• No results found

6. Beheer en insluiting van geproduceerd radioactief afval

7.7. Monitoringsprogramma van de impact op de omgeving

8.1.1. Indeling van gebeurtenissen volgens het FANC

De FANC-richtlijn [1] deelt de gebeurtenissen in (intern, extern van natuurlijke of menselijke oorsprong) die mogelijk kunnen optreden tijdens de levenscyclus van een nucleaire installatie, in vier ontwerpcategorieën C1 tot C4.

Deze rangschikking en de bijhorende termen worden in dit document gebruikt om de gebeurtenissen te karakteriseren die zich kunnen voordoen in het beoogde type installatie.

8.1.1.1. Ontwerpbasiscategorie C1: normale uitbating

Ontwerpbasiscategorie C1 (normal operations) omvat de activiteiten die plaatsvinden binnen de op voorhand aangegeven operationele limieten en condities (OLC). OLC’s zijn een set van regels die het prestatieniveau van materieel en personeel, de parametergrenzen en de functionele capaciteit definiëren goedgekeurd door het FANC [1].

8.1.1.2. Ontwerpbasiscategorie C2: voorziene bedrijfsincidenten

De gebeurtenissen gecategoriseerd C2 (anticipated operational occurences) zijn gebeurtenissen die afwijken van de normale werking en waarvan verwacht wordt dat ze zich minstens eenmaal voordoen tijdens de levensduur van de installatie, maar die, dankzij de gepaste maatregelen die tijdens het ontwerp getroffen worden, geen significante schade berokkenen aan de bestanddelen die belangrijk zijn voor de nucleaire veiligheid of die niet ontaarden in accidentele omstandigheden [1].

8.1.1.3. Ontwerpbasiscategorie C3a: gebeurtenissen van enkelvoudige faling.

Voorvallen van ontwerpcategorie C3a (postulated single failure events) zijn falingen waardoor een systeem of component niet meer in staat is zijn voorziene veiligheidsfunctie(s) te vervullen en elk ander defect dat eruit kan voortvloeien.

Dit zijn ongevallen die veroorzaakt worden door één enkele initiatorgebeurtenis, en alle gevolgen hiervan worden in rekening gebracht bij de analyse van het ongeval.

Op basis van een probabilistische analyse kan het voorval in een geschiktere categorie ondergebracht worden na goedkeuring door het FANC [1].

8.1.1.4. Ontwerpbasiscategorie C3b: gebeurtenissen van meervoudige faling

Voorvallen van ontwerpcategorie C3b (postulated multiple failure events) zijn samengesteld uit ongevallen die moeten beschouwd worden vanaf de ontwerpfase en die worden veroorzaakt door één van de volgende voorvallen:

• Een faling met gemeenschappelijke oorzaak of een inefficiëntie van alle redundante lijnen van hetzelfde veiligheidssysteem dat nodig is om de veiligheid te garanderen voor een voorval van categorie C2 of categorie C3a.

• Een faling met gemeenschappelijke oorzaak van hetzelfde veiligheidssysteem dat nodig is om de functies te garanderen voor een voorval van categorie C1.

Niet alle gebeurtenissen van meervoudige faling zijn in de ontwerpfase in rekening te brengen. Een overzicht van de al dan niet in rekening gebrachte voorvallen moet worden gegeven [1].

8.1.1.5. Ontwerpbasiscategorie C4: ernstige ongevallen

Ernstige ongevallen (severe accidents) zijn een specifieke reeks zeldzame ongevallen waarvoor de gevolgen groter zijn dan die van C3b ongevallen.

De gebeurtenissen uit categorie C4 worden ook verdeeld in twee categorieën. De categorie C4a omvat ernstige ongevallen die in de praktijk niet uitgesloten zijn (bv.

beschadiging van de kern en het vrijkomen van radioactieve materialen in het milieu).

De categorie C4b omvat ernstige ongevallen die nagenoeg uitsluitbaar zijn. Dit zijn:

• Ernstige ongevallen die leiden tot het snel en/of aanzienlijk vrijkomen van radioactiviteit, namelijk:

- Een snelle lozing van radioactieve materialen: omstandigheden die vereisen dat er maatregelen buiten de site worden genomen maar waar niet genoeg tijd is om deze te implementeren.

- Een significante lozing van radioactieve materialen: omstandigheden die aanzienlijke maatregelen ter bescherming van de bevolking vereisen en die niet beperkt blijven tot een bepaald gebied of een bepaalde periode.

