• No results found

VISSCHERIJ EN VISCHTEELT

In document BIBLIOTHEEK KITLV 0154 3741 (pagina 108-111)

Overheidszorg voor den veestapel

D. VISSCHERIJ EN VISCHTEELT

1. Zeevisscherij.

Door h e t in 1934 opgerichte I n s t i t u u t voor de Zeevisscherij werd voornamelijk a a n d a c h t besteed aan de consolidatie v a n den arbeid t e B a t a v i a en van de substations t e Tegal en t e Semarang, welke respectievelijk in Februari en Augustus 1934 waren ingesteld.

Niettegenstaande 1935 een slecht vischjaar was, leverden t e B a t a v i a de booten van h e t D-type, welke in voorafgegane, betere jaren veelbelovende resul-t a resul-t e n hadden opgeleverd, nog een exploiresul-taresul-tie-overschoresul-t, zoodaresul-t daresul-t booresul-t-resul-type voor de omstandigheden v a n de omgeving v a n B a t a v i a voor een gemotoriseerd bedrijf wel het aangewezen t y p e is gebleken t e zijn.

De bestudeering van de financieele verhoudingen bracht aan het licht, dat-wijzigingen in de subsidie-regeling zouden m o e t e n worden voorgebracht, speciaal in verband m e t een herwaardeering v a n de waarde der vloot, welke uit zuivere onderzoekingsschepen en u i t schepen voor de proefbedrijven bestaat.

2. Binnenvisscherij en vischteelt.

De lange en zeer droge Oostmoesson was in velerlei opzicht schadelijk voor het bedrijf van de vischkweekers, zoodat m e d e door de nog steeds lage visch-prijzen in verschillende gebieden m i n d e r goede bedrijfsuitkomsten werden ver-kregen.

I n die t a m b a k s , w a a r de toevoer van zeewater moeilijk is, voerde de felle droogte t o t te groote verdamping. De daardoor al t e zeer gestegen zoutconcen-tratie was zoo nadeelig voor h e t broed van bandeng, dat een der twee per jaar mogelijke bezettingen verloren ging. Voor een herbezetting was m e e r m a l e n geen gelegenheid, d a a r geen broed m e e r in de Java-zee kon worden gevangen. Soms verhinderde de slechte financieele t o e s t a n d van den vijverbezitter t o t een nog mogelijke herbezetting over t e gaan.

Ter vermindering van dit risico is een plan in studie genomen om bandeng-broed in gunstiger gelegen vijvers t e doen reserveeren en van d a a r u i t te distri-bueeren op een voor de bezetting der vijvers minder r i s q u a n t tijdstip.

Bij h e t zoetwater-vijverbedrijf kon door de sterke droogte op de kweekerijen de teelt van verschillende vischsoorten niet op tijd plaats vinden; de groote broed-periode, welke gewoonlijk in November-December valt, moest dientengevolge tot het volgend voorjaar worden verschoven. De verstrekking van pootvisschen van de Gouvernements vischkweekerijen bedroeg daardoor ruim 50 % minder d a n het vorig jaar.

De geringe voorraad vischbroed aan h e t eind van 1935 had intusschen niet direct een tekort aan pootmateriaal ten gevolge, daar de objecten, welke moesten worden bezet, door het uitblijven der regens, daartoe ook eerst op een later tijdstip geschikt waren.

De beperkte hoeveelheid water had mede t e n gevolge, dat op verscheidene plaatsen de m e t visch bezette sawahs ontijdig moesten worden afgevischt, waar-door de uitkomsten werden gedrukt. Ook in p e r m a n e n t e vijvers werd veel last ondervonden van gebrek aan toevoerwater; vischziekten kwamen desniettegen-staande niet voor, hetgeen voor een deel daaraan is toe t e schrijven, d a t de bevolking de raadgevingen t e n aanzien van een juist bezettingsaantal en een betere bodembehandeling opvolgden.

M e t het vormen van demonstratie-bedrijven werd voortgegaan, d a a r reeds eerder bleek, d a t daarmede vlug het vertrouwen van de bevolking gewonnen wordt en de resulaten van maatregelen het duidelijkst t o t uiting komen. I n Oost-Java werden daarop honderden hectaren vijvers, welke gedeeltelijk slechts een zeer risquant bedrijf vormden en anderdeels verlaten waren, weer in rendabele exploitatie gebracht. I n één geval waren de resultaten van een demonstratie-bedrijf aanleiding, dat een groep vijverbezitters in onderlinge samenwerking een toevoerkanaal verbeterden, waardoor ruim 500 hectaren weer in bedrijf kon worden gesteld. De goede samenwerking tusschen den A m b t e n a a r voor de

Binnenvisscherij en den dienst der Provinciale Irrigatie en h e t B m n e n l a n d s c h B e s t u u r leidde t o t een vlotte uitvoering. De eigenaren verrichtten al het werk in onbetaalden arbeid, slechts werd aan hen voeding verstrekt. De totale geld-uitgaven bleven daardoor beperkt tot een bedrag van slechts f 390, hetgeen neerkomt op een uitgave van f 0,75 per hectare.

