• No results found

Overheidszorg voor de delfstoffenwinning

In document BIBLIOTHEEK KITLV 0154 3741 (pagina 137-142)

Goenoeng Aroem

8. Overheidszorg voor de delfstoffenwinning

Wetgeving en mijnrechtelijke toestand. Bij G . B . 26 J a n . 1935 n°. 21 ( I . S . n°. 42) is een regeling vastgesteld nopens h e t verleenen van vergunningen tot winning van niet in art. 1 der Indische Mijnwet genoemde delfstoffen m de gewesten buiten J a v a en Madoera.

Bij G . B . 27 F e b r . 1935 n°. 26 zijn twee terreinen, gelegen op Nieuw-Guinee, gereserveerd' vooor opsporingen en ontginningen van Gouvernementswege_ m e t betrekking tot alle in het eerste lid, onder a, v a n art. 1 der Indische Mijnwet genoemde delfstoffen.

Bij G . B . 25 J u n i 1935, n°. 30 is een terrein, gelegen in de gewesten S u m a t r a s W e s t k u s t en Oostkust van S u m a t r a , gereserveerd voor opsporingen en ontgin-ningen van Gouvernementswege m e t betrekking t o t tin en wolframium.

Bij G . B . 13 Sept. 1935 n°. 22 ( I . S . n°. 458) is de reserveering voor opspo-ringen en ontginningen v a n Gouvernementswege m e t betrekking t o t goud, zilver, m a n g a a n , antimoon, lood, zink en koper van het in de residentie Benkoelen gelegen terrein, bekend onder den n a a m „ L e b o n g S i m p a n g " , opgeheven. Voor dit terrein zijn bij G . B . 13 Sept. 1935 nos.' 23 t / m 26 voor de winning van genoemde delfstoffen vier concessies, o n d e r d e n a m e n ,,Lebong Simpang 1 t / m I V " , n a openbare mededinging, verleend aan d e te B a t a v i a gevestigde n a a m

-loozé vennootschap „Mijnbouw Maatschappij Becljang L e b o n g " . __

Bij G . B . 29 Oct. 1935 n°. 18 ( I . S . n°. 521) is h e t terrein van het daarbij aangewezen „wildreservaat B e r b a k " (res. Djambi) om redenen van algemeen belang gesloten voor mijnbouwkundig'e opsporingen.

Bil Ord van 21 Nov. 1935 ( I . S . n°. 557) zijn d e artikelen 166, lid 1, onder D, en 170, lid 6, der „Mijnordonnantie 1930" ( I . S . 1930 n°. 38), betreffende de rente-percentages bij de heffing van cijns van vergunningen tot het doen van mijnbouwkundige opsporingen en mijnconcessies, gewijzigd.

Ontginningen van Gouvernementswege. De eigen mijnbednjven van het Gouvernement o m v a t t e n twee kolenbedrijven (de Oembilin- en de Boekit Asem-mijnen) en een tinbedrijf (de Bangka-tinwinning).

I n 1935 werden geen nieuwe aannemingsovereenkomsten gesloten. E é n over-eenkomst werd ontbonden, namelijk die, welke gesloten werd m e t de t e B a t a v i a gevestigde naamlooze vennootschap „Algemeene I n d u s t n e e l e Mijnbouw- en E x p l o i t a t i e - M a a t s c h a p p i j " voor de winning van goud, zilver, lood, zink, koper, ijzer en zwavel in een terrein, bekend onder den n a a m „ D j a m p a n g - t e r r e m " en gelegen in de residentie Buitenzorg van de provincie W e s t - J a v a . Einde 1935 waren 7 aannemingsovereenkömsten van kracht.

H e t aantal gemengde bedrijven onderging geen verandering. H e t zijn de naamlooze vennootschap „Gemeenschappelijke Mijnbouw Maatschappij B i l l i t o n "

en de naamlooze vennootschap „Nederlandsen-Indische Aardolie M a a t s c h a p p i j " . Overeenkomsten op den voet van art. 5a der Indische Mijnwet. I n 1935 werd een opsporingsovereenkomst gesloten m e t d e te B a t a v i a gevestigde n a a m -looze vennootschap „Mijnbouw Maatschappij Z u i d - B a n t a m " voor de opsporing van goud, zilver, koper, zink, lood, m a n g a a n , ijzer en zwavel in een terrein, gelegen in de residentie B a n t a m van de provincie W e s t - J a v a . E i n d e 1935 waren 2 opsporingsovereenkomsten van kracht.

