container met de rolbrug en het hijsjuk.

(20) Bestaande procedures worden bijgewerkt op basis van de gebruikte uitrustingen.

- Verplaatsen naar de voorbereidingsstand.

• Operaties bij de voorbereidingsstand:

- Aanbrengen van de leidingen van de mobiele opvolging van het lekdetectiesysteem en lekdichtheidstest.

- Plaatsen van het ballistisch deksel (aangebracht aan de hulphaken en begeleidingsstaven).

Het plaatsen van de container op de stoel gebeurt normaliter buiten de voorbereidingsstand.

Aanbrengen van additionele stralingsbescherming (indien nodig). Voor de andere operaties tijdens incidentele en accidentele omstandigheden wordt verwezen naar hoofdstuk 8 en/of de verwante procedures.

5.1.3. Uit te voeren operaties volgend op een lekdetectie bij een container

Bij lekdetectie wordt eerst gecontroleerd of het probleem niet afkomstig is van het monitoringsysteem zelf. Als dit systeem niet de oorzaak is, dan wordt de container gecontroleerd op een lek. Om deze operatie uit te voeren moet de container eerst naar de voorbereidingsstand gebracht worden. Als het een dichtingslek betreft, dan wordt de container op de roller geladen en teruggestuurd naar het SPG Doel 4 (zie

§5.1.4).

5.1.4. Terugsturen van een container naar het spg Doel 4 voor interventie De voornaamste operaties zijn:

• Transfer van de container naar de voorbereidingsstand.

- (Controle van de tappen(21))

- Bij de detectie van een lek door het monitoringsysteem, wordt de lekdichtheid gecontroleerd. Indien het lek wordt vastgesteld aan de primaire dichting, wordt de mobiele heliummonitoring vastgekoppeld om een overdruk te plaatsen tussen de dichtingen. Indien het lek zich situeert aan de secundaire dichting, wordt het secundaire deksel op de container geplaatst.

• Binnenrijden van de roller in het SFB.

• Laden van de container op de roller voor intern transport.

• Radiologische controle van de roller (dosis en contaminatie).

• Vertrek roller met container naar SPG Doel 4.

(21) Enkel indien nodig gezien dit zorgt voor een hoge dosis.

5.2. Beschrijving van de onderhoudsactiviteiten voor de veiligheid 5.2.1. Instrumentatie

De opslagcontainers zijn aangesloten aan een meetsysteem van de heliumdruk in de ruimte tussen de dubbele dichting van het deksel en de drainageopening. Gezien het belang van opvolging van de heliumdruk worden drie redundante drukmetingen vereist. Bij verlies van lekdichtheid vermindert de druk, wat een alarm veroorzaakt op het alarmpaneel van de SF² alsook een gecentraliseerd alarm in de controlezaal van het WAB.

De bepalingen voor de periodieke testen van het alarmsysteem en de transmissie ervan naar de alarmcentrale en naar het WAB moeten, evenals de periodiciteit ervan, ten minste gelijkwaardig zijn aan die voor het SCG (zie controlevereiste-CV

§4.4.2.2 en §4.4.2.3 van bijlage A).

Specifieke ontwerp- en exploitatievereisten zullen gebaseerd zijn op de TSAR's voor de containers en zijn ontwikkeld in de technische specificaties (hoofdstuk 10).

5.2.2. Onderhoudsactiviteiten

De enige geplande onderhoudsactiviteiten zijn: een visuele inspectie, het eventueel herschilderen van de container, het bijvullen van de heliumgasflessen en het herkalibreren van de druksensoren van het lekdetectiesysteem van de containers.

Indien mogelijk gebeuren de onderhoudsactiviteiten in de opslaghal (teneinde manipulaties met de container te minimaliseren). Indien de container geopend moet worden, gebeurt dit in het SPG Doel 4.

Een onderhoudsprogramma is evenzeer van toepassing op de rolbrug en haar toebehoren. Een externe technische dienst controleert de rolbrug periodiek conform Art. 280 en Art. 281 van het Algemeen Reglement voor de Arbeids-bescherming (ARAB).

5.3. Alarmpaneel

Het groepsalarm zal geïnstalleerd worden in de controlekamer van het WAB terwijl de opvolging van de alarmen in de SF² gebeurt. Het paneel brengt het personeel op de hoogte door een visueel alarm, vergezeld van een geluidssignaal.