• Ernstige ongevallen die leiden tot onaanvaardbare directe bestraling (dit is het geval bij kritikaliteitsongevallen zonder lozing van radioactieve materialen).

Het elimineren van een opeenvolging van gebeurtenissen die tot een snelle of significante lozing van radioactieve materialen kan leiden, is gebaseerd op:

• Het aantonen van de fysieke onmogelijkheid om de sequentie uit te voeren.

• De hoge mate van onwaarschijnlijkheid (hoog betrouwbaarheidsinterval is vereist). De stappen om aan te tonen dat de sequentie zeer onwaarschijnlijk is, zijn gedefinieerd in de FANC-richtlijn [1].

Voor deze ongevallen moeten ontwerpmaatregelen worden geïmplementeerd om te voldoen aan veiligheidsdoelstelling SO3. Bovendien is er aan te tonen dat er geen ontwerpmaatregelen in de praktijk mogelijk zijn om te voldoen aan veiligheidsdoelstelling SO2. Kwantitatieve veiligheidsdoelstellingen worden gepresenteerd in §8.1.2., en hieraan moet voldaan zijn met een aanpak die minder conservatief kan zijn dan diegene gebruikt bij de C3a-gebeurtenissen [1].

Tabel 8.1-T1 toont de gelijkwaardigheid aan tussen de verschillende bestaande classificatiesystemen.

8.1.2. Veiligheidsdoelstellingen

Voor elke ontwerpcategorie, behalve de laagste categorie C1, worden veiligheidsdoelstellingen (Safety Objectives, SO) gedefinieerd [1]. Deze doelstellingen zijn gedefinieerd in functie van de radiologische gevolgen van een gebeurtenis en zijn uitgedrukt in effectieve dosis en equivalente dosis aan de schildklier. Het toepassingskader van elke categorie is aangegeven in tabel tabel 8.1-T2.

De dosislimieten op de site zijn in overeenstemming met het te bereiken objectief en zijn equivalent aan een effectieve dosis van 20 mSv per ongeval voor het betrokken personeel. In geval van een ongeval wordt het ALARA-principe toegepast om de blootstelling van het personeel zoveel mogelijk te beperken, rekening houdend met de dosisdebieten. Uit de evaluatie van het referentieongeval (vliegtuigval op het SFB gebouw) blijkt dat de doelstellingen worden gehaald, indien adequate herstelmaatregelen, collectieve en individuele bescherming van het personeel en een goed beheer van de persoonlijke geïntegreerde doses efficiënt worden ingezet [23].

In geval van een ongeval dat leidt tot een lozing van radioactiviteit (wanneer een container mechanisch wordt getroffen), zal het betrokken personeel voorzien worden van een beschermingsuitrusting om interne en externe besmetting te vermijden. De besmetting moet daarom niet in rekening genomen worden.

8.1.2.1. Categorie C1

Voor categorie C1 (normale uitbating) is geen doelstelling gedefinieerd: enkel de limieten opgelegd door het KB van 20/07/2001 zijn van toepassing.

8.1.2.2. Categorie C2: veiligheidsdoelstelling SO1

Voor categorie C2 (voorziene bedrijfsincidenten) moet SO1 worden gerespecteerd.

Deze criteria zijn voor een individu van de bevolking [1]:

• Voor voorvallen die ten minste één keer per jaar voorkomen:

- Effectieve dosis < 0,1 mSv per voorval;

- Equivalente dosis aan de schildklier voor een baby, kind of adolescent

< 0,3 mSv per voorval.

• Voor gebeurtenissen die minder dan één keer per jaar voorkomen:

- Effectieve dosis < 0,5 mSv per voorval;

- Equivalente dosis aan de schildklier voor een baby, kind of adolescent

< 1,5 mSv per voorval.

De dosis voor het publiek moet worden berekend op basis van het meest blootgestelde individu, rekening houdend met de totale duur van de blootstelling, of de totale blootstellingsduur aan een directe stralingsbron binnen de installatie. De berekening moet rekening houden met directe blootstelling, de "cloud shine" en inademing. Voor de equivalente dosis aan de schildklier is enkel inademing te beschouwen [1].

8.1.2.3. Categorie C3a en C3b: veiligheidsdoelstelling SO2

Categorie 3 gebeurtenissen (C3a en C3b) moeten voldoen aan de veiligheidsdoelstelling SO2:

• Effectieve dosis < 5 mSv per voorval;

• Equivalente dosis aan de schildklier voor een baby, kind of adolescent < 10 mSv per voorval.