I n 1935 werden 2 opsporings- en ontginningsovereenkomsten gesloten, onder-scheidenlijk r n e W e t e B a t a v i a gevestigde naamlooze vennootschap „Mijnbouw Maatschappij Z u i d - B a n t a m " voor de opsporing en ontginning van goud, zilver, koper, zink, lood, m a n g a a n , ijzer en zwavel in een terrein, gelegen in de residentie B a n t a m en m e t de t e 's-Gravenhage gevestigde naamlooze vennootschap

„Nederlandsche Nieuw-Guinee P e t r o l e u m M a a t s c h a p p i j " voor de opsporing van aardolie, enz. in terreinen, gelegen in het Nederlandsen gedeelte van Nieuw-Guinee en omliggende eilanden. E e n overeenkomst voor de opsporing en ontgin-ning van aardolie, enz. werd ontbonden, namelijk die, welke werd gesloten m e t de t e 's-Gravenhage gevestigde naamlooze vennootschap „ D e Bataafsche Petro-l e u m M a a t s c h a p p i j " voor h e t terrein, genaamd „Tandjoeng-Poetoes-bPetro-lok" (Oost-kust van S u m a t r a ) .

E i n d e 1935 waren 33 opsporings- en ontginningsovereenkomsten van kracht.

Mijnooncessiën. Gedurende 1935 werden 15 mijnconcessiën van Gouverne-mentswege verleend, waarvan 4 voor de winning van goud en zilver (de mijn-concessies T a m b a n g T i m b a h a n " en „Goenoeng A r o e m " in de residentie Suma-t r a s WesSuma-tkusSuma-t, de mijnconcessie „ S e l o e b a Suma-t " in de residenSuma-tie WesSuma-terafdeelin°- Westerafdeelin°-van Borneo en de mijnconcessie „ T j i k o n d a n g " in de residentie Buitenzorg vair de provincie W e s t - J a v a ) , 7 voor de winning van goud (de mijnconcessies

„ K o e h s m I-I1-1II , „ P a o e h I - I I " , P e t a i I I I " en „ E v e n a a r I " in het gouverne-m e n t Oostkust van S u gouverne-m a t r a ) en 4 voor de winning van goud, zilver, gouverne-m a n g a a n , antimoon, lood, zink en koper (de mijnconcessies „ L e b o n g Simpang I - I I - I I E I V "

m de residentie B e n k o e l e n ) . De mijnconcessie „ K o e n d o e r " , verfeend voor de winning van tin en wolframium, werd op verzoek van de concessionaresse o-e -deeltelnk ingetrokken; voor h e t niet ingetrokken gedeelte van het concessie-terrein werd een nieuwe concessie voor de winning van genoemde delfstoffen verleend onder den n a a m „Koendoer N o o r d " . Op verzoek werden ingetrokken de mijnconcessies „ S a m p a n g a u " en „ B a l i m " . E i n d e 1935 waren 232 mijn-concessiën van kracht, terwijl 11 aanvragen om mijnmijn-concessiën in behandeling waren.

Gedurende 1935 werden geen nieuwe door de Begeering goed t e keuren mijn-concessiën door Inlandsche Zelfbesturen verleend. Ingetrokken werd de mijncon-cessie „ B a n i " , terwijl van de mijnconmijncon-cessies „ I r e n g - I r e n g " , „ T o m p a k " ,

„ N g e s o n g " , „ G e m p o l " , „ S o r o g a t e n " , „Goenoeng D j a n g k r i n g " en' „Kemiri''' door de concessionaresse afstand is gedaan. Einde 1935 waren 41 mijnconcessiën van kracht.

Vier vergunningen t o t het winnen van niet in de Indische Mijnwet genoemde delfstoffen werden gedurende 1935 verleend, waarvan 2 door h e t College van Gedeputeerden van den Provincialen B a a d van Oost-Java (voor de winning van k a l k s t e e n ) , 1 door het College van Gedeputeerden van den Provincialen B a a d van Midden-Java (voor de winning van m a r m e r ) en 1 door het Hoofd van plaat-selijk bestuur te P a l e m b a n g (voor de winning van zand, grind, steen, klei en kaoljen). I n d e n loop van het jaar werden 13 vergunningen ingetrokken. Einde 1935 waren 152 vergunningen van kracht, terwijl 6 aanvragen om winnin^s-vergunningen in behandeling waren.

