• No results found

Voortvluchtig zijn

In document De onvindbaren | Yvette Schoenmakers (pagina 79-82)

In dit hoofdstuk gaan we dieper in op de voortvluchtige periode, voornamelijk vanuit het perspectief van de gesignaleerde. In de periode van maart tot en met december 2015 hebben rechercheurs van de teams ROG en EVA (respectievelijk politie-eenheid Amsterdam en Den Haag) 31 aanhoudingen verricht van gesig- naleerde personen. Tijdens de aanhoudingen hebben zij de arrestanten enkele vragen gesteld over hun openstaande vrijheidsstraf en de antwoorden van de arrestanten in hun dossier gemuteerd. Van 29 (unieke) personen zijn vervolgens de politiedossiers bestudeerd om zicht te krijgen op onder meer het type signa- lering (soort delict en strafduur), de duur van de signalering, in hoeverre de gesignaleerden tijdens de voortvluchtige periode strafbare feiten pleegden, de wijze waarop zij hun voortvluchtige periode beleefden en in hoeverre zij met andere instanties in aanraking kwamen (zie ook §1.6.3).

Dit hoofdstuk doet verslag van een specifieke subgroep, namelijk voort- vluchtigen die formeel onder ‘ongerichte executie’ vallen maar in twee politie- eenheden door specialistische teams wel gericht worden opgespoord. We krij- gen daarmee een kwalitatief beeld van een groep voortvluchtigen die formeel tussen wal en schip kan vallen wanneer ongerichte executie plaatsvindt. Binnen de aangehouden groep gesignaleerden bevinden zich personen die landelijk ter opsporing gesignaleerd stonden (n=14) en personen die voor de politiebasis- teams ter executie gesignaleerd stonden in de regionale politiesystemen PAPOS (n=15).104Zij zijn vanwege de ernst van de zaak of omwille van andere criteria

direct in opsporing genomen (zie §3.1.1). Het gaat in alle gevallen om perso- nen die zich onttrekken aan de openstaande vrijheidsstraf, maar de groep aan- gehouden gesignaleerden in dit hoofdstuk wijkt daarmee af van de populatie voortvluchtigen in OPS uit hoofdstuk 2. De bevindingen uit dit hoofdstuk kun-

–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– 104 Omdat zij nog binnen die ‘werkvoorraad’ van de politiebasisteams vallen, worden zij beleidsmatig niet gezien als voortvluch-

tig. Binnen de definitie van ons onderzoek zijn personen voortvluchtig wanneer zij zich hebben onttrokken aan de reguliere tenuitvoerlegging van hun straf (bijvoorbeeld, door niet te reageren op een zelfmeldprocedure of door niet terug te keren van verlof). Deze definitie is van toepassing op de vijftien aangehouden voortvluchtigen die in PAPOS gesignaleerd stonden.

nen dan ook niet gegeneraliseerd worden naar die totale populatie OPS-voort- vluchtigen. De resultaten uit het dossieronderzoek zijn waar mogelijk aange- vuld met bevindingen uit de interviews met de professionals.

In de eerste paragraaf wordt een nadere typering gegeven van de onderzoeks- groep aan de hand van het type signalering, het soort onttrekking en enkele alge- mene persoonskenmerken. In paragraaf 3.2 worden kenmerken van het index- delict en de openstaande straf weergegeven. In paragraaf 3.3 wordt nagegaan in hoeverre de 29 aangehouden voortvluchtigen crimineel actief zijn geweest tij- dens hun signalering. In paragraaf 3.4 gaan we in op mogelijke motieven voor het zich onttrekken aan de straf en de sociale problematiek die op de achtergrond speelt. In paragraaf 3.5 wordt beschreven hoe de gearresteerde personen hun voortvluchtige periode hebben doorgebracht, met aandacht voor hun verblijf- plaats, bron van inkomsten, hulp vanuit omgeving en hun eigen emotionele beleving. In paragraaf 3.6 gaan we tot slot na in hoeverre de voortvluchtigen contact hebben gehad met overheidsinstanties tijdens hun signalering.

3.1 Nadere typering van de populatie aangehouden voortvluchtigen (n=29)

In deze paragraaf geven we eerst een nadere typering van het soort signalerin- gen dat de rechercheteams EVA en ROG in de eenheden oppakken en waaruit onze populatie bestaat. Daarbij kunnen zaken opgepakt worden uit zowel de regionale systemen (PAPOS) als het landelijke OPS (§3.1.1). Vervolgens be- schrijven we de verschillende soorten onttrekkingen die in onze onderzoeks- groep terug te vinden zijn (§3.1.2). Als laatste beschrijven we enkele demo- grafische kenmerken van de gearresteerde voortvluchtigen (§3.1.3).