De dosis voor het publiek moet worden berekend op basis van het meest blootgestelde individu, rekening houdend met de totale duur van de blootstelling of de totale blootstellingsduur aan een directe stralingsbron binnen de installatie. De berekening moet rekening houden met directe blootstelling, de "cloud shine" en inademing. Voor de equivalente dosis aan de schildklier is enkel inademing te beschouwen.

Alle mogelijke blootstellingswegen moeten in rekening worden gebracht om te garanderen dat de effectieve dosis gedurende de levensduur kleiner is dan 1 Sv per voorval [1]. Een effectieve dosis rekening houdend met een ingestie kleiner dan 20 mSv per jaar voor de volgende 50 jaar volgend op een wolk is aanvaardbaar.

Landbouwproducten moeten consumeerbaar zijn 1 jaar na het ongeval buiten de schuilzone.

Kwalitatief gezien houdt dit in dat veiligheidsobjectief SO2 geen externe radiologische impact heeft of slechts een geringe radiologische impact (in het bijzonder geen noodzaak voor jodiumprofylaxe, schuilen of evacuatie). Voor ongevallen die aan het veilgheidsobjectief SO2 voldoen, moet een lozing vermeden worden of, waar dit niet mogelijk is, moet de doses voor het publiek lager zijn dan de niveaus waar noodmaatregelen kunnen worden overwogen [1].

8.1.2.4. Categorie C4a: veiligheidsdoelstelling SO3

Veiligheidsdoelstelling SO3 geldt voor de categorie C4a. SO3 is gericht op het verminderen van potentiële lozingen naar het milieu door ernstige ongevallen, ook op de lange termijn, door de onderstaande kwalitatieve criteria te volgen:

• Ernstige ongevallen leidend tot snelle of significante lozingen moeten in de praktijk uitgesloten zijn.

• Ernstige ongevallen leidend tot een onaanvaardbare directe bestraling moeten in de praktijk uitgesloten zijn.

• Voor andere ernstige ongevallen moeten ontwerpvoorzieningen worden getroffen zodat slechts beperkte beschermingsmaatregelen in oppervlakte en tijd nodig zijn voor het publiek (geen permanente evacuatie, geen noodzaak voor nood-evacuatie buiten de directe omgeving van de installatie, beperkte schuilzone, geen langdurige beperkingen in voedselconsumptie) en dat er voldoende tijd beschikbaar is om deze maatregelen te implementeren.

Voor ongevallen die vallen onder het derde punt van hierboven gelden de volgende kwantitatieve criteria [1]:

• Afhankelijk van de rechtvaardiging van het voorval, kan het gebied in de onmiddellijke nabijheid van de installatie worden geëvacueerd. De straal, tussen 3 en 10 km rond de installatie, definieert deze evacuatiezone (de ontwerpmaat-regelen moeten zodanig zijn dat buiten deze straal de evacuatie niet noodzakelijk is). Binnen dit gebied kunnen de individuele effectieve doses geïntegreerd over 7 dagen groter zijn dan 50 mSv per voorval.

• Een straal groter dan de evacuatiezone definieert de schuilzone (tussen 5 en 20 km rond de installatie). Buiten de schuilzone (straal groter dan 20 km):

- is de individuele effectieve dosis beperkt tot 5 mSv per voorval (geïntegreerde dosis op 24 uur);

- is de equivalente dosis aan de schildklier minder dan 10 mSv per voorval voor baby's, kinderen en adolescenten tijdens het overtrekken van de wolk.

• Op lange termijn is er geen beperking op de consumptie van landbouw-producten. Voor een C4a-ongeval moet via de ongevalsanalyse aangetoond worden dat landbouwproducten in het algemeen consumeerbaar zijn buiten de schuilzone 1 jaar na het ongeval.

• Onafhankelijk van de locatie moet de effectieve individuele dosis gedurende de periode van het leven minder dan 1 Sv per voorval zijn. De effectieve dosis is te berekenen over een duur van 50 jaar na doortocht van de wolk. Een effectieve dosis rekening houdend met een ingestie kleiner dan 20 mSv per jaar voor de volgende 50 jaar volgend op een wolk is aanvaardbaar.

De doses voor het publiek moeten worden geëvalueerd voor de meest blootgestelde en kwetsbare persoon (op basis van realistische parameters), rekening houdend met de volledige tijdsperiode van de lozingen of de duur van de rechtstreekse blootstelling aan een stralingsbron in de installatie.

8.1.3. Definitie van de veilige en gecontroleerde toestand te bereiken na een