Mijninspectie. H e t personeel der mijninspectie bestond bij den aanvang van het jaar uit 3 mijnmspecteurs (ingenieurs), 2 adjunct-mijninspecteurs

(hoofd-booropzichters) en 1 werktuigkundig-electrotechnisch a m b t e n a a r . De leiding berustte bij h e t hoofd van den Dienst der Mijnverordeningen. Medio 1935 ver-lieten h e t hoofd der mijnverordeningen en een mijninspecteur (ingenieur) den dienst m e t pensioen, terwijl een andere mijninspecteur (ingenieur) overging naar een anderen dienst en de werktuigkundig-electrotechnisch ambtenaar op eigen verzoek op nonactief werd gesteld. E i n d e 1935 bestond de dienst u i t 1 mijn-inspecteur (ingenieur), een mijn-inspecteur, die ter beschikking van h e t hoofd der afdeeling cijns en mijninspectie was gesteld, en 2 adjunct-mijninspecteurs, terwijl m e t het toezicht op de machinale hulpmiddelen der mijnwerken de electro-technisch ingenieur van de afdeeling electro-technisch-economische adviezen van den Dienst van d e n Mijnbouw werd belast. De leiding van d e n Dienst -der Mijn-inspectie k w a m in h a n d e n van het hoofd der afdeeling cijns en mijnMijn-inspectie. _

Door de inspecteurs en de adjunct-inspecteurs werden in 1935 45 inspecties gehouden van mijn- en opsporingswerken voor de winning van erts en steenkolen en 79 inspecties van mijn- en opsporingswerken voor de winning van aardolie; ter gelegenheid van een der laatstgenoemde inspecties werd tevens een vergunnmgs-terrein bezocht ter verificatie v a n een aanboring v a n gas. Door h e t hoofd van den Dienst der Mijnverordeningen werden gezamenlijk m e t den leider der geolo-gische kaarteeringen 3 dienstreizen g e m a a k t n a a r Palembang, Noord-Sumatra en J a v a , ter beoordeeling van de oliereserves van de aldaar werkzame petroleum-maatschappijen. Door den werktuigkundig-electrotechnisch a m b t e n a a r en zijn opvolger werden 13 inspecties uitgevoerd van de mechanische installaties van eenige mijnwerken.

Bij den kolenmijnbouw hadden 4 en bij den ertsmijnbouw 5 doodelijke onge-vallen plaats, waarbij resp. 4 en 5 personen h e t leven lieten. Bij de aardolie-bedrijven h a d d e n 3 doodelijke mijnongevallen plaats, waarbij 3 slachtoffers over-leden. H e t aantal ongevallen, welke invaliditeit van längeren duur d a n 3 weken veroorzaakte bedroeg voor den kolenmijnbouw 27, voor den ertsmijnbouw 75 en voor de aardoliebedrij ven 35, tegen resp. 36, 48 en 33 in 1934. H e t aantal door mijnongevallen doodelijk getroffen personen per 1000 ondergrondsene en boven-grondsche arbeiders bedroeg voor den kolen- en ertsmijnbouw respectievelijk 0,76 en 0,41, tegen 0,56 en 0,23 in 1934, terwijl de overeenkomstige cijfers voor de aardoliewinningen waren 0,42 en 0,54.

Geologische onderzoekingen. Voor de geologische kaarteering van J a v a werden in W e s t - J a v a enkele terreinen onderzocht, die t e n Noorden en Oosten van blad 14 ( B a j a h ) liggen, m a a r de opname vorderde met zoo ver, d a t een ver-binding m e t blad 30 (Poerwakarta) kon worden verkregen, terwijl enkele strati-grafische problemen nog niet konden worden opgelost. Ten Oosten van blad óü werd de opname van de geogene heuvelstrook t o t aan den voet van den I j e n m a i -vulkaan in Cheribon verricht. Tegen verwachting zijn hier de stratigrafi sehe ver-houdingen en de tektonische bouw buitengewoon gecompliceerd gebleken, zoodat t o t de afwerking van de afzonderlijke bladen nog niet kon worden overgegaan. Dit zal eerst mogelijk zijn wanneer de verbinding m e t de, m 1935 gepubliceerde bladen 54 (Madjenang) en 58 (Boemiajoe) is verkregen.