3.1.1 PAPOS- versus OPS-signaleringen

Voortvluchtigen voor een openstaande vrijheidsstraf worden in twee verschil- lende systemen geregistreerd. Tot op heden is er voor iedere eenheid een apart systeem (PAPOS) waar personen regionaal in worden geregistreerd die in eerste instantie door de basisteams moeten worden aangehouden (werkvoorraad politiebasisteams). In die werkvoorraad van de politie zitten onder meer mis- lukte zelfmeldprocedures, openstaande arrestatiebevelen, tenuitvoerleggingen na overtreden voorwaarden en zachte onttrekkingen. Daarnaast is er het lande-

Politiekunde 82 | De onvindbaren

Voortvluchtig zijn

–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– 105 De politie-eenheden hebben in de situatie ten tijde van het onderzoek alleen inzicht in hun eigen regionale PAPOS-systeem. De basisteams zullen eerst proberen deze personen te bereiken op hun woon- of verblijfadres en proberen hen binnen de regulie- re termijn aan te houden voor hun openstaande signalering. Als dit niet lukt, zet het CJIB de zaak in OPS. Momenteel bevinden we ons in een overgangsperiode waarin PAPOS en OPS samen over zullen gaan in het landelijke systeem E&S (zie ook §5.5). 106 Per april 2016 zijn de PAPOS-signaleringen al landelijk inzichtelijk voor alle medewerkers van politie Nederland.

107 Officieel vallen deze personen nog binnen de reguliere werkvoorraad van de basisteams; vanwege de ernst van de zaak wor- den deze signaleringen in sommige gevallen direct doorgezet naar of geselecteerd door de rechercheteams EVA en ROG. 108 Zoals aangegeven door het CJIB. Bij één persoon was het onduidelijk; deze persoon bleek toch OPS-gesignaleerd te moeten

worden, gegeven het feit dat het adres een hulpverleningsinstantie was.

109 Verder kunnen zaken aangebracht worden door de executieofficier, andere zaaksofficieren, andere politiecollega’s die met lopende onderzoeken bezig zijn, zoals de TCI of het IRC (Centrum voor Internationale Rechtshulpverzoeken), of FASTNL, dat lopende zaken overdraagt aan de regionale teams. Tot slot worden door het team zelf zaken geselecteerd. Zachte onttrekkers worden rechtstreeks aangebracht door het CJIB.

lijke OPS.105In het toekomstige werkproces wordt er binnen één landelijk sys-

teem E&S geen onderscheid meer gemaakt in PAPOS en OPS. Alle gesignaleer- den worden ondergebracht in één centraal systeem dat raadpleegbaar is door verschillende ketenpartners. Deze nieuwe manier van registreren wordt naar verwachting vanaf eind 2016 geïmplementeerd bij de eenheden (zie verder §5.5).106In de praktijk sporen de rechercheteams van Amsterdam en Den Haag

zowel personen op die in het PAPOS-systeem gesignaleerd staan als personen die in OPS gesignaleerd worden (zie ook §5.3.2). Wat dat betreft wijkt deze groep af van de populatie OPS-gesignaleerden uit het vorige hoofdstuk. Voor de 29 voortvluchtigen die in deze analyse zijn meegenomen geldt dat zij in OPS gesignaleerd staan of dat zij nog binnen de doorlooptijd van drie maanden vallen (PAPOS), maar dat de recherche het dossier in behandeling heeft genomen in verband met de ernst van het delict, de gevaarzetting of vluchtgevaar.107

De onderzoeksgroep (n=29) bestaat uit 15 PAPOS-signaleringen en 14 OPS-signaleringen. De PAPOS-signaleringen betreffen personen die zich ont- trekken doordat zij zich niet gemeld hebben conform zelfmeldprocedure (n=4), personen die worden gezocht inzake een tenuitvoerlegging (overtreden van voorwaarden na voorwaardelijke invrijheidstelling, n=7), zachte onttrek- kingen (n=1) en taakstraffen die zijn omgezet naar detentie (n=2).108Het aan-

tal openstaande detentiedagen en/of de ernst van het delict zijn de voornaam- ste criteria voor opsporing van ter executie gesignaleerden door de twee teams.109Het ROG-team van Amsterdam hield zich vooral bezig met signalerin-

den op met openstaande detentie vanaf 60 dagen.111De kortste openstaande

strafduur in de 29 dossiers is 80 dagen. De langste openstaande strafduur van de aangehouden voortvluchtigen is 84 maanden. Hieronder volgt een wille- keurig voorbeeld van een zaak die door het EVA-team wordt opgepakt.

3.1.2 Type onttrekkingen

De 29 voortvluchtigen zijn in verschillende fasen van de vrijheidsbenemende straf uit beeld verdwenen. Er zijn zachte onttrekkingen (n=6), tenuitvoerleg- gingen na het overschrijden van voorwaarden (n=11), omgezette taakstraffen naar detentie (n=2) en volledig openstaande vonnissen (n=10) (zie §1.5.2 voor de definitie van de verschillende typen onttrekkingen).

Een zachte onttrekking was bij onze onderzoeksgroep zes keer aanleiding voor een aanhouding door de recherche. Deze groep bleef in het vorige hoofd- stuk (deels) buiten beschouwing, omdat de onttrekkingen tijdens onbegeleid verlof niet in de OPS-dataset voorkomen.

Bij elf gesignaleerden is sprake van het overschrijden van bijzondere voor- waarden na voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.), waardoor sprake is van een

Politiekunde 82 | De onvindbaren

82

–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– 110 In drie dossiers ligt de netto strafduur net onder de 90 dagen (88, 87 en 80 dagen).

111 Bij voorkeur wordt geselecteerd op een principale hoofdstraf.

In document De onvindbaren | Yvette Schoenmakers (pagina 79-82)