• No results found

Coördinatie Executie Teams (CET’s)

In document De onvindbaren | Yvette Schoenmakers (pagina 156-159)

Naast de invoering van een nieuw softwaresysteem zullen er binnen de politie tien regionale Coördinatie Executie Teams (CET’s) komen. Het CET is onderdeel van de afdeling arrestantentaken en overziet alle in de regionale eenheid en lan- delijk uitgezette executieopdrachten (Politie, 2012; Koopman, 2015). Het CET heeft als taak het ‘coördineren, administreren en prioriteren van taken rond de executie van strafvonnissen’ (Politie, 2012: 169; Koopman, 2015: 7). Daarmee wordt beoogd dat minder signaleringen ‘tussen wal en schip’ vallen. Hiermee wordt gedoeld op de huidige grote doorstroom van PAPOS naar OPS en op de OPS-zaken waarbij louter ongerichte executie plaatsvindt (Kamerstukken II 2014/2015, 29279, 227; Koopman, 2015; Lobbezoo & Litjens, 2015; respon- denten politie).

Het CET zal licht administratieve opsporingswerkzaamheden verrichten voordat het een executieopdracht uitzet naar een specifiek team. De verschillen- de eenheden mogen zelf invulling geven aan hun CET; momenteel is het voor veel eenheden nog niet duidelijk hoe het CET eruit komt te zien. De kans bestaat dat deze inrichting per eenheid verschilt in capaciteit: of hiervoor een of enkele personen worden ingezet of een heel team wordt opgetuigd, is momenteel nog niet bekend.191

Politiekunde 82 | De onvindbaren

156

–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– 189 Sinds eind 2015 wordt er bij de politie gewerkt met nieuwe smartphones, met een MEOS-app (‘mobiel effectief op straat’)

waarin een verscheidenheid aan persoonsinformatie direct opgevraagd kan worden, waaronder eventuele openstaande sig- naleringen. Deze ICT-vernieuwing zal bijdragen aan een versterking van de prestaties in de strafrechtketen (Kamerstukken II 2015/16, 29279, 295).

190 Ook de Koninklijke Marechaussee zal toegang krijgen tot E&S.

191 Zo lijkt er in de voorlopige plannen een groot verschil in capaciteit tussen Rotterdam en Amsterdam: waar in Rotterdam (nog) slechts 1 fte aangewezen is voor het CET, zijn dit er in Amsterdam al 31 (Lobbezoo & Litjens, 2015; respondent politie).

5.5.1 Aansturing executieopdrachten

Door de hiervoor genoemde veranderingen bij de ketenpartners ontstaan er in de toekomst op zaaks- en persoonsniveau verschillende werkwijzen bij open- staande signaleringen.

Nadat het OM het vonnis heeft aangeleverd bij het CJIB, kan het AICE (CJIB) de politie op verschillende manieren informatie leveren ten behoeve van een executieopdracht. Het merendeel van de opdrachten zal door de basisteams worden uitgevoerd.

Allereerst kan het AICE een opdracht via de CVE geautomatiseerd aanleveren in E&S; die wordt dan direct doorgezet naar het basisteam waaronder het BRP- adres valt. Wanneer er geen adres bekend is, kan het AICE andere geografische of relevante informatie doorspelen aan de politie, zoals pleegplaats, arrondisse- ment van de veroordeling of BSN. De politie bepaalt op basis hiervan zelf welk CET verantwoordelijk wordt voor de executieopdracht. Dit kan bijvoorbeeld het CET zijn waaronder de pleegplaats valt. Bij het ontbreken van geografische informatie kan de executieopdracht toegewezen worden aan een willekeurig gekozen CET.192Als dit CET vervolgens geen relevante geografische informatie

kan vinden, zoekt het opnieuw contact met het AICE. Mogelijk kan de opdracht voor bepaalde tijd open blijven staan om te monitoren of er nieuwe relevante informatie binnenkomt. Deze nieuwe manier van toewijzen van executie- opdrachten zou ervoor moeten zorgen dat er minder signaleringen zijn waar geen actie op wordt uitgevoerd (Koopman, 2015).