I n Oost-Java werd blad 110 (Modjokerto) voltooid. De opname van de bladen 115 (Soerabaja) en 116 (Sidohardjo) is zoo ver gevorderd, d a t ook zij m den loop v a n 1936 gereed g e m a a k t zullen worden voor den druk. Ter oplossing van enkele geologische vraagstukken moet echter tevoren h e t aansluitend blad 109 ( L a m o n g a n ) gekaarteerd worden. _

H e t m i n s t gevorderd is de kaarteering van de omgeving van b e m a r a n g en Poerwodadi, aangezien het aanvankelijk hiervoor beschikbare personeel elders te werk moest worden gesteld. Hier werd de neogene heuvelstrook van b e m a r a n g t o t aan de Serang-rivier in de bladen 74, 80 en 86 onderzocht, waarbij gebleken is d a t ook hier de geologische bouw ingewikkeld is.

H e t op de jarenlange exploraties van Borneo geaccumuleerde materiaal werd in 1935 voor definitieve bewerking ter h a n d genomen.

U i t de ingediende dienstrapporten over Boeton werd een eindverslag samen-o-esteld d a t evenwel eind 1935 nog niet voor den druk gereed was.

Geologisch-technische onderzoekingen. Adviezen werden uitgebracht over den aanleg van 11 reservoirdammen.

Verslagen zijn uitgebracht over watervoorzieningen van negen steden en dorpen, zes particuliere ondernemingen en ziekenhuizen, terwijl boschhydrolo-gische gegevens werden verstrekt over drie landstreken en in één geval het verband tusschen den grondwaterspiegel in een rivierdal en de rivierwaterstanden behandeld werd.

De capteeringstunnel der Malangsche waterleiding kwam gereed en bereikte een lengte van 815 m, waarbij een voldoend debiet verkregen werd. Nog vóór het werk geheel beëindigd was, bleek, d a t beschermingsmaatregelen tegen moed-willige infectie van de bronlaag noodig zijn.

Over omleggingen en aardschuivingen van vijf wegen, en zes door aard-schuivingen bedreigde k a m p o n g s werd advies uitgebracht. Voorts werden behan-deld de t r a c e ' s van vier irrigatie-leidingen, de beschermingsmaatregelen tegen onderspoeling der fundeering van een brug en de grondgesteldheid v a n vier vlieg-terreinen.

I n studie genomen is voorts het tracé van een t u n n e l door h e t Zuidergebergte bij Toeloengagoeng voor afleiding van het bandjirwater v a n de E a w a h Bening.

Voor industrieele doeleinden werden onderzocht: diatomeeën-aarde (Soera-k a r t a ) m e t de bedoeling om door slibben een zuiverder product te ver(Soera-krijgen, welke pogingen echter een negatief resultaat h a d d e n ; Meekaarden van verschil-lende vindplaatsen, welke geen van alle aan de d a a r a a n t e stellen eischen bleken te voldoen; t r a s (Buitenzorg) welke van voldoende kwaliteit bleek t e zijn;

grondstoffen voor portland-cement (Soerabaja), welke alleszins voor h e t doel geschikt bleken te zijn; kolien ( P r i a n g a n ) waarvan een vindplaats mogelijk een voor de papierfabricatie geschikte grondstof kan opleveren, terwijl d a a r v a n ook materiaal aan het Proefstation voor W e s t - J a v a gezonden werd t e n behoeve van proefnemingen m e t rubbermengsels.

Grondpeilwezen. Gedurende het verslagjaar waren bij het Grondpeilwezen zes boorinstallaties m bedrijf. Op 15 plaatsen, verspreid over West-, Midden- en Oost-Java, werd n a a r artesisch water geboord, terwijl zeven artesische p u t t e n volledig konden worden afgewerkt. Bovendien werden aan enkele oude artesische p u t t e n schoonspoehngen verricht. Voorts werden adviezen gegeven m e t betrekking t o t d e installatie van enkele watervoorzieningen, welke gebaseerd waren op reeds bestaande artesische putboringen.

