• No results found

Afzonderlijke bedrijven

In document BIBLIOTHEEK KITLV 0154 3741 (pagina 142-149)

Goenoeng Aroem

2. Afzonderlijke bedrijven

Metaalnijverheid. Ook in 1935 waren de financieele resultaten van de machinefabrieken en constructiewerkplaatsen weinig bevredigend. Nog steeds werd de invloed van den ongunstigen toestand, waarin de suikerindustrie ver-keerde, door de op deze industrie ingestelde metaalbedrijven gevoeld. Aanpassing van de productie en organisatie van dezen tak van nijverheid aan de gewijzigde omstandigheden had plaats, terwijl m e t de fabricatie van massa-artikelen, welke voorheen geïmporteerd werden, zooals oostpannen, straatpotten, vijzels, bouten en klinknagels werd voortgegaan.

De vervaardiging van wegwalsen, welke in 1934 door één fabriek in Oost-J a v a werd ter hand genomen, was eerder een technisch dan een commercieel succes, aangezien concurrentie m e t Europeesche walsen niet mogelijk bleek.

l i e t aantal door de Regeering aan fabrieken verleende steunorders was in 1935 grooter dan in 1934. Maatregelen zijn in overweging o m uit deze orders het grootst mogelijk n u t voor de metaalindustrie te kunnen trekken. Ten aanzien v a n de metaalgieterijen, voorzoover deze z.g. braad- en oostpannen vervaardigen, is een bedrijfsreglementeering afgekondigd.

De metaalwarenfabrieken, zooals de blik-, emballage- en stalenkof f erf abrieken, bleven den druk der ongunstige tijden gevoelen. De capaciteit v a n deze bedrijven overtreft verre de huidige marktbehoefte, welke laatste gedrukt werd door de algemeen verminderde koopkracht.

De rijwielindustrie werd in 1935 vertegenwoordigd door een drietal fabrieken, respectievelijk te Bandoeng, Majang en Soerabaja gevestigd. H e t groote aantal aanwezige fietsreparatie-inrichtingen beperkt in zekere m a t e d e n afzet van die fabrieken.

Ten aanzien van de inheemsche metaalbewerkingsnijverheid kan worden ver-meld, d a t door het overgroot deel van deze bedrijven aanpassing aan de con-j u n c t u u r werd gezocht, door zich om te vormen t o t z.g. „rebuilding''-bedricon-jfcon-jes.

Behalve de goed georganiseerde edelmetaalnijverheid, t e Kota Gedé bij Jogja-karta, welke zich heeft k u n n e n handhaven, verkeerden alle andere voorheen belangrijke centra, zooals Tegal, Kedoengwoeni, Solo, enz. in zorgelijken toe-stand, voornamelijk als gevolg van de geringe koopkracht van den Inlandschen consument. H e t feit, d a t K o t a Gedé zich weer heeft k u n n e n instellen op den afzet aan Europeanen, heeft veel bijgedragen tot de daar bereikte goede resul-t a resul-t e n .

De Itopergieterijen van Soerabaja, Magetan, Djoewana, Jogjakarta en Soeme-dang gingen gestadig achteruit door gebrek aan bestellingen, een toestand, welke in nog meerdere m a t e voor de gong-gieterijen t e Semarang geldt.

De geelkoperbewerkingsindustrie, welke zich volkomen heef aangepast aan de geringe koopkracht van den consument, kon zich gedurende 1935 handhaven.

Belangrijke centra zijn Bangil, Tegal, Buitenzorg en Soekaboemi.

Vervaardiging v a n aanstekers geschiedde voornamelijk te Ngoenoet in Oost-J a v a . De productie werd in 1935 geschat op + 9 millioen stuks, tegen 10 millioen stuks in 1934. H e t aantal arbeiders, dat bij deze industrie betrokken was, bedroeg + 1500 in 1935, tegen + 2000 in 1934. De prijzen waren f 2,45 per gros voor middensoort en f 1,95 voor klein formaat. Voor andere centra zijn de productie-schattingen als volgt:

1934 1935 Bandoeng en omstreken 130 000 stuks 3 1 0 0 0 stuks

Pasir 7 2 0 0 0 ,, 60 000 ,, Vorstenlanden 30 000 ,, 30 000 ,,

Naar het schijnt, heeft de m a r k t het verzadigingspunt bereikt, waardoor, ondanks de zeer verlaagde prijzen, daling der productie werd geconstateerd.

