• No results found

Kenmerken van voortvluchtigen

In document De onvindbaren | Yvette Schoenmakers (pagina 34-39)

Literatuur Bijlagen

1.4 Kenmerken van voortvluchtigen

Zoals gesteld, is er weinig zicht op de samenstelling van de voortvluchtigenpopu- latie in Nederland. In 2014 is in de politie-eenheid Amsterdam een verkennend onderzoek uitgevoerd naar een bijzondere subcategorie voortvluchtigen, name- lijk onherroepelijk veroordeelde gesignaleerden naar wie in de politie-eenheid Amsterdam actieve opsporing plaatsvond (Van Rooyen, 2014). Dit waren perso- nen die zich zowel regionaal ter executie (basisteams) als landelijk ter opsporing (OPS) gesignaleerd stonden. Van 49 voortvluchtigen werd dossierinformatie bestudeerd en er werden 12 door de recherche aangehouden voortvluchtigen geïnterviewd. De onderzochte voortvluchtigen bleken een heterogene groep te vormen. Hoewel het slechts een kleine en specifieke populatie betreft, geeft het onderzoek aanwijzingen dat een deel van de groep voortvluchtigen een geweld- dadig antecedentenprofiel heeft. De aangehouden voortvluchtigen vertelden dat zij de periode waarin zij voortvluchtig waren als zeer stressvol hebben ervaren. In de periode waarin zij voortvluchtig waren, hadden de gesignaleerden zowel contact met familieleden als met overheidsinstanties (Van Rooyen, 2014). In het buitenland is enig wetenschappelijk onderzoek gedaan naar kenmerken van voortvluchtigen. Uit onderzoek van Schwaner (1997) naar kenmerken van Amerikaanse parole violators, blijkt dat vluchtgevaarlijke veroordeelden een lange- re en sterkere criminele levensstijl hebben dan niet-vluchtgevaarlijke veroor- deelden, maar dat ze niet gewelddadiger zijn. In een daaropvolgend onderzoek naar voortvluchtigen die de voorwaarden van hun invrijheidstelling overschrij- den, benadrukken Schwaner en collega’s (1998) het belang van een afgestemde aanpak voor verschillende typen voortvluchtigen. Zo zijn identiteit, de levens- stijl en het type persoon van belang bij het opstellen en bepalen van persoon- lijke reclasseringsmaatregelen. Goffman (2009) vond dat voortvluchtigen in achterstandswijken van Philadelphia een specifieke levensstijl hebben die in het teken staat van het voortvluchtig zijn en het vermijden van detentie.

Politiekunde 82 | De onvindbaren

Uit Europees onderzoek van McSweeney en collega’s (2011) is onder meer af te leiden dat de vluchtbestemming mede afhankelijk is van het contact dat de voortvluchtigen kunnen blijven onderhouden met familie en vrienden. Kant- tekening is dat de internationale onderzoeken soms gebaseerd zijn op kleine populaties (bijvoorbeeld McSweeney e.a., 2011) en specifieke subpopulaties (bijvoorbeeld Schwaner, 1997). Het is onduidelijk in hoeverre de bevindingen raakvlakken hebben met de Nederlandse praktijk.

1.5 Onderzoeksopzet

Uit het voorgaande blijkt dat rondom de tenuitvoerlegging van straffen mo- menteel de nodige ontwikkelingen gaande zijn bij politie en ketenpartners. Zowel bij het traceren en opsporen van tot een vrijheidsstraf veroordeelde voortvluchtigen als bij het eenduidiger organiseren van de ketenaanpak, is kennis over de voortvluchtigenpopulatie een waardevol bezit. Om het inzicht in kenmerken en achtergronden van de totale groep voortvluchtigen in OPS te vergroten, is dit onderzoek uitgevoerd. Het doel van dit onderzoek is om inzicht te krijgen in de kenmerken van de veroordeelde voortvluchtigen, om daarmee de mogelijkheden van de politie en ketenpartners voor het traceren van de gesignaleerden te vergroten.32

1.5.1 Onderzoeksvragen

De centrale vraagstelling bij dit onderzoek is:

Wat zijn de achtergrondkenmerken van gesignaleerde voortvluchtigen in Nederland, hoe ontvluchten zij hun straf en hoe kan de politie het traceren van deze personen optimaliseren?

