• No results found

Fasen en morele kwaliteiten: aandachtige afstemming en aanvullende morele kwaliteiten

5.2.2 ‘Wat moreel op het spel staat’

5.2.3 Fasen en morele kwaliteiten: aandachtige afstemming en aanvullende morele kwaliteiten

Fasen in het relationele proces en morele kwaliteiten: aandachtige afstemming

De fasen en morele kwaliteiten van het relationeel perspectief van Tronto heb ik in hoofdstuk 3 beschreven als het tweede thema van mijn moreel perspectief. In het empirisch onderzoek blijken deze fasen en morele kwaliteiten een ‘tool’ te zijn om meer inzicht te krijgen in de samenwerkingsrelatie en hoe al dan niet een respons wordt gegeven op de ander. De fasen en morele kwaliteiten waren herkenbaar in situaties van soepelere samenwerking en leken bij te dragen aan deze samenwer- king. De door Tronto beschreven morele kwaliteiten vat ik samen als een houding van ‘aandachtige afstemming’ in de relatie.

Ontbreken van morele kwaliteiten

In situaties waarin de fasen en morele kwaliteiten niet herkenbaar waren, was spra- ke van stroevere samenwerking. Tronto bespreekt bij de morele kwaliteiten wat er aan de hand is als deze kwaliteiten er níet zijn:

1 Attentiveness

Als we géén aandacht hebben, kunnen we niet proberen aan de behoeften te- gemoet te komen, stelt Tronto. Dat noemt ze, met een verwijzing naar Weil en Arendt, een ‘moral failing’ (Tronto, 1993, pp 127, 128). Tronto formuleert daar- bij de vraag: “when is ignorance simply ignorance, and when is it inattentiveness?”. Behalve ‘ignorance’ kan het ook gaan om ‘unwillingness’ (Tronto, 1993, pp 129, 130).

2 Responsibility

Bij ontbreken of het tegengestelde van verantwoordelijkheid nemen is sprake van géén verantwoordelijkheid nemen, wegkijken. Maar hoe moeten we dit zien? ‘Moet’ verantwoordelijkheid nemen als er een appèl is, is dat te zien als een verplichting? Tronto heeft daarover duidelijke ideeën, daar ga ik hierna op in (Tronto, 1993, pp 129, 131).

3 Competence

Bij ontbreken van competentie is sprake van incompetentie. Met alleen een in- tentie om het goed te doen of je best doen, zijn we er niet, stelt Tronto (Tronto, 1993, pp 136, 137). Je moet het ook echt goed doen, anders wordt niet voorzien in de behoefte. De competentie moet zijn gericht op daadwerkelijk in de behoefte voorzien; dat impliceert ook dat er bijvoorbeeld aandacht moet zijn voor ade- quate middelen om te kunnen voorzien in de behoefte (Tronto, 1993, pp 133, 134). 4 Responsiveness

‘Responsiveness’ vraagt iets van zowel de gever als de ontvanger; als ‘respon- siveness’ ontbreekt kan dat iets zeggen over beide partijen: dat de gever niet passend heeft afgestemd op de behoefte en daardoor niet wordt voorzien in de behoefte van de vrager; en/of dat de vrager niet heeft laten weten aan de gever of is voorzien in zijn behoefte. Wat ‘responsiveness’ problematisch kan maken volgens Tronto, is dat het niet betekent dat we onszelf moeten verplaatsen in de ander, maar: “it suggests that we consider the other’s position as that other expres-

ses it.” (Tronto, 1993, pp 134-136). Hier is zichtbaar dat de verschillende morele

kwaliteiten samenhangen, want het vraagt aandacht en competentie om dat te kunnen doen. Bijvoorbeeld: juist vanuit een machtspositie, onvermijdelijk aanwezig in relaties met afhankelijkheid, kan iemand er blind voor zijn dat de eigen reactie niet aansluit bij de behoefte van de ander en er geen sprake is van ‘responsiveness’ of misbruik maken van de kwetsbaarheid en afhankelijkheid van de ander en de eigen macht misbruiken; en kan het voor de ander, vanuit een afhankelijke positie, moeilijk zijn om aan te geven dat de aansluiting er niet is (Tronto, 1993, p 135). (Op macht kom ik in paragraaf 5.2.4 terug.)