De operator raadpleegt dan een remote scherm van de procescomputer van het lekdichtheidssysteem om meer details over de oorzaak van het probleem te bekijken.

Op dit niveau zijn alarmen onderverdeeld in alarmgroepen (maximum 8), om, via de alarmfiche, de oorzaak van het probleem, de urgentie van de reactie en de te nemen maatregelen te identificeren. De toestand van de individuele alarmen en hun geschiedenis zijn alleen beschikbaar op het scherm van het lekdichtheidssysteem.

Deze schermen zijn opgesteld in het elektrische lokaal van het AUX en in de controlezaal van het WAB.

5.4. Boekhoudingssysteem voor de verbruikte splijtstoffen

De verordening (Euratom) nr. 302/2005 van de commissie van 8 februari 2005 betreffende de toepassing van de veiligheidscontrole van Euratom is van toepassing:

• voor de 4 kernreactoren in Doel (reactoren, droge opslag en de desactivatie-dokken);

• voor de droge opslag in de SF² of het bestaande opslaggebouw SCG.

De splijtstofboekhouding van de SF² zal daarom, net als voor andere materiaalbalansgebieden, worden uitgevoerd in overeenstemming met de wettelijke voorschriften.

De laadplannen voor de containers zullen volgens nauwkeurige criteria worden opgesteld. In het SPG zal de identificatie van de splijtstofelementen en hun locaties in de containers voor droge opslag worden gecontroleerd.

Het is niet de bedoeling om de containers te openen in de SF².

De splijtstofboekhoudkundige activiteiten bij de SF² zijn:

• Identificatie van verbruikte splijtstofelementen, verrijkingsgraad, burnup en gewicht van het nucleaire materiaal.

• De exacte locatie en opslaggeschiedenis van de container in het SFB.

5.5. Transport op site van de verbruikte splijtstof

De containers die in de SF² worden gebruikt, zijn van het type dual-purpose (voor opslag en transport) De containers worden geladen in de splijtstofdokken van het SPG Doel 3 of SPG Doel 4. De geladen containers worden met de bestaande middelen in het SPG Doel 3 of SPG Doel 4 op een roller geladen.

De containers zijn ontworpen volgens IAEA SSR-6 [2] en houden rekening met de ongevallen die worden overwogen in de SSR-6. De vereisten voor het interne transport van containers die op de site zijn geladen, zijn afgeleid van een risicoanalyse die specifiek is voor de site en worden beschreven in een speciaal document, de RTI [4]. Dit is in overeenstemming met de strategische nota van het FANC [3].

Een beschrijving van de uitrusting die wordt gebruikt voor het transport van containers op de site wordt gegeven in §4.3.

Het ontwerp van interne transportmiddelen kan een impact hebben op de veiligheid van de container tijdens een intern transport. Het ontwerp van de interne transportmiddelen moet op zijn minst garanderen dat:

• de remsystemen fail-safe zijn, redundant en gedimensioneerd met voldoende marge;

• het spansysteem de lading vasthoudt onder omhullende omstandigheden tijdens een intern transport (de transportsnelheid, de versnelling van de roller bij een noodstop, de wrijving, de ondergrond) met voldoende marge.

De SF² beschikt over de ruimte en de nodige uitrustingen om de container te voorzien van hulpmiddelen die nodig zijn voor een transport buiten de site. Indien nodig wordt de container eerst naar het SPG gebracht om de caviteit van de container in onderdruk te plaatsen alvorens terug te keren naar het SFB om de transporthulpstukken aan te brengen. De transportconfiguratie voor buiten de site is omhullend van de beoogde transportconfiguratie op de site.

5.6. Referenties

[1] ELECTRABEL, Veiligheidsrapport Doel 4

[2] IAEA, SSR – 6: Regulations for the safe transport of radioactive material (Rev.1), 2018

[3] FANC, Strategic note on new on-site interim spent fuel storage facilities, 2013-01-07-RK-5-4-12-EN, juli 2013

[4] RTI, Référentiel de transport interne de combustible usé sur les sites de Doel et Tihange, CNT-KCD/4NT/0026629/000/04, oktober 2018