• No results found

5.2.2 ‘Wat moreel op het spel staat’

5.2.4 Verbindend omgaan met macht: moreel weerwerk bieden

Het derde thema in mijn moreel perspectief zoals beschreven in hoofdstuk 3, is macht. In situaties van afhankelijkheid kan sprake zijn van ongelijkheid en daar- mee van macht en onderschikking (Tronto, 1993, p 135). In het empirisch onderzoek ben ik, wat ik heb genoemd, ‘verbindende macht’ en ‘tegenwerkende of verbreken- de macht’ op het spoor gekomen. In deze paragraaf ga ik verder in op macht.

Uitgangspunt in de theorie over samenwerking is dat, vergelijkbaar met het re- lationeel perspectief van Tronto, bij samenwerking altijd machtsverhoudingen meespelen. Macht kan in samenwerkingsverbanden vorm krijgen door het uitoe- fenen van invloed, bijvoorbeeld door overtuigen, inspireren, een persoonlijk be- roep doen, onderhandelen, legitimeren, druk uitoefenen (Kaats en Opheij, 2012, pp 168, 169). Kaats en Opheij verwijzen naar Kahane (2010), die stelt dat macht twee kanten heeft: er is een productieve macht (macht tot) en een schadelijke macht (macht over). Kaats en Opheij stellen: “Productieve macht uit zich in het vermogen om

dingen gedaan te krijgen, vooruitgang te boeken, een wil te effectueren. Schadelijke macht uit zich in misbruik en handelingen die negatieve effecten hebben voor anderen.” (Kaats en

Opheij, 2012, pp 195, 196). Maar zij maken daarbij ook duidelijk dat het geen een- voudig goed-fout beeld is: “... wordt gemakkelijk een tegenstelling in het leven geroepen

tussen altruïstisch en empathisch gedrag aan de ene kant en positioneel, machtgerelateerd en hiërarchisch gedrag aan de andere kant. Een dergelijke tegenstelling is te eenvoudig en onbevredigend. … De noodzaak van executiekracht en doorzettingsmacht wordt daarmee miskend. De praktijk leert dat een teveel aan altruïstisch en empathisch gedrag in samen- werkingsrelaties regelmatig leidt tot apathie en stilstand.” (Kaats en Opheij, 2012, p 195).

Wat dus essentieel is, is hóe met macht wordt omgegaan, want macht is niet neu- traal, macht wordt uitgeoefend door iemand. Met welke inzet / welke gerichtheid en op welke wijze oefent iemand macht uit? En hoe kun je er op een goede manier mee omgaan als er macht op jou wordt uitgeoefend? Voor de vraag naar goede sa- menwerking gaat het dan om: hoe kan met macht worden omgegaan, zodat het bij- draagt aan goede samenwerking en een goede samenwerkingsrelatie? Of in andere woorden: hoe kan op een verbindende wijze met macht worden omgegaan? Macht is een veelomvattend thema; vanuit mijn vraagstelling naar goed samen- werken beperk ik mij voor het omgaan met macht in mijn moreel perspectief tot drie inspirerende concepten uit het discours van normatieve professionalisering, die ik in deze paragraaf bespreek. Deze concepten vat ik samen onder het begrip ‘moreel weerwerk bieden’.

Moreel weerwerk bieden

Met ‘moreel weerwerk bieden’ bedoel ik het moreel positie innemen ten opzichte van iemand (of meerdere personen) om op een verbindende manier om te gaan met macht in de relatie. Moreel weerwerk bieden kan nodig zijn om ‘wat moreel op het spel staat’ in het spel te houden en om de samenwerkingsrelatie (waarin wordt gewerkt aan ‘wat moreel op het spel staat’) te behouden, herstellen of ver- sterken. Het begrip geeft aan dat het moreel werk vraagt om waarden, die onder druk komen, weer te laten werken. Vanuit het perspectief van macht kan dat van-

uit verschillende posities: vanuit een positie dat je zelf macht hebt en macht kunt uitoefenen om waarden overeind te houden; of vanuit een positie dat je afhanke- lijk bent en wordt geconfronteerd met macht van een ander die je moet weerstaan of tegenspreken om wat van waarde is overeind te houden. Moreel weerwerk bie- den kan dus vanuit verschillende posities.36