5 Pluraliteit, communicatie, vertrouwen, respect, solidariteit

Deze kwaliteiten zijn gekoppeld aan ‘caring with’ waarin Tronto ook het demo- cratisch gehalte, het samen-doen, met aandacht voor de langere termijn, naar voren brengt. Ontbreken of het tegengestelde van deze waarden houdt in on- democratisch, niet samen doen; wantrouwen; géén communicatie, solidariteit en respect. Vertaald naar samenwerking kunnen we zeggen: ontbreken of de te- gengestelde werking van deze waarden is dat niet iedereen naar vermogen mee- doet en participeert in de samenwerking (Tronto, 2013, pp 23, 30).

Bij de fasen en morele kwaliteiten is het belangrijk om ook het ontbreken van deze morele kwaliteiten te signaleren, om meer inzicht te krijgen in het samenwerkingsproces.35

Verantwoordelijkheid of verplichting?

Ik wil hier kort stilstaan bij het onder 2 genoemde punt: is het nemen van verant- woordelijkheid om in te gaan op een appèl, te zien als een verplichting tot res- pons? Vertaald naar samenwerking: als er een (gezamenlijke, maatschappelijke) verantwoordelijkheid is voor ‘wat moreel op het spel staat’, roept dat dan ook een verplichting op jegens elkaar in de samenwerking om te voorzien in wat ieder no- dig heeft van de ander?

Volgens Tronto gaat het bij het geven van een respons op een behoefte niet om een formele benadering, als het nakomen van verplichtingen. Het begrip verantwoor- delijkheid heeft voor haar een andere connotatie en context dan het begrip ver- plichting. Verantwoordelijkheid kijkt verder dan formele regels, stelt ze. Bij zorg als politieke en filosofische notie zijn we volgens Tronto meer gebaat bij een flexi- bele notie van zorg, dan dat we vasthouden aan een verplichting als basis voor wat mensen voor elkaar zouden moeten doen (Tronto, 1993, pp 131-133). Dezelfde lijn volgt Sevenhuijsen. Zij ziet ‘zorgen als activiteit’ als het vermogen en de bereidheid om behoeften te zien en te horen en om verantwoordelijkheid te nemen door op die behoeften in te gaan; het is niet per se bedoeld als een verplichting om te zor- gen voor ieder die een zorgende respons oproept. Het praktiseren van zorgethiek wordt door Sevenhuijsen gekenmerkt door een bepaalde morele activiteit: “Morele

35 Morele kwaliteiten vergen ook psychologische kwaliteiten: om in relatie te treden is bijvoor- beeld nodig dat iemand voldoende psychologische autonomie heeft om positie in te kunnen nemen, af te stemmen op de ander en verschil te kunnen verdragen. Deze basale psycholo- gische (psychodynamische) aspecten zijn wezenlijk in relaties en hebben invloed op hoe mensen zich bewegen in relaties, maar dit onderzoek richt zich niet op deze psychologische aspecten. Ze komen later beperkt aan de orde als ik Jessica Benjamin aanhaal.

problemen worden in eerste instantie waargenomen en besproken vanuit een zorgende hou- ding, te weten aandachtigheid, verantwoordelijkheid en het commitment om een probleem van meerdere kanten te bezien. De conclusie daarvan hoeft niet per se een verplichting tot zorgen in te houden: het kan ook betekenen dat men afziet van zorg, bijvoorbeeld omdat men zich niet kan vinden in de behoefteclaims van de ander, of niet over middelen beschikt om deze te bevredigen, of omdat deze claims te zeer conflicteren met eigen behoeften of mo- rele overtuigingen.” (Sevenhuijsen, 1996, pp 104, 105).

