• No results found

Opsporingsmiddelen en mogelijkheden

In document De onvindbaren | Yvette Schoenmakers (pagina 143-145)

Voortvluchtige veroordeelde mensenhandelaar aangehouden

5.3.4 Opsporingsmiddelen en mogelijkheden

Zoals gezegd, vindt er in de eenheden vrijwel geen gerichte executie plaats, behalve bij de gespecialiseerde rechercheteams en enkele ‘pioniers’ in de ande- re eenheden. In deze paragraaf bespreken we de ervaringen van de gespeciali- seerde rechercheteams (ROG/EVA/FASTNL) met het opsporen van de gesigna- leerden. Welke middelen hebben zij en wat zijn hun successen?

Zoals gezegd, zet FASTNL een ‘basispakket’ aan activiteiten in om de gesig- naleerde te traceren voordat verdergaande opsporing ingezet wordt. Dit basis- pakket lijkt volgens de verschillende respondenten van FASTNL en het Landelijk Parket effectief:

‘(...) de zaken die bij ons aangemeld worden door het CJIB (onder andere gesignaleerden zonder BRP-adres), daar gaat eerst ons eigen politieteam (recherche, FASTNL) dertig dagen mee stoeien. Om te kijken of iemand misschien toch ergens een aanleiding/aanknopingspunt ziet. En binnen die maand is ruim een kwart getraceerd. Die doen niets meer of minder dan wat de basisteams ook kunnen.’ (respondenten politie en OM) ‘Er wordt aangenomen dat er geen bekende woon- of verblijfplaats is, staat niet in de BRP, men is aan de deur geweest op de laatst bekende verblijfplaats. Er zijn echt geen aanwijzingen dat hij zich in Nederland bevindt. Maar als je dan heel reëel kijkt, moet je constateren dat met enige geringe inspanning, dus het bevragen van systemen, de diepere dingen gaan doen, dat er dan wel wat uitkomt.’ (respondent politie) Dergelijke ‘lichte opsporingswerkzaamheden’ worden ook door het ROG- en het EVA-team gedaan bij de start van een onderzoek. Er wordt eerst uitgebreid gezocht in alle systemen voordat er bijvoorbeeld zwaardere opsporingsmidde- len worden ingezet, waaronder BOB-middelen als een telefoontap. Het ROG- en het EVA-team starten hierna met actieve opsporing: de gerichte executie.

De middelen en methoden die tot deze gerichte executie behoren, zijn voor alle gespecialiseerde rechercheteams hetzelfde. Rechercheurs kunnen gebruik- maken van de recherchemiddelen die vermeld staan in artikel 565 van het Wet- boek van Strafvordering.172Dit betreft onder andere het tappen van de telefoon,

Het opsporen van voortvluchtigen

–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– 172 Zie www.maxius.nl/wetboek-van-strafvordering/artikel565.

posten of binnentreden bij een mogelijke verblijfplaats. Voor veel van deze bij- zondere opsporingsmiddelen hebben zij een bevel van de officier van justitie en/of de rechter-commissaris nodig. Voordat een dergelijke vordering wordt gevraagd, verrichten de rechercheurs al veel werk.

‘De opbouw is altijd hetzelfde, we beginnen met wat we zelf mogen en kunnen, tot aan de grens dat we zeggen: “Nou, we zouden nu wel een telefoontap willen hebben.” De officier en zijn parketsecretarissen con- troleren altijd: heb je dit gedaan, heb je dat gedaan. Want dan kom je pas daar. (...) Als wij een tapaanvraag maken, dan staat daar altijd al in wat we al gedaan hebben, bijvoorbeeld de moeder al gesproken enzovoort.’ (respondent politie)

Verder wordt een verscheidenheid aan informatiebronnen geraadpleegd, zoals informatie van banken, verzekeringen, scholen en sociale media. Een recher- cheur: ‘Alle mensen die heel veel weten van mensen.’ Rechercheurs geven aan dat er altijd momenten zijn waarop een gesignaleerde toch ergens zichtbaar is. Aan de hand van uitgebreid recherchewerk wordt getracht deze momenten boven water te krijgen. (respondenten politie) Zoals ook al bleek in paragraaf 3.5 lijkt familie een belangrijk aanknooppunt. Zelfs als personen zichzelf actief onvindbaar maken, door bijvoorbeeld niets op eigen naam te doen, geen abon- nementen te nemen, geen sociale media te gebruiken, zijn er via familie (of bredere sociale kring) nog mogelijkheden.

Respondenten van het EVA-, ROG-team en FASTNL geven aan dat zij over het geheel genomen erg tevreden zijn over de mogelijkheden die zij hebben voor het opsporen van een gesignaleerde. Daarnaast biedt het opsporen van veroordeelde voortvluchtigen nog andere voordelen boven het reguliere recherchewerk. Als een groot voordeel wordt gezien dat er weinig verslag- legging hoeft plaats te vinden.

‘Wij worden ontzettend verwend. Als politieman moet je altijd rappor- ten, stukken, pv’s en bevindingen schrijven. Wij hoeven helemaal niets (...) een aanvraag voor een telefoontap komt wel in een dossier te zitten, dus alles met handtekeningen enzovoort. Verder is er geen dossiervor- ming. Als je een verdachte hebt, dan wil je bewijzen dat hij iets gestolen heeft, onderzoek doen, dossiers, advocaten, verhoren enzovoort. (...) Het enige wat wij willen weten van een veroordeelde is: waar ben je? Meer niet.’ (respondent politie)

Politiekunde 82 | De onvindbaren

Als bijvoorbeeld een telefoontap wordt aangesloten binnen een opsporings- onderzoek naar een verdachte, moet het hele gesprek getranscribeerd worden. In het opsporingsonderzoek naar de veroordeelde hoeft dit niet; er hoeft alleen een notitie gemaakt te worden van de momenten waarop er gesproken wordt over een mogelijke verblijfplaats. Rechercheurs zijn hier erg blij mee omdat het de administratieve last enorm verlaagt: ‘Het is echt waanzinnig luxe!’ (respon- dent politie). In paragraaf 5.6.3 gaan we verder in op de succeservaringen van de gespecialiseerde rechercheteams.

Tot slot is FASTNL bij internationale samenwerking gebonden aan de uit- leveringsregelingen die Nederland heeft met het betreffende land. Zo kan een deel van de door FASTNL op te sporen voortvluchtigen wel gelokaliseerd wor- den in het buitenland, maar bevinden zij zich in landen waarmee Nederland geen uitleveringsverdrag heeft, waardoor FASTNL verder geen actie kan onder- nemen.

In document De onvindbaren | Yvette Schoenmakers (pagina 143-145)