Daarbij ontstonden vele reparatie-bedrijven, welke in staat waren tegen een luttel bedrag onklaar geraakte aanstekers te repareeren, d a n wel in te n e m e n in ruil tegen reeds gerepareerde.

De roodkoperslagerij-bedrijven lagen in h e t begin van 1935 zoo goed als stil.

L a n g z a m e r h a n d hebben ook deze bedrijven zich leeren aanpassen aan de geringe koopkracht van den consument.

Ook de ijzersmederijen hebben zich m o e t e n beperken tot reparatie-bedrijven, welke voornamelijk landbouwgereedschappen in h u n werkingssfeer betrekkeu.

Textielnijverheid. H e t weverij bedrij f n a m als gevolg van verschillende Overheidsmaatregelen (afschaffing van invoerrecht op weefgarens, contingen-teering van den invoer van bontgeweven stoffen en voorlichting) een groote vlucht. De productie van bontgeweven sarongs en kains pandjang, welke einde

1934 ruim 2000 sarongs per dag bedroeg, was einde 1935 gestegen tot 5000 sarongs per dag.

Ten einde een dreigende overproductie van het bestaande productie-apparaat t e n aanzien van bepaalde soorten kains, m e t n a m e de halfzijden en halfkunst-zijden sarongs, te voorkomen, werd bij E . V . van 19 Nov. 1935 ( I . S . n°. 538) de bedrijfsreglementeeringsordonnantie toepasselijk verklaard op de weefbedrijven, welke genoemde stoffen vervaardigen. Door dit Overheidsingrijpen werd tevens het op rendabelen voet blijven werken van het b e s t a a n d productie-apparaat gewaarborgd, zoomede aan de bedrijven de tijd gegeven t o t consolideering, kapitaalvorming en ontwikkeling op andere gebieden der weefindustrie.

Ten aanzien v a n de desa-weverijen kan worden medegedeeld, dat, hoewel in dezen t a k v a n huisvlijt nog immer een zekere m a t e van bedrijvigheid valt waar t e nemen, een teruggang plaats had, welke zich o. a. uitte in minderen aanvoer van garens. H e t voornaamste gebied van desa-weverijen is nog altijd Zuid-Midden-Java, dat de bekende loerik-weefsels voortbrengt.

Voor deze soort weverijen zijn v a n belang de g a r e n n u m m e r s 20 en 40, welke zijn opgenomen in de posten 1501 en 1504 van de m a a n d s t a t i s t i e k e n van het Centraal Kantoor voor de Statistiek. Deze posten geven t e n aanzien v a n de voor dit gebied belangrijke invoerhavens Semarang en Tjilatjap de volgende cijfers a a n : in 1935 1 042 205 kg, tegen in 1934 1 179 973 kg.

H i e r en daar viel in dezen tak v a n nijverheid, een neiging tot aaneensluiting waar te n e m e n , hetzij in organisaties, welke de distributie verzorgen, hetzij in corporaties, welke een reëele grondstofvoorziening beoogen. De neiging t o t orga-nisatie vindt haar verklaring in h e t streven, om het aantal schakels (tusschen-h a n d e l a r e n ) , waarlangs (tusschen-het garen van den importeur af de weefsters in de desa bereikt, zooveel mogelijk t e beperken. Hoewel de geldelijke opbrengsten van de desa-weverijen gering zijn t e noemen, m a g de beteekenis hiervan voor de volks-huishouding niet worden onderschat. Deze b a t e n dragen i m m e r s h e t karakter van bijverdiensten; het weven wordt voor een zeer belangrijk deel beoefend als nevenbedrijf.

De t o e s t a n d v a n h e t batikbedrijf bleef nog steeds zorgwekkend. H e t seizoen-karakter in dit soort bedrijven werd geaccentueerd door de depressie. Begin 1935, na het einde van de v a s t e n m a a n d , trad een slapte in, welke door de nog steeds heerschende geringe koopkracht van de bevolking ernstige vormen a a n n a m . I n het tweede kwartaal trok de m a r k t aan, er k w a m meer bedrijvigheid, welke haar hoogtepunt bereikte in de m a a n d J u l i . D a a r n a trad weer een tijd van slapte in, welke gedurende den verderen duur van h e t jaar aanhield.