Door inkrimping van het zoutpan-areaal op Madoera werd het noodig geoor-deeld daar een aantal bevolkingszoutpannen te doen sluiten; omzetting t o t zout-watervischvijvers werd het belangrijkste middel geoordeeld o m de daarbi] betrok-ken bevolking wederom een b e s t a a n t e verschaffen. Voor dit algemeene plan werd boven den afkoop van rechten een som v a n + f 80 000 door de Kegeenng ter beschikking gesteld. I n M a a r t werd voor het opstellen en uitvoeren v a n de werkplannen een A m b t e n a a r voor de Binnenvisscherij op Madoera_ g e p l a a t s t Met de bewerking van h e t eerste gedeelte kon reeds in de tweede helft v a n 193o worden aangevangen, waarvan einde 1935 163 ha gereed k w a m en m bedrijf werd gesteld; de kosten der omzetting bedroegen iets minder d a n f 35 per ha.

E e n tweede plan voor omzetting van 465 ha kon nog worden opgemaakt, terwijl een derde deel betrekking hebbende op 170 ha, in onderzoek werd genomen.

Voorts kon een nabij Soemenep gelegen complex zoutpannen-vischviivers dat reeds jaren lang zeer malaria-gevaarlijk was, uit die zelfde fondsen t o t hygiënisch exploiteerbare vijvers worden gemaakt.

De gunstige uitslag m e t assaineering van zoutwatervijvers m Midden-Java gat aanleiding tot h e t in bewerking n e m e n van andere complexen in door malaria geteisterde gebieden. Nabij Tajoe werden in 1935 ruim 80 h a zoutwatervijvers verbeterd, terwijl m e t de 'bewerking van een plan tot o m z e t t i n g v a n ± 50 ha malaria-gevaarlijke vijvers nabij Djoewana een aanvang g e m a a k t werd.

I n het ressort Tegal, o m v a t t e n d e h e t gebied van Cheribon t o t Pekalongon, word doorgegaan m e t ruilverkaveling van vijvergronden, waardoor belangrijke oppervlakten goed produceerende zoutwatervijvers o n t s t o n d e n ; eind 1935 waren reeds ruim 550 ha vijvers gereed.

Voor werkverschaffing werden op initiatief van den Besident van Oneribon in dit ressort m e t desagelden r u i m 50 h a vijvers aangelegd, terwijl aan een tweede complex van r u i m 70 ha begonnen werd. _

Op het gebied van de zoetwatervisscherij kon eveneens in velerlei opzicht een Kunstig r e s u l t a a t van de bemoeienis worden, geconstateerd. Vooral in streken, waar nog steeds geldschaarschte is, deed zich de behoefte t o t h e t verkrijgen van goedkoop eiwitrijk voedsel sterk gevoelen. Vischteelt op sawahs tijdens ot na een padi-gewas, op welk gebied veel werd gedemonstreerd, vond m Oost- en Alidden-Java toenemende navolging. H e t stichten van kleine teeltbednjijes was daarbij bevorderlijk voor h e t beschikbaar doen zijn van goedkoop pootmateriaal.

Kweek van visch tijdens den padi-aanplant, hetgeen t o t nog toe m P n a n g a n minder bekend was, vond door den d r a n g der tijdsomstandigheden ook d a a r ingang. . .

H e t vischkweeken bij verschillende Gouvemements-gestichten onderging uit-breiding; enkele inrichtingen konden uit eigen vijvers de geheele behoefte aan vischvleesch dekken. Bij h e t krankzinnigengesticht te Soemberporong werd reeds aan visch gekweekt voor een waarde van + f 300 per m a a n d .

D e schoonmaak van de B a w a h P e n i n g werd voortgezet, waardoor h e t bevisch-bare wateroppervlak nog zeer werd vergroot. De teelt en de groei van den

uit-"•ezetten visch was zeer goed. De oprichting van een uit d e omwonende bevolking samengestelde visscherijvereeniging, ter exploitatie van dit rijke vischwater, werd krachtig voorbereid.

Onder leiding van h e t Laboratorium werden proeven ingezet t o t productie-verhooging van vijvers. H e t gebruik van veelal kosteloos t e verkrijgen gras ver-toonde ook in de zoetwatervijvers een goede uitwerking; vooral bij het kweeken van kleine consumptievisch werden goede r e s u l t a t e n verkregen. Begonnen werd aan een onderzoek n a a r de chemische factoren, welke h e t productievermogen v a n zoutwatervijvers beïnvloeden.

U i t Siam werd een klein aantal „ S e p a t S i a m " geïmporteerd, waarvan reeds een groote nakomelingschap werd verkregen. Deze visch bereikt in Indië een

gewicht van ± 70 gram, of 5 à 6 keer d a t van de inkeemsche sepat. Vermoedelijk zal deze sepat Siam een waardevolle aanwinst zijn voor productief m a k e n van meren en moerassen.

Door een particulier werd in Augustus een partij eieren van regenboogforellen uit Nieuw-Zeeland geïmporteerd. De verzorging der eieren en het opkweeken van de jonge visch vond geheel op advies van den Dienst plaats. Uit 9000 eieren werden ruim 8000 gezonde vischjes v a n + 10 c m in een rivier boven Soekaboemi uitgezet, waarvan aan het einde van het jaar, zelfs n a sterke bandjirs, groote aantallen nog aanwezig bleken. H e t gewicht van de visschen bedroeg' toen reeds gemiddeld + 100 gram.

E. J A C H T ; I N Z A M E L I N G V A N BOSCHPRODUCTEN, VOGELNESTEN EN

In document BIBLIOTHEEK KITLV 0154 3741 (pagina 108-111)