Palaeontologisch Laboratorium. N a a s t incidenteel determineerwerk werd de monografische bewerking van h e t groote mollusken-materiaal van P a l e m b a n g voltooid. D a a r voor het drukken van dit omvangrijk werk t h a n s geen fondsen beschikbaar gesteld k u n n e n worden, zijn drie volledige copiëen vervaardigd, welke voortaan als grondslag voor stratigrafische studies binnen h e t r a a m van den dienst gebruikt k u n n e n worden.

Op het gebied van de foraminiferen was in verband m e t de verschillende kaarteeringswerkzaamheden m e e r incidenteel determineerwerk noodig d a n bij de mollusken. D a a r n a a s t werd echter aan een monografische beschrijving van de groote foraminiferen uit de bladen 26 ( S a g a r a n t e n ) en 27 (Sindangbarang) gewerkt, o m d a t hier 4 étages in een ondubbelzinnige stratigrafische volgorde ontwikkeld zijn. N a a s t foraminiferen bevatten zij ook mollusken en zal voor h e t eerst uitgemaakt kunnen worden, welke foraminiferen en welke schelpen strati-grafisch bijeen behooren. H e t is echter noodig gebleken de grondslagen van de classificatie der Lepidocyclinen en Miogypsinen gedeeltelijk t e herzien. De publicatie van dit foraminiferen-materiaal, waartoe de petroleummaatschappijen m Nederlandsch-Indië financieelen steun beschikbaar hebben gesteld, geschiedt momenteel in den vorm van opeenvolgende bijdragen in de „ I n g e n i e u r van Nederlandsch-Indië " .

Scheikundig Laboratorium. De werkzaamheden bepaalden zich hoofdzakelijk tot h e t analytisch onderzoek van monsters van ertsen, kolen, andere delfstoffen, olieproducten en van watermonsters van verschillenden oorsprong. Behalve deze

werkzaamheden werden, waar d a t wenschelijk bleek, onderzoekingen verricht ter vereenvoudiging v a n de gevolgde werkwijzen en ter vervanging van in gebruik zijnde analyse-methoden door geschiktere.

H e t onderzoek van bindmiddelen voor kolengruisbriketteering werd uitgebreid m e t viscositeitsbepalingen t e r verkrijging v a n meer en nauwkeuriger gegevens o m t r e n t de bruikbaarheid, binnen bepaalde grenzen, van pek- en asfaltsoorten als bindmateriaal.

Publicaties. Verschenen zijn: h e t Jaarboek van het Mijnwezen in Neder-landsch-Indië, Algemeen Gedeelte 1932—1933; Verhandelingen 1930, I I : Dr. J . Zwierzycki, Die Geologischen Ergebnisse der Palaobotanischen Djambi-Expedition 1925 en Prof. W . J . J . J o n g m a n s und Prof. W . Gothan, Die Palao-botanischen Ergebnisse der Djambi-Expedition 1925; Wetenschappelijke Mede-deelingen, N°. 2 5 : H . Gerth, Neue Beiträge zur K e n n t n i s der Korallenfauna des Tertiärs von J a v a . I . Die Korallen des E o c a e n und des älteren neogen. T a n Sin Hok, Notiz über das Basalskelett von , , V e r b e e k i n a " . Tan Sin Hok, Ueber L e p t o d u s ( L y t t o n i a a u c t o r u m ) cf. tenuis Waagen vom Padanger Oberland ( M i t t e l - S u m a t r a ) . N°. 26: C. H . Oostingh, Die Mollusken des Pliozäns von Boemiajoe ( J a v a ) ; Geologische Kaart van Java, schaal 1 : 100 000, Blad 54

(Madjenang) m e t toelichting door Dr. W . H . H e t z e l en Blad 58 (Boemiajoe) m e t toelichting door I r . C. t e r H a a r ( m e t een korte agrogeologische beschrijving door I n g . J . Szemian) ; Bulletin of the Netherlands India Volcanological Survey, Nos. 69 t / m 73.

H. NIJVERHEID.

In document BIBLIOTHEEK KITLV 0154 3741 (pagina 137-142)