Voor die centra, welke van ouds zioh hebben ingesteld op grey als batik-grondstof, was de stagnatie in de voorziening van deze doekgrondstof in Mei en gedurende de 2de helft van September en de m a a n d October aanleiding tot h e t stopzetten van verschillende bedrijven. E e n gunstige omstandigheid was daarbij, dat deze storing i n d e distributie samenviel m e t de slapte in h e t bedrijf, zoodat ernstige nadeelen uitbleven. E e n daling van ± 10 % in de productie vergeleken m e t 1934 werd waargenomen, zoomede een vermeerdering van de vraag naar goedkoopere batiks. Batikkerijen, welke voorheen uitsluitend cambrics als grondstof gebruikten, vervaardigden goedkoopere ongebleekte stoffen. E e n typisch voorbeeld v a n deze verschuiving gaven bijv. Solo en Grisée te zien.

Vooral in Grisée stond m e n aanvankelijk afwijzend tegenover het gebruik van greys, doch in het 2de kwartaal v a n 1935 steeg plotseling de vraag naar die grondstof.

Uit h e t totaal verbruik aan doekgrondstof kan de batikproductie op + 100 millioen m e t e r worden gesteld. De daling v a n de prijzen is voor een belangrijk deel opgevangen door de daling van de loonen, welke voor enkele bewerkingen beneden het peil van vóór den oorlog zijn gedaald. Voor „skilled l a b o u r " , zooals bijv. het tjappen, ligt h e t peil echter nog boven d a t van vóór 1914.

Behalve voor binnenlandsch gebruik, werkte de batiknijverheid ook voor export. Vereweg het belangrijkste deel van den export van batik was gericht op Singapore. Daarop volgt in beteekenis Siam als afnemer v a n b a t i k s ; in dit land werd zeer sterk concurrentie ondervonden van J a p a n s c h e n a m a a k b a t i k en

kunst-zijden sarongs. Bovendien verplaatsten Ghineesche batikkers enkele bedrijfjes naar Singapore. De productie van deze bedrijfjes werd m e t een gedeelte van den Nederlandsch-Indischen import weder uitgevoerd naar Siam. Als gevolg hiervan liep de uitvoer n a a r Siam d a n ook voortdurend terug. De export bedroeg gedurende de jaren 1932 t / m 1935 achtereenvolgens 547 667, 503 322, 470 083 en 377 330 kg. ' '

De uitvoer in 1932 op 100 stellende, krijgt m e n achtereenvolgens de volgende cijfers: 88, 82 en 66. N e e m t m e n den export in 1929, het jaar vóór de crisis, als basis, 'dan geven deze laatste cijfers een nog ongunstiger beeld. De cijfers worden dan respectievelijk 55, 52 en 4 1 .

E e n geheel nieuw product, hoewel in groote trekken volgens het batikprocédé vervaardigd, vormen de uit beddetijk, piqué-stof en grey vervaardigde n a m a a k geweven sarongs. w e v e n »aiuiigo.

D e verwerking van andere vezelstoffen (cocos, agel, sisal, mdjoek) t o t halt-en eindproducthalt-en n a m toe, m e t niet onbevredighalt-ende resultathalt-en.

Vlechtnijverheid. De agelmattenvlechterijen, vooral in Koeion Progo (gouver-n e m e (gouver-n t J o g j a k a r t a ) , hebbe(gouver-n i(gouver-n 1935 ee(gouver-n grootere beke(gouver-ndheid verworve(gouver-n, da(gouver-nk zij de intensieve propaganda, welke door het aldaar gevestigd gilde ,,Among K r i d o " voor dit product werd gevoerd. De voornaamste afvoerplaats voor deze m a t t e n is Sentoio, van waar in 1935 83 ton werd afgevoerd, tegen + 50 ton in 1934. Zij vinden voornamelijk toepassing als verpakkingsmateriaal. Niet onbe-langrijk was deze huisvlijt op Madoera en langs de Noordkust ; _ het product vond in hoofdzaak zijn weg naar de prauwvaart, waar h e t als materiaal voor de zeilen werd gebezigd.

I n de productie van pandan- en mendong-matten is in 1935 een geringe teruggang te bespeuren. De voornaamste centra voor deze vlechterijen zijn Madoera^ B a w e a n , Zuid-Jogjakarta, Zuid-Kedoe, Tasikmalaja, Paroeng bij Buitenzorg en de omgeving van Tangerang.