Deze vraagstelling valt uiteen in de volgende onderzoeksvragen, onderverdeeld naar vier thema’s:

Inleiding

–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– 32 Met het traceren van de voortvluchtige wordt zowel de handhavingstaak als de opsporing bedoeld.

Achtergrondkenmerken voortvluchtigen

1 Wat is het geslacht van de voortvluchtigen? 2 Wat is hun leeftijd ten tijde van het indexdelict?33

3 Wat is hun afkomst (land van herkomst)? 4 Hoe ziet hun criminele carrière eruit?34

5 Voor welke delicten staan de voortvluchtigen gesignaleerd en wat is de aard van de openstaande vrijheidsstraf?35

Gedrag in voortvluchtige periode

6 Hoe lang zijn zij voortvluchtig?36

7 Welke nieuwe delicten of overtredingen plegen zij terwijl zij gesignaleerd worden?

8 Om welke reden onttrekken zij zich aan hun vrijheidsbenemende straf? 9 In hoeverre is er sprake van sociale problematiek?

10 Hoe ontvluchten ze hun straf?37

11 In hoeverre komen zij in deze periode met officiële instanties in aan- raking?38

Categorieën voortvluchtigen

12 Welke categorieën voortvluchtigen zijn op basis van de bestudeerde kenmerken te onderscheiden?39

Implicaties voor werkproces politie en ketenpartners

13 Hoe verloopt de politiële aanpak van veroordeelde voortvluchtigen in samenwerking met de ketenpartners?

14 Welke knelpunten worden daarbij ervaren?

15 Wat zijn good practices uit de bestaande werkprocessen?

Politiekunde 82 | De onvindbaren

36

–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– 33 Het indexdelict is het delict in relatie tot welke voortvluchtigen in OPS gesignaleerd staan.

34 Antecedentenprofiel (leeftijd eerste delict, aantal en type delicten op het strafblad). 35 De kenmerken van de openstaande vrijheidsstraf zoals in OPS geregistreerd. 36 Lengte van de periode vanaf de signalering tot de peildatum in OPS.

37 Waar verblijven de voortvluchtigen, door wie worden zij daarbij geholpen, hoe ervaren zij de voortvluchtige periode? 38 Zijnde politie en justitie, maar ook andere overheidsinstanties, zoals gemeente, uitkeringsinstanties en hulpverleningsinstanties. 39 Categorisering vindt in eerste instantie plaats op basis van uit het onderzoek naar voren gekomen onderscheidende kenmerken.

1.5.2 Terminologie en afbakening

Personen kunnen voortvluchtig zijn als verdachte (zij zijn gedurende het straf- proces verdwenen) of als veroordeelde (zij onttrekken zich aan het strafvon- nis). Wanneer we in dit onderzoek spreken over voortvluchtigen, dan doelen wij op personen die zich buiten het reguliere tenuitvoerleggingsproces onttrekken aan een onherroepelijke (OH) opgelegde vrijheidsstraf. Deze onttrekkers kun- nen ter executie gesignaleerd staan voor de politiebasisteams en ter opsporing gesignaleerd staan in het nationale opsporingssysteem OPS.

Dit onderzoek richt zich in de kern op veroordeelde voortvluchtigen, die ter opsporing gesignaleerd staan in OPS. Dit zijn de personen die zichzelf niet bin- nen de gestelde doorlooptijd melden en/of die niet binnen een periode van drie maanden door de politiële basisteams gearresteerd kunnen worden, als gevolg waarvan zij in OPS gesignaleerd worden. De voortvluchtigen die zich onttrekken aan de reguliere tenuitvoerlegging en tot de ‘werkvoorraad’ van de basisteams behoren (waarvan de doorlooptijd nog niet verstreken is), blijven in de kwantitatieve analyses (hoofdstuk 2) buiten beschouwing omdat zij nog niet in het landelijke OPS staan.40In sommige gevallen verricht de recherche

wel actieve opsporing naar deze groep (bijvoorbeeld vanwege de zwaarte van de straf, het antecedentenprofiel of vanwege een gerichte executieopdracht om een andere reden). Deze gevallen worden in het kwalitatieve deel van dit onderzoek meegenomen, wanneer we kijken naar de profielen en ervaringen van deze aangehouden voortvluchtigen binnen twee politie-eenheden (hoofd- stukken 3 en 4).

