• No results found

Voeding vanuit relationeel perspectief voor moreel perspectief op samenwerking

Normatief handelingsonderzoek

3.3 Voeding vanuit relationeel perspectief voor moreel perspectief op samenwerking

Nu ik heb beschreven hoe de samenwerkingsrelatie kan worden gezien ten opzich- te van het relationeel perspectief van Tronto, is de vraag: welke voeding biedt dat perspectief voor een moreel perspectief op samenwerking?

3.3.1 Relationeel proces ontleed in fasen en kwaliteiten

In het relationeel perspectief beschrijft Tronto dat en hoe aan behoeften tegemoet kan worden gekomen. Het omgaan met elkaar, het responderen op elkaar, is een moreel proces. De gedachtenlijn van Tronto hierover is voedend voor mijn moreel perspectief. Hoe geeft men invulling en vorm aan de relatie, is er aandacht voor de ander, wordt de ander begrepen in zijn specifieke situatie en hoe daarop een ant- woord kan worden gegeven?

Tronto heeft het relationele zorgproces in vier fasen onderscheiden, later aange- vuld met een vijfde fase (Tronto, 1993, pp 105-108; 2013, p 23). Deze fasen vestigen de aandacht op de verschillende stappen of onderdelen in het proces om behoeften te

signaleren, verantwoordelijkheid te nemen om er op in te spelen en de wijze waar- op dat gebeurt (Tronto 1993, p 168). Tronto wijst er op dat het gaat om samenhan- gende fasen (‘interconnected’; Tronto, 1993, p 106). Zij stelt dat deze fasen niet al- leen gelden voor het individuele niveau, maar ook een beschrijving kunnen geven voor ‘caring’ op sociaal en politiek niveau, bijvoorbeeld: hoe gaat de samenleving om met daklozen? (Tronto, 1993, p 106). De fasen kunnen tevens worden gebruikt als een ‘standard’ om te beoordelen of het zorgproces adequaat en geïntegreerd is en waar het kan verbeteren. Op deze wijze kunnen de fasen analytisch helpen (Tronto, 1993, p 110).

De zorgpraktijk, met de verschillende fasen, is complex volgens Tronto. Het vraagt volgens haar bepaalde morele kwaliteiten om behoeften te kunnen signaleren en beantwoorden, verantwoordelijkheid te nemen en in de relatie te treden (Tronto, 1993, pp 127, 136). Ze heeft daarom bij de verschillende fasen specifieke morele kwa- liteiten benoemd. Evenals bij de fasen, gelden deze kwaliteiten niet alleen voor het individuele niveau van zorg: de kwaliteiten kunnen ook worden gezien als kwa- liteiten die nodig zijn voor democratische burgers om goed te kunnen leven in een pluralistische samenleving en zo ons denken en handelen als burgers voeden (Tronto, 1993, pp 161, 167).

Tegelijkertijd signaleert Tronto dat er méér nodig is dan de specifieke kwaliteiten die zij benoemt, omdat zorg ook conflicten en dilemma’s impliceert (Tronto, 1993, p 136). In andere woorden: zorg is niet het enige maar wel een cruciaal concept voor het meer moreel kunnen maken van onze samenleving (Tronto, 1993, p 154). Dit punt, dat Tronto noemt dat méér nodig is dan zorg en de genoemde kwalitei- ten, is een punt dat ik hier markeer; dat kan later in het onderzoek van belang zijn voor het aanscherpen van het moreel perspectief dat ik ontwikkel.

De fasen in het relationele proces en daarmee corresponderende morele kwalitei- ten die Tronto beschrijft, zijn (Tronto, 1993, pp 105-108; 127-137; 2013, pp 22, 23, 34, 35): 1 Caring about: in de eerste plaats moet herkend worden dat care nodig is. Iemand

moet de behoefte (‘need’) van een ander of anderen herkennen. Dit vraagt

attentiveness – als we geen aandacht hebben voor de behoeften van anderen, is

het niet mogelijk hier op in te gaan.

2 Taking care of / caring for: de volgende stap is herkennen dat men iets kan doen om in te spelen op de gesignaleerde behoeften. De morele kwaliteit die hierbij aansluit is responsibility. Het gaat om verantwoordelijkheid nemen voor de be- hoefte en nagaan hoe hierop gereageerd kan worden. Het gaat niet om een for-

mele verplichting, maar om verantwoordelijkheid die is gebaseerd op politieke motivatie, cultuur en individuele psychologie.

3 Care-giving: hier gaat het om het inspelen op de behoefte aan zorg, de concre- te activiteit, het daadwerkelijke zorg verlenen. Dit vraagt competence, het goed kunnen zorgen, vaardigheden, omdat anders niet wordt voorzien in de behoef- te aan zorg.

4 Care-receiving: de volgende fase is dat de zorg daadwerkelijk aansluit bij de be- hoefte van degene die zorg ontvangt; voorziet de zorg adequaat in de behoefte? Hier gaat het om de responsiveness van de zorgontvanger. Het gaat erom dat de zorgverlener zich engageert met de positie van de ander en de ander niet ziet zoals hij, zorgverlener, zichzelf ziet.

