• No results found

Situering

(Gorissen, in opmaak)

Grootbos, in eigendom van het Agentschap voor Natuur en Bos, ligt in Genoelselderen, deelgemeente van de gemeente Riemst, provincie Limburg. Het betreft een zeer waardevol bos, -grotendeels Ferrarisbos- met een gevarieerde structuur en een rijke voorjaarsflora.

Het bos heeft een oppervlakte van bijna 26.5ha en ligt volledig geïsoleerd in een intensief landbouwlandschap, zonder relevante relatie met andere groene domeinen. Het bos heeft echter wel duidelijk functionele relaties met groenelementen op lokaal niveau. Met name liggen in de onmiddellijke nabijheid van het bos verschillende begroeide graften, houtkanten en enkele hoogstamboomgaarden. Grootbos ligt in habitatrichtlijngebied ‘Jekervallei en bovenloop van de Demervallei’, aangeduid onder meer voor voedselrijke ruigten.

De actuele bosvegetatie bestaat uit bostypes verwant met het Eiken –haagbeukenbos met overgangen naar het vochtige Eiken-haagbeukenbos en het Elzenrijke Iepen-essenbos.

Het ganse bos behoort potentieel op deze kalkrijke bodems tot het Parelgras-Beukenbos, op een kleine uitgeloogde zone na waar men het arme Eiken-Haagbeukenbos kan verwachten als potentiële vegetatie. Alhoewel de naamgevende soorten (volgens indeling van der Werf, 1991) Eenbloemig Parelgras en Lievevrouwbedstro niet aangetroffen werden in het bos en dit bostype er niet volledig ontwikkeld is, vinden we verspreid in het bos nog voldoende soorten die op deze potentie wijzen: Heelkruid, Ruig klokje, Bosroos, Herfsttijloos, Kruisbes en Boskortsteel. In een historische soortenlijst uit 1971 (Tibau, 1971) treffen we ook Bosbingelkruid aan. Deze soort werd tijdens de inventarisaties voor het bosbeheerplan in 1999 en 2003

Plaatselijk kan bij bodemverstoring een evolutie optreden naar de subassociatie orchietosum door toevoer van kalk uit de ondergrond (Stortelder, 1999). Deze subassociatie werd in de indeling van van der Werf (1991) als ‘Kalk-Beukenbos inclusief orchideeënrijk Eiken-Haagbeukenbos’ benoemd. Enkele zones vertonen in beperkte mate kenmerken hiervan. Meestal is dergelijke verstoring een gevolg van menselijk handelen (houwverzorging, oppervlakkige bodemverwonding bij exploitatie) of van dierlijke activiteit (woel- of graafsporen van Everzwijn of Das). De extra kalk die aan de oppervlakte komt gecombineerd met kale grond en eventueel wat meer licht na exploitatie geeft een uitstekende kiembodem voor orchideeën. Dit betekent echter niet dat in Grootbos het Kalk-Beukenbos de PNV is. Daarvoor zouden de kalkhoudende lagen veel oppervlakkiger moeten liggen.

Een klein centraal deel van het bos is zuurder en draagt momenteel een arme vorm van het Eiken-Haagbeukenbos.

Het arme Eiken-Haagbeukenbos is de acidocliene vorm van het Eiken-Haagbeukenbos (in de literatuur:

Stellario-Carpinetum). Dit bostype is zeer sterk verwant aan het Gierstgras-Beukenbos (Milio-Fagetum).

Beiden zijn namelijk bostypen die de overgang vormen tussen enerzijds de bossen op voedselarme bodem en anderzijds deze op voedselrijke bodems. Ze kunnen dan ook soorten van beide bevatten. Waar de bodem te nat is voor Beuk of waar deze soort er door de mens uitgeselecteerd wordt, zal een Eiken-Haagbeukenbos ontstaan. Waar beuk tot dominantie komt, zal een Gierstgras-Beukenbos zich kunnen ontwikkelen als PNV.

Het Grootbos heeft volgens haar beperkte oppervlakte en geïsoleerde ligging een rijke zoogdierenfauna. Voor verscheidene soorten moet het Grootbos als onderdeel van een ruimer leefgebied gezien worden dat zich uitstrekt over delen van het omliggende landbouwlandschap (graften, holle wegen, …). Twee soorten staan momenteel op de Vlaamse Rode lijst: Das en Brandtvleermuis. Van de vleermuizen is geweten dat ze in het bos voornamelijk holen hebben in Tamme kastanje en populier.

Andere aanwezige fauna-elementen zijn o.a. Hazelworm, Brandtvleermuis, Das, Vliegend Hert, Wielewaal,.... Van de vroeger frequent waargenomen Hazelmuis, zijn geen recente waarnemingen. Vermoedelijk is de soort uit het bos verdwenen. Ook Rugstreeppad kwam vroeger in het bos voor.