De in 1934 aangevangen pogingen tot vervaardiging van flesschenhulzen, welke vóórdien uitsluitend werden geïmporteerd, werden in 1935 m e t succes bekroond. B e n achteruitgang in de financieele uitkomsten kon echter niet worden voorkomen. Deze hulzen werden aangemaakt in de omgeving van Djombang en B a b a t in Java en v a n Maoek in W e s t - J a v a . I n tegenstelling m e t Oost-J a v a , waar m e t rijststroo wordt gewerkt, wordt in W e s t - Oost-J a v a h e t meer lichte moerasgras als grondstof genomen. De jaarproductie kan op + 10 millioen hulzen worden geschat.

De pandan- en bamboe-hoedenvlechterij, welke nog immer een belangrijke t a k v a n inheemsche nijverheid is, ging, w a t het volume van den export en het geldelijke profijt betreft, wederom achteruit. Uitgevoerd werden in 1933 18 364 503 stuks (waarde f 727 075), in 1934 19 818 429 stuks (waarde f 800 330) en in 1935 8 859 374 stuks (waarde f 417 103) pandanhoeden (sphthoeden en n . a . g . ) .

De prijsdaling werd geheel opgevangen door verlaging van de werkioonen.

De exportcijfers voor bamboe-hoeden w a r e n : in 1933 2 380 380 stuks (waarde f 167 446) in 1934 2 270 790 stuks (waarde f 144 751) en in 1935 2 995 755 stuks (waarde f'152 349).

I n tegenstelling m e t de pandanhoeden, heeft de export zich eenigermate hersteld, ^hoewel de prijzen zeer laag waren. Al n a a r gelang van h e t model varieerden deze van 5 t o t 48 et. per stuk ( h e t vorig jaar van 10 t o t 60 c t . ) .

Verbandstoffenfabricatie. Deze industrie, welke in Nederlandsch-Indië alleen vertegenwoordigd wordt door de N. V. E e r s t e Nederlandsch-Indische Verband-stoffenfabriek te Soerabaja, heeft nog steeds t e k a m p e n m e t scherpe concurrentie van het buitenland. Speciaal de invoer uit J a p a n is in de laatste jaren zeer toege-n o m e toege-n (itoege-n 1932 4 200 kg, itoege-n 1933 13 900 kg, itoege-n 1934 17 300 kg etoege-n itoege-n 1935 42 000 k g ) .

Cementindustrie. De contingenteering van den invoer van Portland-cement bleef in 1935 van kracht en werd 1 October 1935 opnieuw verlengd voor den tijd van 12 m a a n d e n .

De prijsdaling van h e t cement in het eerste kwartaal van 1935 leidde tot een afschrijving van 30 % op het aandeelenkapitaal der Padang-cementfabriek en een verlichting van den obligatiedienst door renteverlaging voor een tijdvak van 5 jaren van 6 t o t 4-J % en een vermindering van de verplichte jaarlijksohe aflossing. Ten einde verder door kostprijsverlaging een bescheiden winstvorming wederom mogelijk t e m a k e n , werden in 1935 de twee oudste ovens afgebroken en vervangen door een hypermoderne Unax-oven van 110 m e t e r lengte, die in J u n i 193,6 in bedrijf zal worden genomen. H e t verbruik van Portland-cement binnen Nederlandsch-Indië bedroeg in 1935 + 1 080 000 vaten, waarvan

+ 810 000 v a t e n door de Padangsche cementfabriek waren geleverd, terwijl de rest op licentie u i t J a p a n werd ingevoerd. I n 1935 heeft de Padangsche cement-fabriek + 160 000 vaten c e m e n t m é é r afgezet dan in 1934, hetgeen uiteraard van gunstigen invloed is geweest op den kostprijs en op de financieele resultaten van d a t jaar.

Keramische nijverheid. De steen- en -pannenbakkerijen, welke in hoofdzaak materiaal produceeren voor de Nederlandsch-Indische m a r k t , ondervonden in 1935 nog steeds de daling van de conjunctuur. Voozoover deze bedrijven het karakter van handbedrijf hebben, heeft zich h e t verschijnsel voorgedaan, dat bedrijven in de onmiddellijke omgeving van groote plaatsen, zich in den con-currentiestrijd niet konden staande houden tegen de meer in h e t binnenland gelegen bedrijven, waar de loonen veel lager konden zijn. Hoewel het volume der productie naar schatting slechts een lichte achteruitgang onderging, was de daling van de prijzen veel grooter. De „dienst der woningverbetering'5 in m e t pest b e s m e t t e streken verleende aan dezen tak van nijverheid een niet onbelang-rijken steun. Tevens werd getracht door regionale distributie-organisaties den afzet van de producten van dezen t a k van nijverheid te bevorderen.