5 Caring with: aanvullend op deze vier fasen heeft Tronto in 2013 een vijfde fase beschreven: caring with. Zorgbehoeften en de wijze waarop daarin wordt voor- zien moeten consistent zijn met democratische principes van rechtvaardig- heid, gelijkheid en vrijheid voor allen (Tronto, 2013, p 23). Het gaat om de ver- antwoordelijkheid van mensen in een democratie “for ‘caring with’ each other. …

It requires that citizens care enough about caring – both in their own lives and in the lives of their fellow citizens – to accept that they bear the political burden of caring for the future.” (Tronto, 2013, p xii). Morele kwaliteiten hierbij zijn pluraliteit, commu- nicatie, vertrouwen en respect, solidariteit (Tronto, 2013, p 35, met verwijzing naar

Sevenhuijsen).

Goede zorg vereist dat de fasen als een geheel geïntegreerd zijn in een voortgaand proces, en evenzo de kwaliteiten (Tronto, 1993, p 136). De fasen zijn niet per defi- nitie volgtijdelijk, er kan ook een heen-en-weer-beweging zijn (voor het zien of de zorg aansluit bij de behoefte is bijvoorbeeld aandacht nodig).

De fasen en kwaliteiten die Tronto beschrijft voor het relationele proces, zie ik als een eerste vulling voor mijn moreel perspectief op samenwerking.

3.3.2 Ongelijke verhoudingen, macht en afhankelijkheid

In het relationele mensbeeld van Tronto, met wederzijdse afhankelijkheid tussen mensen, is het centrale punt dát, en de wijze waarop, mensen op elkaar betrokken zijn. Daarbij heeft Tronto ook aandacht voor macht. Macht speelt zodra er sprake is van een behoefte van de één waarbij deze afhankelijk is van een ander om daar- in te voorzien. De ander heeft de macht om wel of niet op die behoefte in te gaan.

Er is dus een ongelijkheid in de relatie die kan overgaan in dominantie en onder- schikking; dat vraagt alertheid op mogelijk misbruik van die macht (Tronto, 1993, pp 135, 146). De posities van macht en afhankelijkheid kunnen verdeeld zijn over beide partijen (ook de zorggever heeft behoeften) of kunnen in de tijd wisselen. En afhankelijkheid op sommige aspecten wil niet zeggen dat iemand helemaal afhan- kelijk is. De machtige is zich vaak niet bewust van zijn macht en bijvoorbeeld hoe hij met het voorzien in zijn eigen behoeften, de behoeften van anderen kan ‘over- rulen’. Degene met macht kan bijvoorbeeld, bewust of onbewust, zich verschuilen en behoeften van anderen niet zien, zich onttrekken aan verantwoordelijkheid, de ander identificeren alleen op zijn behoeftigheid (‘otherness’), zich paternalistisch gedragen, of gebruik maken van zijn macht om anderen in zijn behoeften te laten voorzien (‘privileged irresponsibility’) (Tronto, 1993, pp 145, 146).

In de optiek van Tronto is zorg als politiek concept een ‘tool’ voor kritische analyse om deze machtsrelaties bloot te leggen (Tronto, 1993, p 172). In het kader van de on- gelijke machtsverdeling en afhankelijkheid vindt Tronto het van belang om care te verbinden met een theorie van ‘justice’ en te bewaken dat zorg democratisch van aard is; wat zorg democratisch maakt volgens haar, is de focus van care op behoef- ten en op de balans tussen zorggevers en zorgontvangers (Tronto, 1993, p 171). De aanwezigheid van en het omgaan met macht in relaties is ook een belangrijk aspect voor mijn moreel perspectief voor samenwerking.

3.3.3 Care als ‘tool’

In de vorige twee paragrafen kwam al aan de orde dat Tronto care ook ziet als een ‘standard’ om ‘inadequacies’ te beoordelen (Tronto, 1993, p 110), of als een ‘tool’ voor een kritische analyse van machtsrelaties (Tronto, 1993, p 172). Hierdoor voel ik mij geïnspireerd en gesteund om een moreel perspectief op basis van haar ethic of care, te benutten als conceptueel oriënterend perspectief en als ‘tool’ om samen- werkingsrelaties te onderzoeken. Tronto laat zelf zien hoe ze de fasen en kwalitei- ten gebruikt als tool om processen te bevragen of analyseren die breder zijn dan primaire zorgprocessen. Bijvoorbeeld waarom bepaalde groepen mensen arm zijn (Tronto, 2016). Voor het nemen van het relationeel perspectief als uitgangspunt voor mijn moreel perspectief en daarmee als zoeklicht zie ik me ook gesteund door de opvatting van Sevenhuijsen. Sevenhuijsen hanteert de zorgethiek als reflectie op de vraag, in concrete sociale praktijken, naar de handelwijze en manier om mo- rele problemen te verwoorden en te interpreteren (Sevenhuijsen, 1996, p 79). Zij schetst, voortbouwend op de theorie van Tronto, de zorgethiek als een moreel vo- cabulaire, met een vermogen “om sociale problemen zichtbaar te maken, te verwoorden

en voor oordeelsvorming geschikt te maken.” (Sevenhuijsen, 1996, p 47). Sevenhuijsen

geeft aan dat een vocabulaire simplificerend kan werken. Zij stelt daarom: “In die

zin kan de verwoording van een denkstelsel wellicht het beste worden opgevat als het con- strueren van een zoeklicht, een poging om op een zinvolle wijze specifieke ervaringen en overwegingen te belichten en naar voren te brengen.” (Sevenhuijsen, 1996, pp 47, 48).

Dat zoeklicht construeren is wat ik beoog te doen met het ontwikkelen van een conceptueel oriënterend perspectief voor goed samenwerken.