• No results found

BIBLIOTHEEK KITLV 0154 3741

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "BIBLIOTHEEK KITLV 0154 3741"

Copied!
404
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

BIBLIOTHEEK KITLV

0154 3741

n t g M t a a n M É

(3)
(4)
(5)

I N D I S C H V E R S L A G 1 9 3 6

I. TEKST VAN HET VERSLAG VAN BESTUUR EN STAAT VAN NEDERLANDSCH-INDIË OVER

HET JAAR 1935

GEDRUKT TER ALGEMEENE L A N D S D R U K K E R I J — 1936/1937 — 'S-GRAVENHAGE

(6)
(7)

HOOFDSTUK I.

DE STAATKUNDIGE TOESTAND.

A. BETREKKINGEN MET HET BUITENLAND.

1. Nederlandsch-Indië en de Volkenbond.

a. Organisatie van de Statengemeenschap. De op Nederland als lid van den Volkenbond rustende verplichting o m m e d e te werken aan maatregelen t e r voorkoming of beëindiging van vijandelijkheden, b r a c h t mede dat, toen m e t een beroep op artikel 16 van het Volkenbondsverdrag besloten werd t o t toepassing- van economische sancties op h e t Koninkrijk Italië, ook in Nederlandsch-Indië moest worden overgegaan tot het treffen van bijzondere maatregelen.

De mogelijkheid hiertoe werd geopend bij de „Uitvoerverbodenwet 1 9 3 5 " en de „ S a n c t i e w e t 1 9 3 5 " ( I . S. nos. 504 en 524). Op grond van de in deze w e t t e n vervatte bepalingen werden achtereenvolgens afgekondigd een wapenembargo, een embargo van een aantal grondstoffen, een invoerverbod en een credietverbod.

Deze maatregelen t r a d e n voor deze gewesten in werking onderscheidenlijk op 24 October, 18, 18 en 23 November 1935.

Aan het Secretariaat van den Volkenbond werd gedurende d e n tijd, d a t de sanctie-maatregelen van kracht waren, maandelijks verslag uitgebracht over den handel m e t I t a l i ë .

De bestudeering van h e t op initiatief van F r a n s c h e zijde opgesteld verdrag tot internationale bestrijding van h e t terrorisme gaf der Indische Eegeering geen aanleiding tot opmerkingen.

Voorts werd een aanvang g e m a a k t m e t de bestudeering van het rapport van de bijzondere commissie voor de wapenfabricage en d e n wapenhandel, handelende over regeling van en controle op de wapenfabricage en den wapenhandel.

De Volksraad bracht begin 1935 advies u i t over zes wetsontwerpen, waarvan drie strekken respectievelijk t o t goedkeuring v a n h e t verdrag v a n 12 April 1930 nopens zekere vragen betreffende wetsconflicten inzake nationaliteit en v a n twee protocollen. Voorts beoogen twee w e t s o n t w e r p e n d o o r wijziging v a n de wet op het Nederlanderschap en h e t Ingezetenschap en van de W e t op het Nederlandsen onderdaanschap van niet-Nederlanders de Nederlandsche wetgeving m e t de verdragseischen in overeenstemming t e brengen, terwijl h e t l a a t s t e wetsontwerp strekt t o t wijziging v a n de w e t op het Nederlanderschap en het Ingezetenschap ter nadere omschrijving van de overzeesche gebiedsdeelen van het Koninkrijk der Nederlanden, zoomede in verband m e t de bestuurshervorming in Nederlandsch- I n d i ë .

b. Economische, financieele en verkeersbetrekkingen. De Geneefsche wissel- en chèque-recht-verdragen werden bekend g e m a a k t in I . S. 1935 nos. 480 en 561 en zijn resp. 14 October en 29 December 1935 voor Nederlandsch-Indië verbin- dend geworden. Op 1 J a n u a r i 1936 t r a d e n in werking de d a a r m e d e samen- hangende wijzigingen van het Wetboek van Koophandel.

Op 16 J a n u a r i 1935 t r a d voor Nederlandsch-Indië in werking het verdrag tot regeling van de walvischjacht ( I . S. 1935 n°. 6 ) . Gelijk reeds in h e t Verslag over 1932 werd aangeteekend, beoogt de aansluiting bij dit verdrag slechts h e t misbruiken van de Nederlandsche vlag ter ontduiking van de verdragsbepalingen t e voorkomen.

c. Bestrijding van het misbruik van opium en andere verdoovende mid- delen. Aan het Secretariaat van den Volkenbond werd medegedeeld, dat in het algemeen voor Nederlandsch-Indië geen bezwaar bestond tegen toetreding tot het der Indische Eegeering ter bestudeering toegezonden ontwerp-verdrag ter bestrijding v a n den smokkelhandel in verdoovende middelen. Bij d e herziening van dit verdrag door de daartoe in het leven geroepen Commissie v a n deskun- digen t e Genève werd aan eenige bedenkingen van Indische zijde tegemoet gekomen.

(8)

Naar aanleiding van eenige ter kennis van de Indische Eegeering gebrachte aanbevelingen v a n de Eaadgevende Opiumcommissie betreffende verscherping van het toezicht op oceaanschepen in de groote zeehavens, kon het Secretariaat v a n den Volkenbond worden medegedeeld, dat de aanbevolen maatregelen alle reeds in meerdere of mindere m a t e in Nederlandsch-Indië toepassing vinden.

E v e n m i n als d e Eegeeringen van andere niet-produceerende landen kon de Indische Eegeering de suggestie der E a a d g e v e n d e Opiumcommissie aanvaarden, o m bij aanhaling van verdoovende middelen steeds t o t vernietiging of omzetting daarvan over t e gaan.

d. Gezondheidszorg. N a a r aanleiding van de toezending aan de Neder- landsch-Indische Eegeering van een ontwerp-verdrag t o t regeling van h e t vervoer van lijken, werd medegedeeld, dat — m e d e in verband m e t het ontbreken v a n wettelijke bepalingen terzake — aan een dergelijke regeling geen behoefte wordt gevoeld.

W a s er in 1934 geen gelegenheid Nederlandsch-Indische artsen aan den malaria-cursus t e Singapore t e doen deelnemen, in 1935 werd t o t uitzending van een geneeskundige besloten, toen de Hygiënische Sectie van den Volkenbond welwillend aanbood de helft van de kosten voor één cursist voor haar rekeninc t e n e m e n .

E v e n a l s in vorige jaren werd het practische gedeelte van den malaria-cursus voor een aantal niet u i t Indië afkomstige deelnemers m e t medewerking van den Dienst der Volksgezondheid op J a v a georganiseerd.

e. Bestrijding van den handel in vrouwen en kinderen. Kinderbescherming Op 19 November 1935 t r a d voor Nederlandsch-Indië in werking het verdrag van 11 October 1935 nopens de bestrijding van den handel in meerderiarige vrouwen ( I . S. 1935 n°. 537).

De Indische Eegeering gaf h a a r oordeel over verschillende suggesties van de

„ E a a d g e v e n d e Commissie voor de bescherming v a n de j e u g d " . I n de eerste plaats werd aanbevolen h e t verbieden van huizen van o n t u c h t . Voor Neder- landsch-Indië, waar een bordeelverbod bestaat, kon dit p u n t buiten beschouwing blijven. Andere aanbevelingen betroffen den geneeskundigen en socialen bijstand aan vrouwen, die tot de prostitutie zijn of dreigen t e vervallen.