De aardewerkindustrie, m e t n a m e de vervaardiging van goedkoope gebruiks-voorwerpen, ondervond in 1935 den invloed van de hooge vrachtprijzen, welke niet in de juiste verhouding stonden tot de waarde van de keramische artikelen.

Ofschoon deze tak van nijverheid aan vele menschen nog volop werk verschaft, zijn de financieele r e s u l t a t e n onbevredigend.

De fabricatie van vuurvaste steenen ( N a n d a n g en L a s e m ) breidde zich lang-zaam uit, n a a r m a t e h e t vertrouwen in h e t Indisch product bij den consument t o e n a m . Ofschoon de bedrijfsresultaten niet onbevredigend waren, was de con-currentie van goedkoopen import voelbaar.

Bouwnijverheid. Ten aanzien van de bouwplatenindustrie kan worden ver-meld, dat deze het op den d u u r zal k u n n e n winnen v a n den buitenlandschen import, aangezien het overgroote deel der benoodigde grondstoffen in Neder-landsch-Indië verkrijgbaar is. De m a r k t voor dit product veerspiegelt zich bijv.

in d e n invoer van asbestcementplaten in de jaren 1930 t / m 1935- 7 714 114 5 392 664, 5 004 042, 7 167 670, 3 561 234 en 4 479 900 kg bruto.

De tegelfabrieken, speciaal de grootere bedrijven, leden in 1935 een nood-lijdend bestaan. Voor enkele van deze bedrijven bedroeg de o m z e t tusschen 20 en 50 % van de bedrijfscapaciteit. De verkoopprijzen waren zóó laag, d a t alleen de kwaliteitsproducten h e t mogelijk m a a k t e n , de concurrentie tegen de tallooze kleinbedrijven vol te houden. H e t gemis v a n een afzet-organisatie deed zich in dezen industrie-tak t e n zeerste gevoelen.

Brouwerijbedrij f. D e bierbrouwerijen te B a t a v i a en Soerabaja ondervonden in 1935 wederom den invloed van herhaalde prijsverlagingen van h e t importbier.

Hoewel d e productie in 1935 terugliep tot + 62 500 hl, waren de uitkomsten van beide bedrijven bevredigend, m e d e als gevolg van de verlenging van den werkingsduur der biercontingenteering.

Oistfabricatie. Deze tak van industrie ondervond in 1935 in sterke m a t e den invloed v a n h e t importproduct, dat tegen lage prijzen kon worden afgezet.

Dank zij de goede kwaliteit van de Nederlandsch-Indische gist en de ver door-gevoerde economie in h e t productie-proces hebben de twee in Nederlandsch-Indië gevestigde gistfabrieken het bedrijf in 1935 niet behoeven stop t e zetten.

Spiritusindustrie. De export van spiritus, welke sedert 1930 reeds zeer sterk terugliep, daalde in 1935 nog verder; ze bedroeg in 1930 23 500 000 liter, in 1933 7 564 974 liter, in 1934 6 187 838 liter en in 1935 3 895 643 liter.

N a a r China — h e t vroeger zeer belangrijke afzetgebied voor Java-aleohol — is de uitvoer vrijwel onmogelijk geworden door de verschillende hooge invoer- en preferentieele rechten, welke daar worden geheven ter bescherming van de productie van de in 1935 opgerichte spiritusstokerij t e Shanghai van het Kian Gwan-concem, de „ C h i n a Alcohol Destillery".

De ongunstige economische toestand was tevens van invloed op h e t binnen-landsch verbruik van brandspiritus. De door den Dienst der In- en Uitvoer-rechten en Accijnzen t e n behoeve van h e t denatureeren van alcohol in 1935 ver-strekte hoeveelheid methylatie-middelen k w a m overeen m e t den a a n m a a k van

± 1 760 000 liter, tegen i 955 000 liter in 1934 en 1 955 000 liter in 1933.