1| Macht ten goede

Als je macht hebt, kun je die ten goede inzetten, stelt Jan Nap. Nap zijn we eerder te- gengekomen met het concept ‘belang-stellend ontwikkelen’. Nap heeft het begrip ‘macht ten goede’ geïntroduceerd in zijn lectorale rede voor de Politieacademie (Nap, 2014; Nap, 2015a, pp 8-17). Zijn vraag is: de politie heeft macht - hoe kan de macht van de politie ‘ten goede’ worden ingezet, gericht op het bijdragen aan het goede samenleven? Die vraag kunnen we in mijn optiek doortrekken naar alle pro- fessies: hoe zet je de macht die je hebt zodanig in, dat het bijdraagt aan het goede? Kun en durf je te gaan staan voor wat van waarde is in die praktijk, vooral ook als wat van waarde is, bekneld dreigt te raken? Of is het te moeilijk om de ‘plek der moeite’ te betreden, kies je voor het vermijden van eventuele moeilijkheden? (Nap, 2014, pp 14, 21, 22). Want ook al heb je een bepaalde macht, je kunt je ook kwetsbaar en afhankelijk voelen. Je kunt bijvoorbeeld als politieagent of als zorgmedewerker een bepaalde macht hebben ten opzichte van burgers, bewoners of mantelzorgers, maar je weet niet hoe ze zullen reageren, en je hebt ook collega’s met een mening, je hebt een leidinggevende tegenover wie je je handelen moet verantwoorden, er zijn geschreven en ongeschreven normen in de organisatie waartoe je je moet ver- houden. In een onveilige situatie kan het voornemen tot vrijmoedig spreken een voornemen blijven, stelt Nap. Dan blijft de mogelijkheid om macht ten goede in

36 ‘Moreel weerwerk bieden’ sluit aan bij het begrip ‘tegenkracht organiseren’ waarvan de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling spreekt in een gelijknamig rapport (RMO, 2011). Hierin wordt duidelijk dat het bieden van tegenkracht nodig kan zijn én niet eenvoudig is. Het rapport is opgesteld om lessen te trekken uit de kredietcrisis voor andere sectoren dan het bankwezen, maar geeft in mijn optiek ook waardevolle lessen voor samenwerkingsprak- tijken. De RMO beschrijft dat, juist als er meervoudige belangen en perspectieven aanwezig zijn, het risico is dat één belang gaat domineren, actoren strategisch gedrag gaan vertonen en het systeem zich gaat voegen naar één dominant belang. Het is echter nodig volgens de RMO om de meervoudigheid tot zijn recht te laten komen, met name ook om ervoor te zorgen dat het externe belang, de maatschappelijke functie, blijft gewaarborgd. Dat vergt tegendruk die handelingspatronen ter discussie kan stellen. Echter, juist als de meervoudigheid onder druk komt en (dus) tegenspel nodig is, vermindert de ruimte voor dat tegenspel en is het moei- lijker om tegendruk te bieden (RMO, 2011). Hierin herken ik ook de spanning die Wierdsma noemt tussen én voor de mening willen uitkomen én de verbinding met de groep willen houden (Wierdsma, 2014, p 67). Als die spanning uit de weg wordt gegaan en iemand besluit om morele zaken onbesproken te laten om de harmonie niet te verstoren, kan dat worden ge- zien als een vorm van ‘immorele zwijgzaamheid’ (Wierdsma, 2014, p 70, met verwijzing naar Swieringa, en Bird en Waters).

te zetten, onbenut. Het inzetten van macht ten goede vraagt dan ook professionele moed en vrijmoedig spreken (Nap, 2014, pp 14, 21, 22).