I n dit verband werd vanwege de Volkenbondscommissie nogmaals gewezen op h e t n u t van vrouwelijke functionarissen bij de Overheidsorganisaties, die m e t de beschermmg van vrouwen en kinderen zijn belast. I n Nederlandsch-Indië is m e n reeds op enkele p l a a t s e n overgegaan tot aanstelling van reeds bij particuliere instellingen op het gebied van vrouwen- en kinderbescherming werkzame vrouwen, t o t onbezoldigd politie-ambtenaar.

Aan h e t verzoek van den Volkenbond o m toezending van gegevens o m t r e n t de lichamen, welke zich in Indië bezighouden m e t de bestudeering van de zich op het gebied van kinderbescherming voordoende vraagstukken, en o m t r e n t de organisatie, welke op dit terrein practisch werkzaam zijn, werd door de Indische Eegeering voldaan.

Aan een aanbeveling van meergenoemde Commissie om voor minderjarige delinquenten de gevangenisstraf geheel t e vervangen door educatieve m a a t - regelen, vooral ook m e t h e t oog op de moeilijke positie in de maatschappij van in t u c h t h u i z e n opgevoede kinderen, kon geen gevolg worden gegeven. Eenerzijds blijft d e veroordeelde in de Oostersche samenleving n a het ondergaan van zijn straf niet geïsoleerd, doch ziet hij zich maatschappelijk volledig hersteld, ander- zijds d r a a g t h e t Indische gestichtsleven een ander, m e t n a m e gemoedelijker cachet dan h e t Europeesche systeem mogelijk m a a k t , waardoor de straf ook een anderen invloed heeft op h e t karakter v a n den delinquent. E e n en ander m a a k t het gewenscht h e t W e s t e r s e h e systeem niet voetstoots over t e n e m e n .

ƒ. Intellectueel-e samenwerking. D e herziene ontwerp-regeling betreffende het gebruik v a n de radio in het belang van den vrede gaf der Indische Eeo-eerin^

geen aanleiding tot opmerkingen.

(9)

g. Slavernij. I n verband m e t de in de Slavernij-commissie van den Volken- bond bestaande belangstelling voor h e t i n s t i t u u t v a n de mui-tsai * ) , werd dezer commissie medegedeeld, dat dit i n s t i t u u t in Indië practisch niet voorkomt.

Ook is bet toezicht op immigreerende kinderen d e r m a t e verscherpt, dat het binnenvoeren van dergelijke meisjes — als dochters van het e c h t p a a r d a t hen opvoedt — uitgesloten m o e t worden geacht.

h. Arbeidsorganisatie. De 19de Arbeidsconf eren tie, waaraan E . A. A. Soejono, oud-Eegent van Pasoeroean en oud-lid van h e t College van Gedelegeerden van d e n Volksraad, en H . J . Top, Nederlandsen-Indisch hoofdambtenaar, laatstelijk chef van de Arbeidsinspectie, als technische raadslieden der Eegeeringsafgevaar- digden .deelnamen, had op h a a r agenda o. m . de regeling der werving van arbeids- krachten in de koloniën en andere gebieden w a a r soortgelijke arbeidsvoorwaarden heerschen. I n de commissievergadering werd deze redactie, in verband m e t de ernstige bedenkingen, welke hiertegen waren gerezen, gewijzigd in dien zin, dat

„bepaalde bijzondere wijzen v a n w e r v i n g " verklaard werden h e t onderwerp van een ontwerp-verdrag t e k u n n e n u i t m a k e n . D e conferentie stelde een vragenlijst samen, bevattende d e p u n t e n waarover de Eegeeringen zullen worden geraad- pleegd.

E e n resolutie werd aangenomen, waarbij d e E a a d van Beheer werd uitge- noodigd de wenschelijkheid t e onderzoeken om het vraagstuk der reglementeering van schriftelijke arbeidscontracten v a n inboorlingen op de agenda v a n d e in 1987 t e houden Arbeklsconferentie t e plaatsen.

Hoewel oorspronkelijk aan d e Nederlandsche Eegeering was medegedeeld, dat het verdrag betreffende de aanduiding van h e t gewicht o p groote stukken ver- voerd per schip ( I . S. 1933 n°, 117) in I n d i ë integraal zou worden toegepast, bleek zulks bij nader onderzoek niet mogelijk voor vele kleine havens, wegens het ontbreken aldaar van de noodige weegwerktuigen. Op grond hiervan werd aan h e t I n t e r n a t i o n a a l Arbeidsbureau medegedeeld, dat het verdrag op grond van plaatselijke omstandigheden geen volledige toepassing in Nederlandsch-Indië kon vinden.

Door de Indische Eegeering werden de door het B u r e a u der Internationale Arbeklsconferentie gevraagde gegevens verstrekt betreffende de materie, welke in de voorbereidende driedeelige technische zeeliedenbijeenkomst, gehouden t e Genève van 25 November tot 6 December 1935, behandeling vond.

2. Economische en verkeersbetrekkingen.

a. Handelspolitiek. Goederen- en betalingsverkeer. De in 1934 ingezette economische politiek werd in den loop van 1935 verder uitgebouwd. H e t stelsel der contingenteeringen en licentieeringen werd, n a a r m a t e de behoefte daaraan zich voordeed, verder ontwikkeld en voor het overige geconsolideerd. I n de verpakkings-ordonnantie ( I . S. 1935 n°. 161), de Handelseontrôle-ordonnantie ( L S. 1935 n°. 428) en de Handelscontrôle-verordening 1935 ( I . S. n°. 429) vond de legale uitrusting van de handelspolitiek een verdere aanvulling. Ten einde de scheepvaart onder Nederlandsche vlag t u s s c h e n Nederlandsch-Indië en eenig ander land t e k u n n e n beschermen tegen acties, welke de levensbelangen dezer scheepvaart zouden bedreigen, werden de bestaande contingenteerings- en licen- tieeringsverordeningen aangevuld m e t een bepaling, krachtens welke de Directeur van Economische Zaken, na machtiging v a n den Gouverneur-Generaal, bevoegd is o m t e n aanzien van bepaalde goederen v a n oorsprong uit, of herkomstig van het betrokken land h e t percentage te bepalen, dat m o e t worden aangevoerd in schepen onder Nederlandsche vlag ( I . S. 1935 n°. 239).

E e n partieele regeling van de handelspolitieke betrekkingen had plaats door de regeling waarbij voor bepaalde landen, die tot de belangrijke afnemers van

*) Bij dezen onder de Chineezen voorkomenden vorm van slavernij worden meisjes tot aan haar huwbaren leeftijd aan derden afgestaan, die haar tegenover den gepraesteer- den arbeid voeding en kleeding verschaffen.

(10)

Nederlandsch-Indië m o e t e n worden gerekend, in het stelsel der contingen- teeringen en licentieeringen een aandeel in den invoer werd gereserveerd. Zulks had p l a a t s t e n aanzien v a n den import van Engelsche manufacturen en Italiaan- sche m a n u f a c t u r e n en pakpapier. D e laatstgenoemde, maatregel vloeide voort uit het t u s s c h e n Nederland en Italië gesloten aanvullend handelsverdrag ( I . S. 1935 n°. 481). Door de sindsdien in werking tredende Volkenbondssanctie-maatregelen tegen Italië ondervond dit handelsverkeer voor het verder verloop van h e t jaar stagnatie. Op een zelfden grondslag werden eenige regelingen m e t h e t Moederland getroffen; daartegenover profiteerde Nederlandsch-Indië van de in Nederland getroffen maatregelen t e n behoeve van den afzet van mais, copra, rijst en palmolie.

