• No results found

Hoofdstuk III: Creëren van open plekken binnen het bos versus ontbossing ten behoeve van natuurbehoud of -ontwikkeling

D. Verbreidingsmogelijkheden flora

Natte graslanden en ruigten van valleigebieden worden gekenmerkt door vele soorten die zich vegetatief verbreiden (Dotterbloem, Echte koekoeksbloem, Moerasrolklaver, Moeraswalstro, Pinksterbloem, Wolfspoot, Waterdrieblad, Riet, Groot moerasscherm, Grote egelskop, Grote lisdodde, Kleine egelskop, Holpijp, Liesgras, Mannagras, Mattenbies, Moerasspirea, Moeraszegge, Wilde bertram,…) en/of door middel van (seizonale) verjonging via zaden o.a., Grote lisdodde, Holpijp, Moeraszegge,.. (Hodgson et al., 1995).

Bij een geschikt beheer is het dus waarschijnlijk dat uitbreiding van een goed ontwikkelde vegetatie naar nabijgelegen percelen met gelijkaardige abiotiek mogelijk is.

Veruit de meeste soorten van natte graslanden en kleine zeggevegetaties vormen geen overblijvende zaadbank.

Enkel Gevleugeld helmkruid, Echte koekoeksbloem, Geoord helmkruid, Grote lisdodde, Mannagras, Poelruit en Stijve zegge, Gewone hoornbloem, Gewoon struisgras, Heggedoornzaad, Gewone pastinaak en Pinksterbloem hebben een matig langlevende tot langlevende zaadbank (SLI > 0.5, zie hoofdstuk 4.5). Vooral ook karakteristieke zeggesoorten kunnen uit de zaadbank terugkeren.

Dotterbloemgraslanden : de potenties tot herstel zijn afhankelijk van het beoogde doeltype. Zwaenepoel

et al. (2002) onderscheiden een aantal types dotterbloemgraslanden waarvan er een aantal niet

vervangbaar zijn. Dit wil zeggen dat ze na ver- of bebossing definitief verloren zijn.

Zwaenepoel et al. (2002) noemen zo de associatie van Harlekijn en Ratelaar, de Associatie van Gewone

engelwortel en Moeraszegge en de Associatie met Waterkruiskruid en Trosdravik. Trosdravik heeft geen

zaadvoorraad in de bodem en geen andere goede verbreidingsmogelijkheden.

Herstelmogelijkheden zouden er wel zijn voor de Associatie van Koekoeksbloem en Gevleugeld hertshooi. De windverbreiding van de orchideeën en de zaadvoorraad in de bodem van Gevleugeld

hertshooi geven perspectief, hoewel voor de kieming van orchideeënzaden meestal bepaalde mycorrhiza

Rietruigte en Ruigte met moerasspirea: Goede potenties voor herstel op die plaatsen waar nog relicten zich vegetatief kunnen uitbreiden of daar waar zaden worden aangevoerd door overstromingen.

Bloemenrijk hooiland of cultuurgrasland: Herstel vanuit een overblijvende zaadbank lijkt niet mogelijk. Het is dus noodzakelijk dat nog relicten in de omgeving aanwezig zijn van waaruit vegetatieve verbreiding of seizonale verjonging met behulp van zaden mogelijk is.

4.3.3 Mantel en zoomvegetaties

4.3.3.1 Beschrijving van mantel- en zoomvegetaties

Voor de beschrijving van volgende vegetaties: droge heide, vochtige en natte heide, droge schrale graslanden, natte schrale graslanden, verwijzen we naar Bijlage 3.

4.3.3.2 Potenties voor herstel van mantel-en zoomvegetaties

In het kader van de creatie van open plekken binnen bos, is de aanleg van mantel- en zoomvegetaties in eerste plaats een ingreep in de structuur van de bosrand en de bosbestanden.

Creatie van open structuren in bos onder vorm van mantel en zoomvegetaties heeft in vrijwel alle gevallen goede potenties. De creatie van de structuur op zich is immers niet afhankelijk van het al dan niet voorhanden zijn van een persistente zaadbank of van relictpopulaties. Mantel- en zoomvegetaties en ruigtes kunnen relatief arm zijn aan plantensoorten, ze zijn wel steeds goede potenties voor fauna, in het bijzonder ongewervelden.

Indien het aangrenzende bosbestand hoge natuurwaarden heeft zal de aanwezigheid van bijzondere soorten of bijzondere relictpopulaties van open vegetaties wél bepalend zijn in de afweging tot al dan niet kappen van een (deel van een) goed ontwikkeld bosbestand in functie van herstel of creatie van een mantel-/zoomvegetatie.

In sommige gevallen zal een afweging van de gerealiseerde natuurwaarde ten opzichte van inzet van arbeid zich opdringen. Creatie en ontwikkeling van een mantel- en zoomvegetatie kan arbeidsintensief zijn, met soms enkel een veranderde structuur van de bosrand als gevolg.

4.4 Bespreking en beschrijving van de actuele en potentiële natuurwaarden van bestaande bossen

Om een goede afweging te maken om al dan niet over te gaan tot een ontbossing of creatie van een halfopen structuur, is het uiteraard noodzakelijk om ook het alternatief (gesloten bostype) naar waarde te kunnen schatten. In dit hoofdstuk wordt vooral aandacht besteed aan een beschrijving van de zeldzame bostypes, waardevolle natuurelementen in de gesloten bossfeer en andere factoren die de natuurwaarde van bos bepalen.

4.4.1 Bespreking en beschrijving van de bijzondere bostypes

Voor de beschrijving van de zeldzame bostypes Beukenbos of eikenbos met witte veldbies, Beukenbos met

parelgras en Lievevrouwbedstro, Beukenbos of Eikenbos op kalk, Esdoorn-essenbos – Ravijnbos, Essen-olmenbos, Duinbos van het kustgebied, Beboste landduin, Voedselarm elzenbroek met veenmossen, Mezotroof elzenbroek met zeggen, Elzen essenbos met Slanke sleutelbloem, Elzen essenbos van bron en bronbeek, Hakhout en middelhout, verwijzen we naar Bijlage 3.

4.4.2 Actuele natuurwaarde van de aanwezige bossen

In de meeste gevallen zal het bos waar een ontbossing / open plek overwogen wordt, behoren tot een algemeen bostype (eiken-berkenbos, …) of een eerder artificieel of jong bostype (naaldhoutaanplant, populierenaanplant, berkenopslag).

In dit geval is het belangrijk ook hiervan de waarde op een genuanceerde wijze te beoordelen: een eerste generatie naaldhout op heide zonder onderetage is immers naar natuurwaarde een totaal andere uitgangssituatie dan een derde generatie naaldhoutaanplant in Ferrarisbos, of een naaldbos ontstaan na 40 jaar spontane ontwikkeling van een brandvlakte.

In dit hoofdstukje wordt daarom aangegeven hoe de huidige natuurwaarde kan ingeschat worden en wat de potenties zijn van een bepaald bos.

Volgende aspecten spelen hierbij mee : Zeldzaamheid

- Zeldzaamheid/uniciteit van het vegetatietype/beheervorm/aanwezige elementen

- Zeldzaamheid van de aanwezige soorten

Status van ontwikkeling - Structuurrijkdom

- Continuïteit/verzadigingsgraad

- Natuurlijkheid

Daarnaast gelden ook een aantal randvoorwaarden. De potenties voor het behoud en de ontwikkeling van de bosvegetatie zijn immers afhankelijk van de bosoppervlakte en de abiotische omstandigheden.

4.4.2.1 Zeldzaamheid