Verschillende vogelsoorten zijn er typisch voor de rijke structuur: Holenduif, Grote bonte specht, Kleine bonte specht, Wielewaal, Glanskop, Boomklever. Andere soorten uit het kilometerhok, zijn soorten van open bossen en kleinschalige cultuurlandschappen (Kneu, Geelgors,…). Gezien het beperkte aanbod van houtkanten en holle wegen binnen het km-hok, is het voorkomen van deze soorten vermoedelijk gedeeltelijk gekoppeld aan de jonge aanplantingen, bosranden en dreef in Grootbos.

Het Grootbos herbergt een aantal bijzondere plantensoorten, o.a. Bruine orchis (bedreigd), Ruig hertshooi (zeer zeldzaam), Heelkruid (zeldzaam), Herfsttijloos (zeldzaam), .. Drie soorten behoren tot de categorie ‘achteruitgaand’: Kantig hertshooi, Gewone brunel, Heggedoornzaad. Deze laatste zijn soorten die karakteristiek zijn voor niet-bosvegetaties en komen voor in de populierendreef, die historisch als graasweide beheerd werd.

De boomlaag wordt gevormd door Zomereik, Es, Boskers, Gewone esdoorn, Ruwe berk, Beuk en populier, met een beperkte bijmenging met Amerikaanse eik. Ook de struiklaag is soortenrijk. Behalve de verjonging van de aanwezige boomsoorten zijn de voornaamste soorten: Hazelaar, Gewone vlier, Eenstijlige meidoorn, Gladde iep en Lijsterbes. Verder komen voor: Ratelpopulier, Zwarte els, Europese vogelkers, Rode kornoelje, Wilde kardinaalsmuts, Sleedoorn, Wilde appel, Bosroos, bramen, Wilde kamperfoelie, Gelderse roos, Spaanse aak, Boswilg, Grauwe wilg, Framboos, Aalbes, Kruisbes, Klimop en Bosrank.

Andere bijzondere elementen zijn ; bomput, dreef, tumulus en een kalktufbronnetje (prioritaire habitat in de Habitatrichtlijn).

Afweging

Uit bovenstaande is duidelijk dat Grootbos om verschillende redenen een grote natuurwaarde vertegenwoordigt. Het is grotendeels Ferrarisbos mét een belangrijke oud bos flora, en vele kenmerkende en/of bijzondere fauna-elementen, gebonden aan structuurrijk loofbos (Wielewaal, Boomklever, Vliegend Hert, Brandt vleermuis, Holenduif, Glanskop,…).

Uit de bosbouwkundige opnamen in het kader van het beheerplan blijkt dat de variabliteit in leeftijd tussen de verschillende bestanden groot is. Een groot aandeel van de bestanden is jong tot zeer jong, toch is er ook een aandeel oude bestanden.

Op de dreef na heeft het volledige bos een sluitingsgraad > 2/3, een deel van het bos kan als een hakhoutbos worden gecatalogeerd.

Het Habitatrichtlijngebied waarbinnen het Grootbos gelegen is, werd onder meer aangeduid in functie van het Stellario-Carpinetum. De basicliene en, in beperktere mate, acidocliene variant van het Eiken-Haagbeukenbos vormen voor het volledige Grootbos de PNV. Op enkele waardevolle open structuren na, is het beheer voor de volledige oppervlakte gericht op de instandhouding en verdere ontwikkeling van dit bostype.

De potenties voor soorten van open structuren en overgangssituaties concentreren zich op enkele plaatsen in het bos (bospoel en dreef).

Bij een evaluatie van de meerwaarde van de creatie van open structuren op landschapsniveau, is duidelijk dat het bos uitermate belangrijk is. Het is een volledig geïsoleerd bos in intensief landbouwgebied met een groot aantal bijzondere soorten gebonden aan een stabiel ecosysteem

De creatie van te grootschalige open structuren is bijgevolg ongewenst. In het beheerplan wordt een streefpercentage van 5% vooropgesteld aan open plekken (Gorissen, in opmaak). Dit is de ondergrens van de 5-15% norm die geldt voor domeinbossen (Beheervisie, 2001).

Deze 5% is een bewust minimalistische invulling (gezien de hoge waarden in de bossfeer) maar biedt door een goed overwogen keuze toch voldoende ruimte

- voor het behoud en ontwikkeling van bestaande open en halfopen structuren (behoud en ontwikkeling van de lichtrijke dreef en openkappen van de bospoel)

- voor het herstel van kleine open plekken en zomen in functie van een duurzame populatie van de aanwezige zeldzame soorten van zomen en open plekken. Deze kleine open plekken zijn dan ook strikt gelocaliseerd op de actuele groeiplaatsen van Purperorchis, Ruig hertshooi en Herfsttijloos.

- voor het creëren van bosranden en overgangssituaties (bv. op de hoeken van bestanden) Een ingevulde checklist voor voorbeeld 1 is opgenomen in Bijlage 9.