Ook op h e t gebied van het internationale betalingsverkeer bleef de toestand van 1934 voortduren. Aan het stelsel der clearing-verdragen, een gecentraliseerde vereffening der schulden van h e t handels- en betalingsverkeer tusschen de ver- dragsluitende landen beoogend, bleef Nederlandsch-Indië deel hebben. De op Nederlandsch-Indië van toepassing verklaarde clearing-verdragen m e t Chili en Turkije (vgl. Indisch Verslag 1935, blz. 5) bleven van kracht. I n I . S. 1935 n°. 260 werd aanteekening gehouden v a n de op 10 Februari 1935 tusschen Nederland en Koemenië gesloten clearing-overeenkomst. H e t Nederlandsch- Duitsche clearing-verdrag vond bekendmaking in I . S. 1935 n°. 302. I n Augustus 1935 werd h e t toeristenverkeer i n deze regeling betrokken, waardoor de betalingen n a a r Duitschland, b e s t e m d voor reis- en verblijfkosten aldaar, onder de clearing werden gebracht. I n de J a v a s c h e Couranten v a n 6 Aug. 1935 n°. 63, 17 Sept.

1935 n°. 75 en 20 Sept. 1935 n°. 76 vond een en ander nadere regeling voor I n d i ë . 6. Handelsbetrekkingen. I n I . S. 1935 n°. 155 werd aanteekening gehouden van d e gewisselde n o t a ' s t e r voorloopige regeling van de handelsbetrekkingen tusschen Nederland en de Zuid-Afrikaansche Unie.

I n zijn tweede gewone zitting van het zittingsjaar 1934—1935 adviseerde de Volksraad t o t vaststelling van h e t ontwerp van wet t o t goedkeuring van de op 9 April 1934 t e 's-Gravenhage tusschen Nederland en Tsjechoslowakije aan- vullende overeenkomst op h e t Nederlandsch-Tsjechoslowaaksch handelsverdrag van 20 J a n u a r i 1923 (onderwerp 136).

I n de eerste gewone zitting van h e t zittingsjaar 1935—1936 werd geadviseerd t o t vaststelling v a n de ontwerpen v a n wet t o t goedkeuring onderscheidenlijk van de door Nederland m e t Frankrijk en Turkije gesloten handelsverdragen (onder- werpen 47 en 54).

c. Internationale regelingen op het gebied van land- en mijnbouw. De ordonnantie inzake de mogelijkheid o m bij regeeringsverordening tijdeüjk bijzon- dere uitvoerrechten van bevolkingsrubber t e heffen, vond bekrachtiging bij de wet ( I . S. 1935 n°. 353). De regelingen inzake de rubberrestrictie bleven onver- minderd gehandhaafd.

Door h e t I n t e r n a t i o n a a l E u b b e r Comité werd aan de Eegeeringen der deel- n e m e n d e landen de aanbeveling gedaan om de Nederlandsch-Indische basis- quota van 1936 t / m 1938 m e t gemiddeld 55 000 long t o n 's jaars t e verhoogen.

De werking van de thee-restrictie gaf tot geen bijzondere maatregelen aan- leiding. Bij regeeringsverordening ( I . S. 1935 n°. 58) werd h e t export-quotum voor t h e e van het licentiejaar 1 April 1935—1 April 1936 vastgesteld.

H e t productie-quotum-percentage van tin. werd door h e t restrictie-comité in den loop v a n 1935 herhaaldelijk verhoogd. Terwijl het in h e t eerste kwartaal 40 % der standaard-tonnages bedroeg, en in het tweede kwartaal 45 %, werd dit in h e t tweede halfjaar verder verhoogd tot 80 % voor het vierde kwartaal.

d. Dubbele belasting. Op grond van de ordonnantie tot vermijding van dubbele belasting over inkomen of vermogen (vgl. Indisch Verslag 1935, blz. 6) werd in I . S. 1935 n°. 323 aanteekening gehouden van de t e r zake plaats gehad hebbende nota-wisseling t u s s c h e n den Nederlandschen Gezant t e W e e n e n en de Oostenrijksche Begeering, terwijl in I . S. 1935 n°. 324 werd gepubliceerd de lijst van S t a t e n , welke geacht k u n n e n worden t e voldoen aan het bepaalde in het eerste lid v a n art. 6 der genoemde ordonnantie.

(11)

e. Internationaal Landbouivinstituut te Rome. De door het I n s t i t u u t m 1935 ondernomen studie betreffende h e t brengen v a n eenheid in het bijhouden en h e t functionneeren van veestamboeken, teneinde op dit gebied in een inter- nationale conferentie een ontwerp-conventie t o t stand t e brengen, w a s voor Neder- landsch-Indië, bij h e t ontbreken van eenig stamboek, v a n geen belang.

ƒ. Luchtvaart. De d a t u m v a n inwerkingtreding voor Nederlandsen-Indië v a n h e t K. B . van 26 J u n i 1935, houdende bepalingen op de toelating van vreemde militaire luehtvaartuigen (zie I . S. 1935 n°. 409), werd bepaald op 1 October 1935 ( I . S.-1935 n°. 464).

De „Begelen betreffende vluchten over Nederlandsch-Indisch rechtsgebied m e t burgerlijke luehtvaartuigen v a n vreemde n a t i o n a l i t e i t " werden aangepast aan het L u c h t v a a r t v e r d r a g van Parijs ( I . S. 1928 n°. 536, j°. 1933 n". 339).

Tegen wijziging van eenige artikelen en van bijlage H (douane-bepalingen) van dit verdrag werd door de Indische Eegeering geen bezwaar gemaakt. E e n desbetreffend wetsontwerp werd den Volksraad ter overweging aangeboden (Zitting 1935—1936, onderwerp 142).

g. Scheepvaart. De Volksraad b r a c h t in zijn eerste gewone zitting van het zittingsjaar 1935/1936 gunstig advies uit nopens het wetsontwerp t o t goedkeuring van h e t verdrag van Brussel t o t het vaststellen van eenige eenvormige regelen betreffende de i m m u n i t e i t v a n staatsschepen (onderwerp 2 6 ) .

Op 1 Mei 1935 werd de Engelsche Begeering vanwege de Nederlandsche Begeering medegedeeld, dat h e t verdrag v a n Londen voor de beveiliging van menschenlevens op zee op Nederlandsch-Indië toepasselijk zou worden verklaard, terwijl voorts de t e Simla t o t stand gekomen regelen, strekkende t o t vervanging van de Hoofdstukken I I en I I I van genoemd verdrag t e n aanzien van alle schepen, waarop deze regelen betrekking hebben, in Nederlandsch-Indië toe- passing zouden vinden ( I . S. 1935 n°. 317).