De verkoop v a n zuivere alcohol is nog steeds minimaal tengevolge van den omvang v a n de clandestiene stokerij.

Houtbewerkingsnijverheid. Ofschoon in Nederlandsch-Indië nagenoeg overal aan houtbewerking wordt gedaan, zijn toch bepaalde centra aan te wijzen, waar het schrijnwerkers- en t i m m e r m a n s - a m b a c h t geconcentreerd wordt beoefend.

Dergelijke plaatsen zijn bijv. Pasoeroean in Oost-, J a p a r a in Midden-, Djatine-gara en Kebajoran in W e s t - J a v a .

Voorzoover kon worden nagegaan, h a d in 1935 een productievermindering plaats, evenals een waardedaling van de producten. H e t loonpeil van dezen tak van nijverheid is laag vanwege de minder goede credietverhoudingen in de productie-organisaties.

Tabaksindustrie. I n 1935 werd de bedrijfsreglementeeringsordonnantie-1934 toepasselijk verklaard op de bestaande sigaretten]abrieken, aangezien de gewel-dige vlucht van de machinale productie (tot 7 milliard in 1935) prijsverwoestend werkte, mede t e n nadeele van de strootjesindustrie.

V a n de sigaren-industrie kan worden gezegd, dat, al moge een productie van + 11 millioen stuks per jaar een belangrijk k w a n t u m vormen, de algemeene toestand van deze industrie allerminst rooskleurig is.

De strootjesindustrie, een zeer arbeidsintensieve, dus uit een oogpunt van werkverschaffing belangrijke t a k van inheemsche nijverheid, gaf, gegroepeerd n a a r de belangrijkste centra van productie, n a a r schatting de volgende producties t e zien:

Koedoes f 1 2 7 1 4 0 0 Pekalongan 187 100 Tegal 243 700 Blitar inclusief Toeloengagoeng 2 908 800

Kediri 1 8 6 1 0 0 0 Malang 2 059 100

Overig J a v a inclusief Vorstenlanden 3 238 700 f 11 769 800 I n 1934 werd de productie geschat op f 13 810 000

W a a r a a n de waardevermindering van de productie m o e t worden toege-schreven, is niet m e t zekerheid aan t e geven. W e l s t a a t vast, d a t h e t t o e n e m e n d gebruik 'van papier in p l a a t s van h e t maïsblad, waardoor een mechanische productie mogelijk werd, m e d e een factor was, welke de productie van het strootje ongunstig beïnvloedde; vele bedrijven, vooral de kleinere, werden dan ook gedwongen t o t sluiten. De op 1 September 1935 ingevoerde bedrijfsreglemen-teering van° sigarettenfabrieken zal naar gehoopt en verwacht wordt, aan de verdere verdringing van het strootje paal en perk stellen.

Kalkbranderijen. Voor de kalkbranderijen was 1935 ook een moeilijk jaar.

De verminderde vraag n a a r kalk bij een aanvankelijk op h e t oude peil gehand-haafde productie veroorzaakte een concurrentiestrijd, welke t e n gevolge had d a t tegen het einde van 1935 vele branderijen moesten worden stilgelegd. De prijzen ondergingen een daling van + 15 % vergeleken bij die van 1934. °

Verffabrikatie. Deze t a k van industrie werd in 1935 op J a v a vertegenwoordigd door vier groote en vijf middensoort verf f abrieken. De jaarproductie bedroeg in 1935 + 2 millioen kg strijkklare verf.

I n 1935 ondervond de verfindustrie den ongunstigen invloed van den niet onbelangrijken import van goedkoope J a p a n s c h e verfproducten, zoodat de toestand van deze industrie n i e t bevredigend w a s .

Zeep- en parfumerie-industrie. De zeep- en parfumeriefabrieken ondervonden m 1935 moeilijkheden van de J a p a n s c h e concurrentie en van de verminderde koopkracht der bevolking. H e t aantal kleine zeepfabrieken, dat in de behoefte aan goedkoope waschzeepen voorziet, breidde zich nog steeds uit. Vermelding verdient, d a t in 1935 t e B a t a v i a de Unilever's zeepfabriek in bedrijf werd gesteld!

Chemisch-technische kleinindustrte. Aan de onder dezen tak van nijverheid ressorteerende bedrijfjes, welke inkt, lak, lijm, creoline en ander chemisch-technische producten vervaardigen, werd in 1935 door het G o u v e r n e m e n t steun verleend. De o m z e t t e n blijven n i e t t e m i n ver beneden de productie-capaciteit.