In het rapport gebruiken we regelmatig de term ‘indexdelict’. Het indexdelict betreft het delict waarvoor gesignaleerden door de rechter onherroepelijk zijn veroordeeld tot een vrijheidsstraf, waaraan zij zich voorafgaande of gedurende de tenuitvoerlegging onttrekken.

Wat betreft het moment van zich onttrekken aan de gevangenisstraf onder- scheiden we onttrekkingen aan de voorkant van de straf (totale onttrekkingen), zachte onttrekkingen en harde onttrekkingen. Bij een totale onttrekking meldt de

Inleiding

–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– 40 In dat laatste geval werden zij ten tijde van het onderzoek gesignaleerd in de regionale systemen PAPOS (onlangs overgegaan

in het landelijk raadpleegbare systeem Executie & Signalering). In de nabije toekomst zullen zowel de personen uit de lopende werkvoorraad (minder dan drie maanden gesignaleerd) als de personen die in het landelijke OPS gesignaleerd staan in één dekkend systeem gesignaleerd worden (E&S). Het onderscheid is dan niet meer van toepassing.

–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– 41 De definitie van een ‘zachte onttrekking’ is ontleend aan de Aanwijzing executie die nu geldt (vanaf 1 januari 2015). De definitie

blijkt in verschillende bronnen niet gelijk. Voor de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2012/2013, 33400 IV, 90) gaat het bij zachte ont- trekkingen ‘bijvoorbeeld om personen die zich tijdens een voorwaardelijke straf onttrekken aan de gestelde voorwaarden of per- sonen die na een verlofperiode niet terugkomen naar de penitentiaire inrichting’ (p. 1). In andere bronnen wordt verondersteld dat bij een zachte onttrekking geen geweld of vernieling is toegepast om zich te onttrekken (www.dji.nl). Wettelijk is het onder- scheid gebaseerd op het beveiligingsniveau van het regime waaruit de persoon zich onttrekt (ongeoorloofde afwezigheid).

veroordeelde zichzelf niet bij de betreffende PI om de straf uit te zitten of kan de veroordeelde niet door de politie worden aangehouden nadat het vonnis onherroepelijk geworden is. Deze voortvluchtigen onttrekken zich dus in het geheel aan de gevangenisstraf.

Bij een zachte onttrekking gaat een gedetineerde ervandoor vanuit een beperkt beveiligde inrichting of een zeer beperkt beveiligde inrichting, tijdens verlof zonder begeleiding, verblijf in een instelling of deelname aan een programma buiten de inrichting (Openbaar Ministerie, 2015).41Bij een harde onttrekking weet

een gedetineerde te ontvluchten tijdens detentie in een gemiddeld of zwaar- beveiligd regime of tijdens begeleid verlof. Harde onttrekkingen komen slechts enkele keren per jaar voor.

Daarnaast zijn er nog tenuitvoerleggingen (vervangende hechtenis inzake het overtreden van voorwaarden bijvoorbeeld bij voorwaardelijke invrijheidstel- ling) en taakstraffen die worden omgezet in detentie.

Wanneer we spreken over de openstaande strafduur, dan bedoelen we de lengte van de openstaande onherroepelijk opgelegde vrijheidsstraf. De ketenpartners baseren beleidsbeslissingen op die openstaande strafduur. In eerste instantie zouden we willen kijken naar de openstaande vrijheidsstraf die nog resteert (restant nettostraf); een deel van de voortvluchtigen heeft namelijk al een deel van de detentie uitgezeten, wanneer ze zich aan de rest van de straf onttrek- ken. In de praktijk worden door de ketenpartners in de systemen alleen de bruto strafduur (totale door de rechter opgelegde strafduur) en de netto strafduur (bruto strafduur min aantal dagen voorwaardelijk en aantal dagen uitgezeten tijd in voorarrest) geregistreerd. Op basis van OPS wordt in de keten de netto strafduur als openstaande strafduur gehanteerd. Hiermee nemen de instan- ties dus beslissingen op basis van de oorspronkelijke strafzwaarte min dagen voorwaardelijk en in voorarrest, en niet op basis van hoe lang de voortvluch- tige in de toekomst nog moet ‘zitten’.42Omdat de restant nettostraf niet

inzichtelijk is, nemen we de netto strafduur als definitie van openstaande strafduur over.

Politiekunde 82 | De onvindbaren

In document De onvindbaren | Yvette Schoenmakers (pagina 34-39)