Deze toepasselijkverklaring t r a d in werking op 1 J u l i 1935. De verschillende maatregelen t o t uitvoering van d i t verdrag en van de ,,Simla-regelen" zijn vervat in een wijziging van d e ,, Schepen-ordonnantie 1 9 3 5 " , en nader uitgewerkt in de in I . S. 1935 nos. 343 t / m 348 opgenomen regelingen.

h. Post- en radioverkeer. Op grond van het I n t e r n a t i o n a a l Postbesluit ( I . S. 1934 n°. 754) werd een nieuwe regeling v a n d e n rechtstreekschen pakket- postdienst tusschen Nederlandsch-Indië en de Vereenigde S t a t e n van Amerika getroffen ( I . S. 1935 n°. 7 0 ) . De regeling van den rechtstreekschen postwissel- dienst en den rechtstreekschen pakketpostdienst, getroffen tusschen de post- administraties v a n Nederlandsch-Indië en Malaya, werd gepubliceerd in I . S.

1935 n°. 147.

3. Juridische betrekkingen.

a. Arbitrage en verzoeningsverdragen. I n I . S. 1935 n°. 533 werd aan- teekening gehouden v a n h e t K. B . v a n 14 Sept. 1935, houdende bekendmaking v a n h e t op 19 April 1933 t e 's-Gravenhage tusschen Nederland en J a p a n gesloten verdrag tot beslechting van geschillen door rechtspraak, arbitrage en verzoening.

b. Uitlevering. H e t op 13 April 1920 t e L o n d e n tusschen Nederland en Groot-Britannië gesloten aanvullend Uitleveringsverdrag werd door de Britsche Begeering uitgebreid t o t de niet-gefedereerde Maleische S t a t e n Kelantan, P e r h s en Trengganu. De terzake p l a a t s gehad hebbende nota-wisseling tusschen den Britschen Gezant t e 's-Gravenhage en den Minister van Buitenlandsche Zaken werd bekend g e m a a k t in L S. 1935 n°. 520.

I n 1935 werden door de Indische Begeering aan h e t B e s t u u r der Straits S e t t l e m e n t s uitgeleverd 2 personen. Aan d e Indische Begeering werden door dit Gouvernement eveneens 2 personen uitgeleverd.

c. Toelating en uitzetting. D e zorgelijke toestand van de Indische arbeids- m a r k t noopte de Begeering tot ingrijpen. I n het bijzonder t e n aanzien v a n de betrekkingen, welke eenige scholing en eenige meerdere ontwikkeling vereisehen,

(12)

deed zich vaak een tegenstelling gevoelen tusschen de belangen van de werklooze Indische krachten en van de immigreerende vreemdelingen. Onder deze omstandig- heden werd een tijdelijke voorziening als crisismaatregel noc-dig geacht, beoogend de tijdelijke beperking van de mogelijkheid t o t tewerkstelling van vreemde, aan de bepalingen voor E u r o p e a n e n onderworpen, nieuwe import-krachten. De rege- ling, welke is opgezet in d e n vorm van een vergunningsstelsel, waarbij de werk- gever den toegelaten vreemdeling slechts zal k u n n e n t e werk stellen n a verkregen vergunning, is neergelegd in de „Crisisordonnantie Vreemdelingenarbeid" ( I . 8.

1935 n°. 426), terwijl eenige p u n t e n n a d e r werden uitgewerkt in de regeerin<?s- verordening in I. S. 1935 n°. 435.

H e t aantal in 1936 toe t e l a t e n vreemdelingen werd bepaald op 12 000 ( I S 1935 n°. 603). v • •

H e t aantal personen, dat in 1935 in Nederlandsch-Indië werd toegelaten, bedroeg 12 720, van wie 2632 Nederlanders. Voor de overigen bedroegen de aan- tallen, gegroepeerd volgens de landaarden, genoemd in de betrokken immigratierege- lmg ( I . S. 1934 n°. 690) : I n h e e m s c h e bewoners van F r a n s c h Indo-China en Siam°5 ; I n h e e m s c h e bewoners v a n Arabië, Palestina, Trans Jordanië, Syrië en Irak 3 2 1 ; Britseh-Indiërs, Ceylonneezen en B i r m a n e e z e n 575; Chineezen 8054; J a p a n n e r s en inheemsche bewoners der J a p a n s c h e mandaatgebieden 6 2 1 ; I n h e e m s c h e bewoners v a n Malakka, Britsch Noord-Borneo, Broenei. Serawak, Portugeesch l i m o r en de Filippijnen 2 ; Australiërs, Nieuw-Zeelanders en I n h e e m s c h e bewoners

j A u s tr a h s c h e mandaatgebieden 1 1 ; Noord-Amerikanen 80; overige Britsche onderdanen 113; Duitschers, Oostenrijkers, Denen, Noren, Zweden en Zwitsers 236; F r a n s c h e n , Italianen, Belgen, Spanjaarden, H o n g a r e n en Portugeezen 3 7 ; overige bewoners van E u r o p a 33.

De toelating werd geweigerd aan 9 personen (3 Chineezen en 6 andere Vreemde Oosterlingen).

Intrekking v a n de toelatingskaart en uitzetting vond plaats in 7 gevallen (6 ingevolge veroordeelmg wegens een misdrijf na de toelating, 1 wegens gevaar voor de openbare rust en o r d e ) ; 6 gevallen betroffen Chineezen, één een Bengalees.

d. Indische werkkrachten in het buitenland. De werkingstermijn van de ordonnanties nopens de terugzending van arbeiders die buiten Nederlandsch-Indië m dienst genomen of aangeworven zijn, zoomede de verlenging v a n den opzeg- gingstermijn ( I . S. 1932 nos. 97 en 9 8 ) , werd andermaal m e t een jaar verlengd

( I . S. 1935 n°. 7 6 ) .

D e termijn van één jaar, waarvoor aanvankelijk in 1934, bij G. B . 8 Febr.

n°'i j Ju n c t o 2 7 F e b r- n° - 27> t e n behoeve v a n de ondernemingen in Nieuw- üaledonie vergunning was verleend tot het aanwerven van arbeiders Op J a v a , m e t vrijstelling van h e t wervingsverbod voor het buitenland in I . S. 1887 n° 8, werd m 1935, achtereenvolgens bij G. B n . 1 Febr., 10 April en 19 Nov. nos!

l ^ ie n 1 8' t e l k e n s m e t e e n ig e m a a n d e n verlengd. H e t totaal aantal van 1610 arbeiders, voor de aanwerving waarvan vergunning was verleend, was namelijk nog m e t verscheept, terwijl aan deze verlengingen de voorkeur werd gegeven boven het verleenen van een nieuwe wervingsvergunning, zoolang nog geen overeenstemming was bereikt o m t r e n t eenige wijzigingen van de contracts- bepalmgen, welke tijdens h e t bezoek van een arbeidsinspecteur aan Nieuw- Caledonië in h e t jaar 1934 wenschelijk waren gebleken.

I n totaal emigreerden krachtens de bedoelde wervingsvergunning in 1935 286 arbeiders van J a v a n a a r deze F r a n s c h e kolonie, in hetzelfde tijdvak keerden 500 arbeiders van d a a r terug.

Voor andere buitenlandsche koloniën h a d geen aanwerving van werkvolk in Nederlandsch-Indië p l a a t s . Vergunningen daartoe zijn in het afgeloopen jaar ook niet verleend. Behalve het reeds genoemde aantal r e p a t r i a n t e n u i t Nieuw- Caledonië k w a m e n nog 48 tevoren n a a r overige buitenlandsche koloniën ver- trokken arbeiders op J a v a terug.