Bij de inzet van ‘macht ten goede’ gaat het volgens Nap om “Een strategische inter-

ventie die weer ruimte maakt voor communicatief handelen met het oog op de bedoeling.”

(Nap, 2014, p 58). In mijn termen: macht ten goede is gericht op ‘wat moreel op het spel staat’ en op (het voortzetten van) de samenwerkingsrelatie om daar aan te werken; het gaat om het verbindend inzetten van macht. Nap waarschuwt ech- ter: “Zeker als we machtiger zijn, is er eerder de neiging om de ander te ontkennen of te

overheersen dan om er ruimte voor te maken.” Ofwel: in plaats van macht ten goede, is

het inzetten van macht ten kwade verleidelijk. In dat kader stelt hij: “De opgave voor

degene met macht is om zich te laten begrenzen, ter wille van een hoger goed.” (Nap, 2014,

p 52, met verwijzing naar Benjamin, 1998).

Nap brengt in zijn gedachtegoed verschillende concepten samen: belang-stel- lend ontwikkelen, macht ten goede, parrhêsia, vreedzaam begrenzen, waardig strijden. Ik zie daarin bij Nap een bepaalde vervloeiing. Hij spreekt bijvoorbeeld van ‘belang-stellend ontwikkelen’ als een ‘parrhesiastische praktijk’: vrijmoedig de waarheid spreken in naam van de morele kern van de professie (Nap, 2015b, p 24). Hoewel ik zie dat de genoemde concepten elkaar nodig hebben en aanvullen, maak ik in mijn moreel perspectief een wat scherper conceptueel onderscheid dan Nap doet. Het maakt in mijn optiek verschil in welke positie je bent: ben je in een positie om macht uit te oefenen (en kun je macht ten goede uitoefenen; ook al kun je je in die positie óók afhankelijk voelen zoals boven genoemd, het onderscheid is niet zwart-wit), of ben je in een afhankelijke positie en wordt er macht op jou uitgeoefend (en moet je macht weerstaan). Daarom vind ik het belangrijk om meer te focussen op de verschillende machtsposities. Dat brengt mijns inziens scherper naar voren wat de invloed van macht is en de mate van risico die iemand loopt bij het adresseren van de waarde die op het spel staat in de relatie, en daarmee de mate van moed die het vraagt om te spreken.

Het betekent dat ik het concept ‘macht ten goede’ opvat als de situatie waarin ie- mand met een bepaalde macht (zoals een professional of leidinggevende) deze macht inzet ten opzichte van anderen die in een bepaalde mate afhankelijk van hem zijn (verticale relatie), en dit doet op een verbindende wijze met het oog op morele waarden die op het spel staan. Het inzetten van macht ten goede impliceert dat diegene die dit doet, openstaat voor leerzame wrijving over zijn machtsinzet en voor eventuele begrenzing van of tegenspraak door collega’s; of en wat het goe- de is, moet met elkaar in de praktijk kunnen worden besproken (hierin komt de samenhang van de concepten naar voren).

Naast het uitoefenen van macht ten goede onderscheid ik twee situaties gericht op het weerstaan van macht: ‘vreedzaam begrenzen’ en ‘parrhêsia’.

2| Vreedzaam begrenzen

Vanuit het perspectief van macht kan iemand geconfronteerd worden met macht van een ander waar hij zich niet aan wil onderwerpen maar die macht wil weer- staan. Bijvoorbeeld bij onevenredige inzet of misbruik van macht. Een vorm van weerstaan is het vreedzaam begrenzen van macht. Degene die vreedzaam begrenst oefent een bepaalde tegen-macht uit. Dat is een situatie waar sprake is van of ge- streefd wordt naar een min of meer gelijkwaardige verhouding.