Eenzelfde lijn kunnen we volgen voor goede samenwerking: ‘wat moreel op het spel staat’ roept een bepaalde verantwoordelijkheid op bij de samenwerkingspart- ners jegens elkaar omdat zij elkaar nodig hebben om dat te realiseren, maar van een formele verplichting jegens elkaar zullen we niet snel kunnen spreken in sa- menwerking (behoudens het nakomen van afspraken die partijen met elkaar zijn overeengekomen en wettelijke verplichtingen). Zoals ook Tronto en Sevenhuijsen aangeven: er kunnen meerdere behoeften spelen, of er kunnen conflicten bestaan binnen of tussen behoeften / ‘wat moreel op het spel staat’. Dit kan spanningen en dilemma’s geven die morele afwegingen vragen.

Morele kwaliteiten: niet uitputtend

De fasen en daarbij passende morele kwaliteiten zijn in de optiek van Tronto cru- ciaal; zij noemt echter ook dat er méér morele kwaliteiten belangrijk zijn voor een ethic of care dan zij nu heeft beschreven (Tronto, 1993, p 136; 2013, pp 35, 36). Want “care involves conflict”, stelt Tronto, en dat vraagt meer kwaliteiten dan de genoemde (Tronto, 1993, pp 109, 136). Er kan sprake zijn van spanning en conflict omdat een integratie van de fasen en morele kwaliteiten niet eenvoudig is, maar die is wel nodig voor goede zorg, in de optiek van Tronto (‘integrity of care’). In de praktijk kunnen er spanningen en dilemma’s zijn binnen iedere fase alsook tussen de fa- sen. Ook kan er spanning zijn tussen de eigen behoeften en behoeften van de an- der; of er is spanning omdat er meerdere behoeften van meerdere betrokkenen zijn die conflicteren met elkaar. Tronto stelt: “to resolve this conflict will require more

than an injunction to be attentive, responsible, competent, and responsive.” (Tronto, 1993,

p 136). Deze constatering sluit aan bij mijn bevindingen in het empirische en het onderhavige theoretische onderzoek, dat er méér morele kwaliteiten (dan de door Tronto genoemde) nodig zijn in het relationele proces. Zij gaat verder niet in op welke kwaliteiten dat dan zijn.

Aanvullende morele kwaliteiten, bij: opkomen voor ‘wat moreel op het spel staat’

Morele kwaliteiten die aanvullend zijn op die door Tronto zijn genoemd, kwa- men naar voren in de vorige paragraaf bij de concepten van belang-stellend ont- wikkelen en waardig strijden, om op te komen voor ‘wat moreel op het spel staat’. Belang-stellend ontwikkelen vraagt moed; waardig strijden vergt gestileerde strijdbaarheid.

De morele kwaliteiten van Tronto (in mijn woorden: gericht op aandachtige af- stemming) en de aanvullende morele kwaliteiten (gericht op opkomen voor ‘wat moreel op het spel staat’) kunnen elkaar versterken, bleek in het empirisch onder- zoek. Daar zit moreel werk, zouden we kunnen zeggen, om af te wegen wat nodig is in een situatie om het goede te doen.

Conclusie fasen en morele kwaliteiten

De fasen en morele kwaliteiten zoals beschreven door Tronto zijn voedend voor goede samenwerking en bieden een ‘tool’ om meer inzicht te krijgen in samenwer- kingsrelaties; daarbij is ook relevant te signaleren wat er speelt als de morele kwa- liteiten ontbreken. Tronto heeft de morele kwaliteiten die zij heeft genoemd, niet bedoeld als uitputtend; er zijn méér kwaliteiten nodig, stelt zij, want zorg houdt onvermijdelijk ook spanning en conflict in, en dat vraagt eigen kwaliteiten; welke kwaliteiten dit zijn, blijft bij Tronto in het midden.

Morele kwaliteiten die ik tot nu toe méér op het spoor ben gekomen zijn die bij het ‘belang -stellend ontwikkelen’ en ‘waardig strijden’ om op te komen voor ‘wat mo- reel op het spel staat’: te weten moed en gestileerde strijdbaarheid. Met deze kwa- liteiten verbreed ik het spectrum voor het aangescherpte moreel perspectief. (In de volgende paragraaf zullen we zien dat er nog enkele morele kwaliteiten worden toegevoegd aan het spectrum.)