I n Serawak trad een nieuwe arbeidsregeling in werking, welke ook op buiten- landsche Aziatische werkkrachten v a n toepassing is. Strafbepalingen op h e t niet

(13)

naleven van de overeenkomst of bij niet terugbetalen van een ontvangen voor- schot komen daarin niet meer voor. Overeenkomsten k u n n e n voorts slechts voor den d u u r v a n t e n hoogste één m a a n d worden aangegaan. De nog van kracht zijnde „ N e t h e r l a n d s I n d i a n L a b o u r e r s ' Protection Order 1 9 2 7 " , welke op J a v a gesloten schriftelijke contracten van ten hoogste drie jaren en reëngagements- contracten m e t arbeiders van J a v a van t e n hoogste één jaar toeliet, werd bij dezelfde gelegenheid ingetrokken. I n de praktijk waren sedert eenige jaren geen J a v a a n s c h e contractanten op den voet van deze regeling meer werkzaam.

Uit Suriname keerde in 1935 een. transport van 413 gewezen contractarbeiders op J a v a terug. Nieuwe arbeiders of kolonisten zijn gedurende de laatste jaren niet d a a r h e e n vertrokken.

e. Voeren van rechtsgedingen. H e t verdrag tusschen Nederland en Groot- Britannië op 31 Mei 1932 t e L o n d e n gesloten, houdende bepalingen t o t h e t vergemakkelijken v a n het voeren van rechtsgedingen in burgerlijke en handels- zaken, t r a d voor Nederlandsch-Indië in werking op 21 M a a r t 1935 ( I . S. 1935 nos. 93, 94 en 9 5 ; vgl. Indisch Verslag 1935, blz. 9 ) . I n I . S. 1935 n°. 356 werd aanteekening gehouden van d e uitbreiding door de Britsche Begeering aan de werking van dit verdrag over d e Kanaal-Eilanden en het eiland M a n , Australië, m e t inbegrip van P a p u a en de Norfolk-eilanden, en de Mandaatgebieden Nieuw- Guinea en Nauru.

f. Internationale Commissie voor crimineele politie. Aan Nederlandsch-Indië werd een plaats toegewezen in de I n t e r n a t i o n a l e Commissie voor crimineele politie (waarvan het internationaal bureau t e W e e n e n is gevestigd). De Indische Begeering was op het van 13 t / m 15 J u n i 1935 t e Kopenhagen gehouden inter- nationaal congres van crimineele politie vertegenwoordigd.

i. Overige aangelegenheden.

a. Grenskwesties op Timor. I n April 1935 werd een inval van Portugeesche onderdanen op Nederlandsch gebied gemeld, waarbij 4 Nederlandsche en 3 Portu- geesche onderdanen werden gedood en 1 Nederlandsch onderdaan werd gewond.

I n de volgende m a a n d werden bij een dergelijken inval 1 Portugeesch onderdaan gedood en 1 Nederlandsch onderdaan gewond. I n J u l i had een groote veediefstal plaats, waarbij 57 karbouwen werden gestolen. Kort daarop werd door een vrij talrijke bende Portugeesche onderdanen een inval gedaan in een andere kampong, waarbij 2 Nederlandsche onderdanen den dood vonden; vee werd bij deze gelegen- heid niet gestolen.

N a m de onrust onder de grensbevolking in het eerste halfjaar 1935 voort- durend toe, in het tweede semester werd de toestand voortdurend beter ten- gevolge van het verscherpte toezicht, ook van Portugeesche zijde, en d e strenge straffen opgelegd aan hen, die aan rooftochten deelnemen.

Inmiddels is gebleken, dat de op ons gebied opereerende veedieven niet altoos onder d e Portugeesche onderdanen gezocht moeten worden, doch d a t ook Neder- landsche onderdanen zich daaraan schuldig m a k e n . H e t vee wordt dan over de grens verkocht. I n dergelijke gevallen beslisten de Portugeesche autoriteiten, d a t de eigenaren h u n vee konden terugkrijgen, indien zij de door de koopers betaalde koopsom restitueerden, waarbij de goede trouw van de koopers verondersteld werd.

6. Bedevaart. H e t aantal Mekkagangers bedroeg in het seizoen 1935—1936 volgens een voorloopige opgave 3672.

c. Gezondheidszorg. Bij G. B . 24 Sept. 1935 n°. 23 werd aangeteekend, dat het Gouvernement van Nederlandsch-Indië was toegetreden t o t de „ U n i o n I n t e r - national contre le C a n c e r " t e Parijs. De vertegenwoordiging der Indische Begee- ring bij den „Conseil de D i r e c t i o n " van genoemde unie werd ambtshalve opge- dragen aan het Hoofd van den Dienst der Volksgezondheid.

N a d a t Nederland was toegetreden tot h e t verdrag van L o n d e n betreffende de statistieken v a n doodsoorzaken, werd aan de Engelsche Begeering mede-

(14)

gedeeld, d a t geen bezwaar bestond tegen toepasselijkverklaring v a n dat verdrag op Nederlandsch-Indië, onder voorbehoud, dat dit niet de verplichting zal inhou- den, d a t d e statistieken, welke h e t onderwerp v a n deze overeenkomst uitmaken, zullen worden verstrekt over de geheele bevolking van deze gewesten, aangezien deze slechts k u n n e n worden samengesteld over bepaalde groepen dier bevolking.

Inmiddels was d e herziening v a n de n o m e n c l a t u u r v a n doodsoorzaken ter hand genomen, waarbij zooveel mogelijk d e op de laatste conferentie der I n t e r - nationale Commissie voor de tienjaarlijksche herziening der internationale nomen- claturen van ziekten en doodsoorzaken vastgestelde lijst werd gevolgd. Deze herziening kreeg voor Nederlandsch-Indië op 1 J a n u a r i 1936 h a a r beslag.

De op 22 December 1934 t e Parijs gesloten overeenkomst betreffende de afschaffing v a n consulaire visa op gezondheidspassen is in Nederlandsch-Indië afgekondigd in I . S. 1935 n°. 154.

cl. Koeltpchniek. N a a r aanleiding van een daartoe strekkend verzoek, werd aan het I n t e r n a t i o n a a l Koude I n s t i t u u t te Parijs medegedeeld, d a t in Neder- landsch-Indië geen regelingen bestaan inzake keuring van door afkoeling verduur- z a a m d e levensmiddelen.

e. Institute of Pacific Relations. Op het door h e t I n s t i t u t e of Pacific Bela- tions georganiseerde congres dier instelling t e Tokyo waren voor de Nederlandsch- Indische afdeeling v a n den Nederlandschen E a a d v a n h e t I n s t i t u u t aanwezig Prof. Mr. J . v a n K a n , oud-Lid v a n den E a a d v a n Nederlandsch-Indië, voorzitter der afdeeling, en Prof. Mr. E . D . Kollewijn, hoogleeraar aan de Eechtshooge- school te B a t a t a .

(15)

B. DE I N W E N D I G E POLITIEKE TOESTAND.

1. Inleiding.

D e politieke toestand bleef gedurende 1935 rustig en gaf geen aanleiding tot het treffen van maatregelen v a n bijzonderen aard.

De in 1933 in h e t belang v a n orde en rust getroffen maatregelen, welke zijn omschreven in het Verslag over d a t jaar (blz. 13), werkten ook in 1935 door.

