6. Beheer en insluiting van geproduceerd radioactief afval
7.3. Ontwerp van de stralingsbescherming 1. Installatie
7.3.2.2. Dosisdebiet van de SF² in normale uitbating
De inschatting van de dosisdebieten voor de SF² is uitgevoerd met conservatieve aannames [2].
7.3.2.2.1. Methodologie
Om de gamma- en neutronendosisdebieten te evalueren, werd de code MCBEND [3] gebruikt. Dit is een algemene driedimensionale Monte-Carlo-methode voor het bestuderen van het transport van neutronen, gammadeeltjes, elektronen en gekoppelde modes in subkritische systemen. De code is gevalideerd om het skyshine effect te modelleren, dat een belangrijke rol speelt in de berekening van de doses over grotere afstanden.
7.3.2.2.2. Veronderstellingen
Voor de evaluatie worden er 108 containers verondersteld in de opslaghal(22). De oorspronkelijke TN24-D-referentiecontainer is in de berekeningen vervangen door fictieve containers, door voor de meest ongunstige container van de TN24-reeks de burnup te verhogen zodanig dat voor elke container een dosisdebiet van 0,1 mSv/u op een afstand van 2 m wordt bekomen. Dit is het criterium dat aan de containers wordt gesteld (zie §3.2.4.4). De invloed van het gebruik van de nieuwere types containers op de dosisdebieten is in de realiteit klein omdat dezelfde criteria gelden voor de contactdosis en de dosis op 2 m afstand.
Om conservatieve redenen is het radioactief verval tussen het aankomstmoment van de eerste en laatste container niet in rekening gebracht.
Het model is opgesteld op basis van het plan tijdens de voorontwerpfase.
7.3.2.2.3. Resultaten
Het is aangetoond dat er aan de dosisdebietlimieten op de site en op de sitegrens is voldaan [2].
De minimumafstand tussen de zijkant van de SF² en de terreingrens is ongeveer 150 m ten westen van het gebouw. Het totale dosisdebiet te wijten aan directe bestraling aan de grens van de site komt voort uit de transfer van de container naar de SF², de opslag van de container in het SFB en de andere activiteiten op de site.
Bijdrage van de container in de behandelingshal
Het dosisdebiet ter hoogte van de verschillende deuren van de behandelingshal als gevolg van een container op de roller in de behandelingshal is maximaal 115 µSv/u (zie [8] en figuur 7.3-F2 en tabel 7.3-T1). De aanwezigheid van een container in de behandelingshal heeft geen invloed op de werking van de SF².
De aanwezigheid van een container in de behandelingshal leidt tot een lichte verhoging van het dosisdebiet op de site. Om de criteria van de gecontroleerde zone te respecteren, zijn er mobiele radiologische afschermingsmiddelen en betonafschermingen aanwezig ter hoogte van de verschillende deuren.
Organisatorische maatregelen verhinderen de toegang tot sommige zones [8].
De container blijft voor een beperkte tijd in de behandelingshal. Tijdens normale uitbating is de tijd om de container op zijn opslagpositie in de opslaghal te plaatsen, beperkt tot enkele dagen.
De aanwezigheid van een container in de behandelingshal leidt dus niet tot een verhoging van de dosis voor het publiek. De bijdrage van de container in de behandelingshal is verwaarloosbaar t.o.v. de bijdrage van het transport op de site naar de SF² en de opslag van de containers in het SFB.
(22) Dit is een conservatieve aanname. In realiteit is de maximale opslagcapaciteit 97 containers in het SFB.
Bijdrage van het transport van de container op site naar de SF²
Voor het transport op de site werd het dosisdebiet berekend op een afstand van 40 m van de container voor 3 types TN24-containers die in het SCG in Doel worden opgeslagen. Het dosisdebiet rond de containers wordt bepaald in radiale en axiale richting, rekening houdend met de materialen en de geometrie van de container. Het maximale dosisdebiet berekend op 40 m is 1,44 µSv/u [7]. Dit resultaat wordt vervolgens gebruikt om het dosisdebiet te berekenen voor elke andere afstand volgens de omgekeerde kwadratenwet.
Er wordt conservatief verondersteld:
• 24 verplaatsingen per jaar inclusief:
- 1 verplaatsing van 10 dagen (in plaats van een half uur zoals gebruikelijk).
- 23 verplaatsingen die twee keer zoveel tijd in beslag nemen als normaal gesproken nodig is, namelijk één uur in plaats van een half uur.
De jaarlijkse dosis op 40 m te wijten aan de verplaatsingen van de containers wordt geschat op 0,38 mSv/j.
De afstand tussen de geladen container op de roller en de terreingrens is minimaal wanneer de roller zich vóór de ingang van het SFB bevindt. Deze afstand is ongeveer 180 m. Met de afstand kan de container als een radioactieve puntbron beschouwd worden en het dosisdebiet uit deze puntbron is omgekeerd evenredig met het kwadraat van de afstand tot die bron. De directe bestraling aan de grens van de site wordt geschat op 0,019 mSv/j (2,1 nSv/u).
Bijdrage van de opslag in het SFB
Het dosisdebiet aan de terreingrens te wijten aan de opslag in het SFB is 0,052 mSv/j (5,90 nSv/u).
Totaal
De opgelegde dosislimiet van 1 mSv/j wordt gerespecteerd. De bijdrage van de opslag in het SFB en van het transport van de container naar de SF² bedraagt 0,07 mSv/j en is minder dan de dosis-beperking van 0,1 mSv/j.
7.3.3. Stralingsmeters
De stralingsbeschermingsuitrustingen in de behandelingshal zijn beschreven in
§4.2.4.3.
De stralingsmeters werken met elektrische voeding, die wordt gegarandeerd door een dieselgenerator. De detectoren genereren een alarm bij een te hoog dosis-debiet, bij twee verschillende drempels, en bij storingen van het meetsysteem.
Tabel 7.3-T1: Dosisdebiet ter hoogte van de deuren van het SFB als gevolg van een container op de roller in de behandelingshal
Deur Neutron dosisdebiet
(µSv/u) Gamma dosisdebiet
(µSv/u) Total dosisdebiet (µSv/u)
1 68,0 47,0 115,0
2 6,0 21,8 27,8
3 6,0 21,8 27,8
4 1,4 0,3 1,7
5 Verwaarloosbaar
6 12,8 0,8 13,6
Figuur 7.3-F1: De gecontroleerde en niet-gecontroleerde zones in de SF²
ASB
Gecontroleerde zone Niet gecontroleerde zone
SFB
Diesel groep
AUX
Figuur 7.3-F2: De buitendeuren van het SFB
De buitendeuren van het SFB zijn genummerd van 1 tot en met 8.
(10) (4)
(5)
(6) (1)
(2) (3) (9)
Container op roller
Behandelingshal 3,5 m 4 m