De opdracht voor het traceren van een gesignaleerde ligt in de toekomst dus primair bij de basisteams. Wanneer er een substantiële detentie openstaat, sprake is van een high impact crime,193een veelpleger of een ‘complexe executie-

opdracht’, zal vaker maatwerk toegepast worden.194Hierbij kan vanuit de basis-

teams opgeschaald worden naar bijvoorbeeld de districtsrecherche (DR), dienst regionale recherche (DRR) of FASTNL (Koopman, 2015). ‘Ook kan worden gekozen voor een intensievere opsporingsinzet, als de veroordeelde onvindbaar

Het opsporen van voortvluchtigen

–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– 192 Op basis van een nog te ontwikkelen verdeelsleutel.

193 Onder high impact crimes vallen: woninginbraak, straatroof, geweld en overvallen. Deze delicten hebben grote impact op slachtoffers, hun directe omgeving en veiligheidsgevoelens in de maatschappij (www.hetccv.nl/dossiers/high-impact- crimes/index).

194 In het document Werkstroom Uitvoeren Executieopdracht (Koopman, 2015) wordt niet verder gespecificeerd wat een ‘sub- stantiële gevangenisstraf’ of een ‘complexe executieopdracht’ is, noch wordt toegelicht wie dergelijke beslissingen neemt. Voor de respondenten is nog onduidelijk welke rol de CET’s (hierin) gaan spelen.

en wellicht nog actief is’ (Koopman, 2015: 3). De criteria voor het opschalen zijn (nog) niet uitgewerkt door de landelijke werkgroep.

5.5.2 Resumé

In het kader van het nieuwe ketendesign USB is het werkproces van de executie- keten volop in beweging om tot een snellere en efficiëntere tenuitvoerlegging van straffen te komen. Een grote verandering is de komst van informatieknooppunt AICE bij het CJIB, waar alle openstaande signaleringen met persoonsinformatie centraal raadpleegbaar zijn. Bij de politie worden CET’s ingericht, die de verant- woordelijkheid krijgen voor het uitzetten van alle executieopdrachten vanuit het AICE (ook met onbekend BRP-adres) in de eenheden, waardoor signaleringen niet meer tussen wal en schip vallen. Indien nodig kan worden opgeschaald naar de recherche. Verder gaan zowel het CJIB als de politie gebruikmaken van nieuwe softwaresystemen. Bij de politie zal gewerkt worden met E&S, dat alle signalerin- gen bevat (werkvoorraad én langer openstaande signaleringen) en aan de BRP gekoppeld wordt. Het AICE levert input voor E&S via het eigen softwaresysteem CVE. Doordat op persoonsniveau gewerkt wordt en niet meer op zaaksniveau, moet het aantal openstaande signaleringen afnemen. Momenteel komt het AICE steeds meer in beeld als ‘de verkeerstoren’ van de tenuitvoerlegging. Bij de politie wordt per eenheid nog nagedacht over de inrichting van de CET’s.

5.6 Aandachtspunten

In deze paragraaf bespreken we aandachtspunten die volgen uit het beschreven werkproces, namelijk bewustwording en verantwoordelijkheid (§5.6.1), poli- tiële werkwijze (§5.6.2), opsporing van gesignaleerden als specialisme (§5.6.3) en ketensamenwerking (§5.6.4). Voor ieder aandachtspunt wordt besproken hoe het zowel een good practice als een knelpunt kan zijn.

5.6.1 Bewustwording en verantwoordelijkheid

Zoals in paragraaf 5.3.1 beschreven, vindt voor OPS-signaleringen met minder dan 120 dagen openstaande strafduur ongerichte executie plaats. Dit draagt vol- gens de respondenten bij aan het eerste aandachtspunt: het ontbreken van ver-

Politiekunde 82 | De onvindbaren

In document De onvindbaren | Yvette Schoenmakers (pagina 156-159)