Eenige verhooging van activiteit werd waargenomen v a n h e t in J u n i 1935 ver- kozen, t e . Jogjakarta zetelend, nieuw hoofdbestuur van de Pendidihan Nasional Indonesia (P.N.I.), welke o. m . t o t uiting k w a m in h e t wederverschijnen v a n het partij-orgaan. Ook konden pogingen worden geconstateerd van extreem- nationalistische zijde o m grooter invloed t e verkrijgen op de inheemsche jeugd- vereenigingen. D e Partai Indonesia (Partindo of P.I.) bleek in 1935 haar poli- tieken invloed grootendeels t e hebben ingeboet; uit haar m i d d e n drongen steeds meer s t e m m e n aan op opheffing van de vereeniging.

Op de vakvereenigingsactie deden zich in h e t verslagjaar hier en daar politieke invloeden gelden. E e n bijzondere stimulans vond deze in de onvermijdelijke korting op de salarissen v a n Overheidspersoneel.

D e actie van d e N . S. B . was in Nederlandsch-Indië niet van dien aard, dat zij t o t bijzondere maatregelen aanleiding gaf.

2. Partijgroepeering onder de Europeesche bevolking.

De staatkundige beginselen van den Politiek-Economischen Bond — zie blz. 14 van het Verslag over 1933 — bleven ongewijzigd. H e t ledental bleef nagenoeg onveranderd.

Op 9 J u n i 1935 werd h e t hoofdbestuur van de Indische Katholieke Partij samengesteld uit 7 leden. Deze partij, welker beginselen sedert 1934 niet zijn veranderd —- zie h e t partij-orgaan ,,De Nieuwe T i j d " van 15 M a a r t 1934 —, telt 28 plaatselijke afdeelingen.

De Vaderlandsche Club hield op 27 M a a r t en 28 J u l i 1935 resp. te B a t a v i a en t e Bandoeng een buitengewone en een gewone algemeene vergadering. H e t tijdelijk geschokt vertrouwen in de leiding der partij bleek geheel t e zijn hersteld.

I n October d.a.v. werd een nieuw werkprogramma vastgesteld. I n h e t ledental viel een vermindering t e constateeren.

Het Indo-Europeesch Verbond zette, onder leiding van den bondsvoorzitter, zijn werkzaamheden op sociaal, economisch en staatkundig terrein ongewijzigd voort. H e t ledental is toenemend.

De Nationaal-Socialistische Beweging voor Nederlandsch-Indië huldigt dezelfde beginselen op staatkundig, economisch en cultureel terrein als de gelijknamige organisatie in Nederland. H e t bezoek van d e n algemeen leider, I r . A. A. Mussert, in Augustus 1935, had t e n gevolge, dat een nieuwe organisatie werd ingevoerd, waarbij twee gewesten werden ingesteld, waarvan de leiders rechtstreeks ressor- teeren onder de algemeene leiding in Nederland. H e t ledental bedroeg einde verslagjaar 1850, het aantal donateurs was 627.

V a n de overige partijen valt niets bijzonders te vermelden.

3. D e Inlandsche beweging.

Algemeen beleid. D e politieke actie gaf gedurende 1935 geen aanleiding tot h e t n e m e n van bijzondere maatregelen.

De verwachting, dat de federatie van politieke vereenigingen, de Persatoean Perhimpoenan Politiek Kebangsaan Indonesia ( P . P . P . K . I . ) , door de uittreding- van d e Partai Indonesia (P-I-) — op welke vereeniging het vergaderverbod toepasselijk was verklaard — grooter activiteit zou ontplooien, werd niet bewaar- heid.

De samensmelting van Persatoean Bangsa Indonesia ( P . B . I . ) en Boedi Oetomo ( B . O . ) t o t de Partai Indonesia Baja ( P a r i n d r a ) , welke reeds geruimen tijd was overwogen, k w a m einde 1935 t o t s t a n d .

(16)

Gedurende 1935 werd aan 49 personen de bevoegdheid tot h e t geven van paaldTn t i j1 1 1 m m d e r ] a r l§, e n « t o r n e n , hetzij voor bepaalden, hetzij voor onbe- n e e r de V e n p e r S°n e n w e r d e n i n h e t b e l a nS v a n d e openbare r u s t en orde geïnter-

Islamietische actie. De Partai Sarekat Islam Indonesia ( P . S . I . I ) toonde gedurende de m a a n d e n April, Mei, J u n i en J u l i 1935 grooter activiteit in verband

£ ^ L T a n W e g 6 w Pa^l e A l d mg ingestelde enquête n a a r d e economische om- W , S d f V a n h e t + V o l k- A a n a l l e P - S J J . - a f d e e l i n g e n en ook aan de hoofd- besturen van organisaties, waarvan medewerking kon worden verwacht, waren vragenlijsten gezonden o m t r e n t de werkloosheid, de bestaansmiddelen, de volks- lasten, geldschaarschte, armoede onder h e t volk, eventueels uit armoede voort- spruitende verstoring van de algemeene veiligheid en achteruitgang van den gezondheidstoestand en o m t r e n t maatregelen t o t leniging v a n den nood De resul- t a t e n van deze enquête werden behandeld op het van 30 J u l i t o t en m e t n f "S"8™.8 t e Malang gehouden z.g. spoedcongres. De ontvangen gegevens leken echter m zeer algemeene t e r m e n te zijn vervat en h a d d e n mitsdien weinig waarde. H e t congres besloot de enquête voort te zetten, waarvoor een nieuwe aldeehng werd opgericht, welke tot t a a k heeft de verzamelde en de nog te

verkrijgen gegevens te verwerken. S

« r a r S ^ H Tep6 QTeTd v r ^ e n ^e r M a r i D§ - gegeven van h e t non-coöperatieve s t a n d p u n t der P . S . I . I blijkbaar als reactie tegen de nieuwe strooming in deze vereemgmg welke h e t opgeven van de non-coöperatieve houding voorstaat

De P . S . I . I . telde begin Augustus 1935 nominaal 45 000 leden; er waren echter nog geen 20 000 h d m a a t s c h a p s k a a r t e n uitgegeven. Op h e t congres was een 90-tal afdeelingen vertegenwoordigd. Van de P.S.I.I.-jeugdorganisaties ver- toonde slechts de padvinderij eenig leven. De vrouwenafdeeling telde 34 afdee- lingen m e t + 6000 leden.

A ^ t W d b e s t u u r van d e PaHai Mam Indonß^ (Parii), een afsplitsing van de P . S . I . I . hield m Februari 1935 t e Jogjakarta een conferentie, waarbij bleek, d a t de t o e s t a n d der afdeelingen verre van rooskleurig was.

lengevolge van h e t vergaderverbod vertoonde" de Persatoean Moeslim Indonesia ( P e r m i ) op S u m a t r a een beeld van desorganisatie

De vereemgmg Moehammadijah hield van 15 t o t 22 J u l i 1935 t e Bandjermasin h a a r 24ste congres. Bij deze gelegenheid werd wederom propaganda gemaakt voor h e t bijeenbrengen van h e t benoodigd kapitaal om een schip t e koopen, althans t e charteren voor h e t vervoer van hadji's naar en van h e t heilige land waardoor m e n m e t langer afhankelijk m e e n t te zullen zijn van de groote stoom- vaartmaatschappijem Moehammadijah o m v a t 710 afdeelingen en groepen, waar- van 316 op J a v a , 286 op S u m a t r a , 79 op Celebes en 29 op Borneo H e t ledental is toegenomen t o t + 43 000.