Kunneman baseert het begrip ‘vreedzaam begrenzen’ op inzichten van Jessica Benjamin, psychoanalytica. Kunneman schrijft: “Volgens Benjamin wordt een groot deel

van onze dagelijkse omgang gedomineerd door intrapsychische constructies, waarin over en weer de reële ander verdwijnt in de ‘schaduw’ van onze eigen idealiserende of projecte- rende intrapsychische constructies, en omgekeerd. In haar ogen hebben wij anderen nodig voor de begrenzing van de projecterende en identificerende manifestaties van almachtsver- langen. Zij introduceert daarvoor het begrip ‘containment’, dat ik vertaal als ‘vreedzame be- grenzing’ of ‘verbindende begrenzing’. Vreedzame vormen van begrenzing zijn verbindend omdat de begrenzing plaats vindt tegen de horizon van een rijkere voortzetting van de re- latie.” (Kunneman, 2012a, p 50). Deze vreedzame begrenzing brengt volgens hem een

horizontale dynamiek in, in plaats van de verticale dynamiek van het zich verhef- fen boven de ander of het zich onderwerpen aan de ander (Kunneman, 2012a, p 25). Morele verbindingen tussen mensen berusten niet alleen op zorg en solidariteit, stelt Kunneman, maar zijn in hoge mate afhankelijk van het vermogen van men- sen om lastige verschillen onder ogen te zien en op verbindende wijze macht uit te oefenen (Kunneman, 2012c, p 12). Dit vraagt volgens hem inzicht, vaardigheden en vrijmoedig spreken van betrokkenen (en het vergt psychologische kwaliteiten, zoals genoemd in noot 35). Dat is niet altijd eenvoudig, maar het draagt bij aan de onderlinge relaties en samenwerking, stelt Kunneman: “De acceptatie van vreedzame

begrenzing van onverschilligheid in relaties en in werk bevordert zorgzaamheid en bevestigt de kracht en de waarde van de onderlinge samenwerking. Hetzelfde geldt voor het vrijmoedig tegenspreken van anderen die macht opdringen of misbruiken. Wanneer de ander die tegen- spraak en begrenzing kan accepteren vanuit zicht op beter werken en vruchtbaarder samen- werken, ontstaat een terp in het moeras van het onderlinge geklooi en wordt de samenwer- king robuuster, omdat hij tegen een stootje blijkt te kunnen.” (Kunneman, 2012a, pp 55, 56).

Vreedzame begrenzing vergt het moreel positie innemen ten opzichte van een an- der die een bepaalde macht uitoefent, met het oog op het voortzetten en verster- ken van de relatie. Evenals bij ‘macht ten goede’ vergt dit vrijmoedig (tegen)spre-

ken als morele kwaliteit. Het weerstaan van de ander heeft een risico in zich – het is gericht op voortzetten van de relatie, maar het is niet zeker of dat zo zal gaan, of de ander ervoor openstaat en zich laat begrenzen.

3| Parrhêsia

De derde positie van macht is als je afhankelijk bent van een ander en de macht van die ander wilt weerstaan. In zo’n afhankelijkheidsrelatie opkomen voor wat van waarde is, vraagt risicovol vrijmoedig tegenspreken; je zet jezelf en de relatie op het spel. Vanuit het discours van normatieve professionalisering gaat het om ‘ parrhêsia’: het vrijmoedig spreken in de relatie met en gericht op de ander(en) over wat ertoe doet als het erop aankomt. ‘Parrhêsia’ komt voort uit ‘pan rhêma’; ‘parrhêsiazesthai’ betekent ‘alles zeggen’ (Foucault, 2011, p 28). Dat kan zijn alles zeggen, om het even wat je zegt (‘kletsmajoor’), dat noemt Foucault een ongun- stige betekenis van het woord. Of het is alles zeggen in de zin van de waarheid spreken zonder iets te verbergen of te verhullen, zonder veinzerij en opsmuk; dat noemt Foucault de positieve betekenis van ‘parrhêsia’. Foucault ziet ‘parrhêsia’ als een modaliteit van waarheidspreken, het is geen techniek maar een zijnswijze. Het gaat om een soort handelen vanuit een voorbeeldige levenswijze waardoor degene die de waarheid spreekt, zich manifesteert: hij verschijnt voor zichzelf en wordt door anderen erkend als iemand die de waarheid spreekt (Foucault, 2011, pp 20, 21). Voor degene die spreekt is het niet zomaar een mening die hij uit, maar er is een fundamentele band tussen het gesprokene en wat hij denkt, hij beschouwt het als zijn morele verantwoordelijkheid om te spreken tegenover anderen. Bij ‘ parrhêsia’ neemt de spreker een extra risico doordat hij in een minder machtige positie is dan de ander. Hij loopt het risico dat de ander wordt gekwetst door wat hij zegt, boos of geërgerd wordt, of bijvoorbeeld geweld gebruikt of hem ontslaat.