Industrie van voedings- en genotmiddelen. De biscuitfabricage, welke in .Nederlandsch-Indië door een zestal middensoort bedrijven wordt vertegenwoor-digd, produceerde in 1935 + 2760 ton.

De geringe koopkracht van de bevolking in aanmerking genomen, waren de financieele resultaten niet ongunstig. De cacao-, chocoladepoeder- en suikerwerk-fabneken, welke zich oorspronkelijk op de I n l a n d s c h e m a r k t hebben ingesteld, legden zich m 1935 toe op kwaliteitsproductie. De productie in 1935 v a n deze bedrijven kan op 500 ton geschat worden.

De limonade- en mineraalwaterfabrieken ondervonden in 1935 de concurrentie van bedrijfjes, welke ondeugdelijke producten tegen lage prijzen op de m a r k t brachten. De „ D i e n s t der Volksgezondheid" b r a c h t hierin verandering door de producten der fabrieken aan een strenge contrôle te onderwerpen.

De deegwaren industrie (macaroni, vermicelli, enz.) wordt op J a v a vertegen-woordigd door een tweetal fabrieken, welke, mede dank zij de levering aan Landsdiensten, hare bedrijven niet behoefden in te perken.

De conservenfabrieken, welke zich bezighouden m e t de bereiding van vleesch-, groenten- en vruchtenconserven, hebben zich in 1935 k u n n e n h a n d h a v e n , al bleven zij niet vrij van den invloed d e r lage conjunctuur.

Olie-industrie. De groote copra-oliefabrieken produceerden in 1935 + 92 000 ton. E v e n a l s in vorige jaren hadden deze fabrieken t e lijden van scherpe con-currentie van het groote aantal kleine — m e e s t Chineesche — olieslagerijen.

Vele van deze Chineesche bedrijven, welke olieproductie als nevenbedrijf en een rijstpellerij als hoofdbedrijf hebben, konden de olie tegen zeer lage priizen aanbieden, waardoor de financieele resultaten van de groote bedrijven uiterst onbevredigend waren.

Bubbermaterialenfabrieh. De omzet en de financieele r e s u l t a t e n van deze industrie waren in 1935 bevredigend. E i n d e 1935 werden op J a v a twee fabrieken opgericht voor de vervaardiging van zachte rubberartikelen uit roomlatex.

Gasbedrijven. De medio 1934 ingevoerde sterk verlaagde tarieven bij de meeste gasbedrijven brachten de dalende lijn in het gasverbruik tot s t a a n . I n 1935 werd zelfs een stijging van h e t gasdebiet waargenomen.

Ofschoon de verkoop van cokes e n koolteer in 1935 toenam, waren de prijzen nog verre v a n loonend. Verwacht wordt, d a t in de komende jaren bij mogelijke uitbreiding van de suikerproductie de vraag n a a r cokes en koolteer zal toenemen.

Lederindustrie. Voor de schoenenindustrie, voornamelijk bestaande uit klein-bedrijven, was 1935 een moeilijk jaar. Concurrentie-methoden, welke de ver-houding van de schoenmakerijen tot de leerlooierijen vertroebelden, belemmerden t e n zeerste een vlotten afzet van h e t leder.

Fabricatie van springstoffen. Gedurende 1935 heeft de eenige in Nederlandsch-Indië gevestigde fabriek van springstoffen, de N. V. Eomanietfabriek te Batavia, haar bedrijf k u n n e n voortzetten.

IJsindustrie. De werkelijke productie van de ijsindustrie bedroeg in 1935 + 225 millioen kg, terwijl de capaciteit op ongeveer het drievoudige is te stellen.

Tengevolge van den lagen belastingsfactor en van destructieve onderlinge concur-rentie was stabiliseering van deze industrie een dwingende noodzaak, zoodat tegen het einde van 1935 op de ijsfabrieken de bedrijfsreglementeering werd toegepast.

Tengevolge van den lagen belastingsfactor en van destructieve onderlinge concur-rentie was stabiliseering van deze industrie een dwingende noodzaak, zoodat tegen het einde van 1935 op de ijsfabrieken de bedrijfsreglementeering werd toegepast.

In document BIBLIOTHEEK KITLV 0154 3741 (pagina 142-149)