^ I S ^ T a ^ - ^ a ? ^ ^ 8 * , s o h r i

% e l e e r d e n Nahdatoel Oelama hield

van 13 t o t 18 April 1935 haar tiende congres t e Soerakarta. E e n motie werd aangenomen, daartoe strekkende dat, als de Begeering er n i e t toe m o c h t kunnen overgaan om de opleiding der panghoeloe's t e r h a n d t e nemen, dan wel door het stellen van bekwaamheidseischen voor het a m b t van panghoeloe en door het laten afnemen van examens, waarborgen voor een goede vervulling van dit a m b t t e scheppen^ Nahdatoel Oelama zelf een lichaam zal instellen, °voor het

" \m e n, ya n beslissingen in de zaken, die t h a n s door de priesterraden worden behandeld. Aan de Begeering zou dan gevraagd worden aan die uitspraken de rechtskracht toe t e kennen, welke de vonnissen der priesterraden hebben De vereemgmg t e l t 68 afdeelingen m e t ± 67 000 leden

_ De actie van de in October 1934 t e Semarang opgerichte Arabische vereeni- gmg Persatoean Arab Indonesia ( P . A . I . ) beperkte zich gedurende 1935 t o t de oprichting van nieuwe afdeelingen (Batavia en Soerabaja). De vereeniging stelt zich voor op maatschappelijk en godsdienstig gebied werkzaam t e zijn.

Actie buiten den Islam. De Partai Indonesia trad op 9 Februari 1935 officieel uit de P . P . P . H . l . B e n nieuw hoofdbestuur werd verkozen m e t Soerabaja als zetel.

(17)

De voorgenomen reorganisatieplannen m e t betrekking t o t de leiding der Pendidikan Nasional Indonesia (P.N.I.) werden in zoover tot uitvoering gebracht, dat, ingevolge een in J u n i 1935 gehouden referendum, n a a s t h e t t e Jogjakarta zetelend hoofdbestuur, regionale bestuurders werden benoemd, t. w. drie voor J a v a (West-, Midden- en Oost-Java) en één voor S u m a t r a .

De Persatoean Bangsa Indonesia hield v a n 18 t o t en m e t 21 April 1935 t e Soerabaja haar jaarvergadering, welke een besloten karakter had. Aan de besprekingen' werd door 26 van h a a r 34 afdeelingen deelgenomen. Ondanks den geconstateerden achteruitgang in het vereenigingsleven, werd besloten t o t oprich- ting van coöperaties op h e t gebied v a n landbouw, industrie en scheepvaart;

verder t o t oprichting van vakorganisaties, zoo mogelijk m e t instelling van een adviesbureau. Voorts zou een school voor leiders worden opgericht en een afdee- ling voor de padvinderij-organisatie „ W i r a w a n " worden ingesteld. Tenslotte werd ingestemd m e t de voorgenomen fusie m e t de vereeniging Boedi Oetomo.

H e t hoofdbestuur van Boedi Oetomo (B.O.) hield op 25 Mei 1935 m e t de afgevaardigden v a n 18 afdeelingen een conferentie t e Soerakarta, waarbij eveneens t o t bovenbedoelde fusie werd besloten.

Op het van 24 tot en m e t 26 December 1935 te Soerakarta gehouden fusie- congres k w a m de Partai Indonesia Baja ( P a r i n d r a ) t o t stand. Artikel I I der s t a t u t e n dezer vereeniging luidt: „ D e vereeniging stelt zich t e n doel: Indonesia B a j a " . Middelen ter bereiking van d a t doel zijn: a. h e t versterken van den Indonesisch-nationalistischen eenheidsgeest; b. h e t voeren v a n politieke actie t o t d a t volledige politieke rechten zullen zijn verkregen en een regeersysteem, gebaseerd op democratie en nationalisme; c. h e t bevorderen van h e t economisch en sociaal leven van h e t volk.

Tot voorzitter v a n h e t hoofdbestuur werd verkozen Dr. E . Soetomo te Soerabaja, in verband w a a r m e d e de zetel t e dezer p l a a t s e werd gevestigd.

Op d i t congres werden twee moties aangenomen. De eerste richtte zich tegen het verhuren v a n gronden aan de suikerfabrieken volgens de nieuwe contracten, aangezien deze in strijd m e t de volksbelangen worden geacht; in de tweede sprak h e t congres als zijn overtuiging uit, dat de t h a n s bestaande scholen niet in overeenstemming zijn m e t de nationale idealen en dat alle inrichtingen van opvoeding en onderwijs rekening dienen t e houden m e t de geestelijke en materieel e nationale behoeften.

Nog tijdens dit congres is de vereeniging Sarikat Soematra ( S u m a t r a n e n b o n d ) t o t de P a r t a i Indonesia Eaja toegetreden.

De P a r t a i Indonesia E a j a t e l t 53 afdeelingen m e t 2425 leden.

V a n 19 t o t 22 April 1935 hield de vereeniging Pasoendan t e Bandoeng haar 20ste congres, w a a r a a n 37 afdeelingen deelnamen. V a n de aldaar genomen besluiten verdienen vermelding: a. P a s o e n d a n zal zoo spoedig mogelijk over- gaan t o t de oprichting van een b a n k ; b. P a s o e n d a n zal door een motie bij de Begeering aandringen op zoo spoedig mogelijke invoering v a n nieuwe wets- bepalingen tegen den woeker; c. een motie zal aan alle Gemeente- en Begent- schapsraden worden gezonden, waarin wordt verzocht, de bepalingen ter bestrij- ding van de prostitutie zoo streng mogelijk door t e voeren en indien zoodanige bepalingen nog niet bestaan, ze uit t e vaardigen; d. aan h e t hoofdbestuur is opgedragen een actie t e beginnen t o t tegengaan van kinderhuwelijken.

Overigens wijdde P a s o e n d a n haar k r a c h t e n aan de voortzetting van haar arbeid op sociaal terrein (onderwijs, reclasseering, sociaal fonds, partijcursussen en een centraal a d v i e s b u r e a u ) .

V a n 8 t o t 10 J u n i 1935 had t e Soerakarta h e t eerste Nationaal Onderwijs Congres (P'ermoesjawaratan Pergoeroean2 Indonesia of P . P . I . ) p l a a t s . Dit congres was het r e s u l t a a t van h e t reeds geruimen tijd bestaande streven van een aantal vereenigingen, welke de behartiging van het particulier onderwijs op b a a r pro- g r a m m a hebben staan. H e t doel der organisatie is, t e zoeken n a a r een onderwijs- en opvoedingsmethode voor h e t geheele volk, terwijl als middel t o t bereiking van dit doel, n a a s t h e t uitgeven van periodieken en h e t uitschrijven van prijs- vragen, het houden van tentoonstellingen, genoemd wordt h e t jaarlijks houden

(18)

van een congres ter bespreking van vraagstukken betreffende onderwijs en opvoeding.

D e zetel van de P . P . I . is t e Soerakarta gevestigd. Tot dit lichaam zijn de hoofdbesturen van 34 nationale onderwijsinstellingen toegetreden.