‘Parrhêsia’, vrijmoedig spreken, vraagt niet alleen moed van de spreker, maar ook van degene die wordt aangesproken; diegene moet kunnen luisteren naar de spre- ker die het risico neemt om te spreken en moet kunnen accepteren wat de spre- ker zegt (Foucault, 2011, pp 29-33). Klaase noemt dit ‘confronterend én verbindend’ spreken (Klaase, 2017, p 385). Bij het parrhesiastisch spreken door professionals spreekt hij van ‘professionele moed’.

Aanvullende morele kwaliteit, bij: moreel weerwerk bieden

Nu kom ik terug op de in paragraaf 5.2.3 genoemde ‘aanvullende morele kwalitei- ten’ (aanvullend op de morele kwaliteiten van Tronto in mijn eerste moreel per- spectief). Voor het op een verbindende manier inzetten van macht, gericht op ‘wat moreel op het spel staat’ en het voortzetten van de relatie, heb ik het begrip

‘moreel weerwerk bieden’ geïntroduceerd, met als concepten ‘macht ten goede’, ‘vreedzaam begrenzen’ en ‘parrhêsia’. Deze concepten vragen als morele kwaliteit vrijmoedig (tegen)spreken. Ook hier ligt een verbinding met de morele kwalitei- ten zoals genoemd door Tronto: het vraagt bijvoorbeeld aandacht en competenties om te kunnen zien en afwegen wat nodig is in deze situatie, alsmede verantwoor- delijkheid te nemen om zo nodig de ander vrijmoedig moreel weerwerk te bieden. Conclusie macht

Macht is onvermijdelijk aanwezig in afhankelijkheidsrelaties; essentieel is hoe met die macht wordt omgegaan. Voor goede samenwerking is de vraag hoe op een ver- bindende wijze kan worden omgegaan met die macht: zodanig dat deze bijdraagt aan het veiligstellen van morele waarden en de samenwerkingsrelatie. Ik maak ge- bruik van drie concepten uit het discours van normatieve professionalisering ge- richt op het verbindend omgaan met macht:

• ‘macht ten goede’: inzetten van macht vanuit de eigen machtspositie (Nap, 2014, 2015a);

• ‘vreedzaam begrenzen’: weerstaan van macht die je vanuit een ander ervaart en deze begrenzen, verbindende tegen-macht bieden (Kunneman, 2012a, 2012c, 2013c; met verwijzing naar Benjamin, 1998);

• ‘parrhêsia’: vanuit een afhankelijke positie de macht van een ander weerstaan en (risicovol) tegenspreken (Foucault, 2011).

Deze concepten onderscheid ik vanwege de verschillende machtsposities, maar ze hangen nauw samen, vullen elkaar en hebben elkaar nodig (bijvoorbeeld: je kunt tegelijk macht hebben én afhankelijk zijn; het uitoefenen van macht ten goede door de één kan vreedzame begrenzing of parrhesiastisch tegenspreken van de an- der vragen). Ik vat deze concepten samen in het begrip ‘moreel weerwerk bieden’. Deze concepten vragen vrijmoedig spreken van betrokkenen. Moreel weerwerk bieden is risicovol: je kunt hiermee jezelf en de relatie op het spel zetten, en het is niet gezegd dat zal lukken wat je beoogt.

5.2.5 Context, meerdere niveaus, netwerk, samenhang en