Jeugdbeweging. I n 1935 hield de vereeniging Indonesia Moeda gewestelijke conferenties. Als gevolg van h e t verscherpt politietoezicht — de practijk heeft genoegzaam uitgewezen, d a t Indonesia Moeda een politieke jeugdvereeniging is — verminderde de actie der vereeniging in sterke m a t e .

Hetzelfde k a n vermeld worden van de onderscheidenlijk onder den invloed van de P . I . en de P . N . I . s t a a n d e jeugdvereenigingen Persatoean Pemoeda Rajat Indonesia (Perpri) en Soeloeh Pemoeda Indonesia (S.P.L), op welke organi- saties, evenals op de moedervereenigingen, h e t vergaderverbod van toepassing werd verklaard.

De organisatie der studentenvereeiiiging Perhimpoenan Peladjar2 Indonesia (P.P.P.I.) is verslapt. De voorzitter dezer uiterst links georiënteerde vereeniging kon er n i e t in slagen een voltallig b e s t u u r samen t e stellen. De P . P . P . I . telt t h a n s 194 leden.

Inheemsche vrouwenbeweging. Op initiatief van d e federatie van vrouwen- vereenigingen Perikatan Perkoempoelan Istri Indonesia (P.P.1.1.) werd t e B a t a v i a van 20 t o t 24 J u l i 1935 h e t tweede Kongres Perempoean Indonesia

(Indonesisch Vrouwen-congres) gehouden, w a a r a a n 23 vrouwenorganisaties deel- n a m e n . H e t congres n a m o. m . de volgende besluiten: a. een Badan Penjelidikan Perboeroehan Perempoean seloeroeh Indonesia zal worden opgericht, d. w. z.

een lichaam, dat toezicht moet houden op vrouwenarbeid; b. elk lid (d. w. z.

elke vereeniging) v a n het congres heeft tot plicht het analphabétisme t e bestrijden; c. elk lid v a n h e t congres dient zooveel mogelijk contact t e zoeken m e t de jeugdorganisaties, in h e t bijzonder m e t die der meisjes; d. het congres s t a a t op deze grondslagen: h e t is nationaal, sociaal en n e u t r a a l ; h e t h o u d t voorts rekening m e t den aard der vrouw; e. h e t congres heeft de positie van de vrouw- in h e t r e c h t van d e n I s l a m t e onderzoeken en eventueele misstanden recht t e z e t t e n ; f. de plicht van de Indonesische vrouw is t e zijn ,,Iboe B a n g s a "

(Moeder der n a t i e ) , d. i. zij heeft er voor t e zorgen, dat een nieuwe n a t i e wordt geboren, die zich bewust is van haar nationale roeping.

N a a r aanleiding v a n de oprichting van d i t Kongres Perempoean Indonesia besloot de leiding van de Perikatan Perkoempoelan Istri Indonesia ( P . P . I . I . ) op een conferentie t e Jogjakarta in September 1935 deze federatie van vrouwen- vereenigingen t e ontbinden. De bezittingen van de P . P . I . I . werden overgedragen aan h e t Kongres Perempoean Indonesia.

Vakbeweging. De federatie van vakvereenigingen v a n landsdienaren, Persa- toean Vakbonden Pegawai Negeri ( P . V . P . N . ) , hield van 20 t o t en m e t 22 April 1935 t e B a t a v i a h a a r vierde congres, waar verschillende salaris-kwesties werden besproken.

Op 10 J u n i 1935 belegde deze federatie t e Soerakarta een gedelegeerden- conferentie ter bespreking van de toepassing van het maandloonersreglement.

Gedurende 1935 liep h e t ledental der P . V . P . N , terug m e t 8000; h e t bedraagt

sedert 22 600. , n . , ,.

E e n nieuwe federatie van vakorganisaties van I n h e e m s c h Overheidspersoneel, die niet aangesloten zijn bij de P . V . P . N . , werd in 1935 gevormd onder den n a a m Federatie Indonesische Organisaties Overheidsdienaren ( P . I . O . O . ) . H e t doel dezer federatie is: behartiging van de gemeenschappelijke,_stoffelijke en zedelijke belangen der aangesloten organisaties in den r u i m s t e n zin. Voorts wenscht de F . I . O . O . m e d e t e werken aan de harmonische ontwikkeling van land en volk van Nederlandsch-Indië. E e n negental vakvereenigingen heeft zich bij de F . I . O . O . aangesloten. M e t de P . V . P . N . werd samengewerkt.

De Persatoean Goeroe Indonesia (P.G.I.) hield m December 1935 op ver- schillende p l a a t s e n vergaderingen, waarbij h e t maandloonersreglement en de regionale bezoldigingen aan critiek werden onderworpen.

(19)

De Perhimpoenan Kaoem Verplegers(sters) dan Vroedvrouwen Indonesia.

( P K V . l . ) hield i a J u n i 1935 t e B a t a v i a haar derde congres.

Bij G . B . 17 Sept. 1935 n°. 10 werd h e t beperkte vergaderreoht op d e vak- vereeniging van I n h e e m s c h e ex-marineschepelingen Persatoean Tenaga Oentoek Rajat Indonesia (Pertori) v a n toepassing verklaard.

i. De Chineesche beweging.

I n 1935 viel in de Chineesche maatschappij in Nederlandsch-Indië een ver- hoogde activiteit t e constateeren van het „ C o m i t é voor Overzeesche Zaken ' t e Nanking Ook werd door de Chineesche Begeering voortgegaan m e t h e t uitzenden van personen, hetzij voor h e t instellen van een onderzoek n a a r den toestand der emigranten-Chineezen (in h e t bijzonder op h e t gebied v a n de economie en het onderwijs), hetzij voor h e t bestudeeren van één of ander vraagstuk op technisch terrein.

H e t onderwijs wordt daarbij als h e t fundamenteele deel van alle emigranten - aangelegenh eden beschouwd, terwijl mede aan d e in Nederlandsch-Indië bestaande Chineesche handelsvereenigingen a a n d a c h t wordt gewijd.

De bemoeienis van de zijde der Chineesche Begeering m e t het emigranten- onderwijs in Nederlandsch-Indië — welke in h e t Verslag over 1934 is besproken

(blz. 15) — stuit echter op een in 1914 plaats gehad hebbende notawisseling tusschen China en Nederland, krachtens welke h e t onderwijs in bepaalde politieke partijbeginselen is verboden.

Mede in verband m e t de bezuiniging op het Hollandsch-Chmeesch onderwijs is in bepaalde kringen der peranakan-Ohineesche bevolking belangstelling voor de oprichting van Maleisch-Chineesche scholen merkbaar, doch v a n eenig parti- culier initiatief in deze richting is nog weinig gebleken.

D e eind Augustus 1934 opgerichte Bond van Chineesche Handelsvereenigingen voor Nederlandsch-Indië t e B a t a v i a werd blijkens de officieele Chineesche publi- caties v a n het Ministerie van Nijverheid t e Nanking op 13 October 1934 m overeenstemming m e t de Chineesche W e t op de K a m e r s van Koophandel aldaar geregistreerd, terwijl door dezen Bond sindsdien eveneens stappen zijn onder- nomen, welke de toetreding als lid t o t den Bond v a n K a m e r s van Koophandel in China beoogen.

Ook de Bond van Handelsvereenigingen op S u m a t r a , waarbij een twaalitai Chineesche handelsvereenigingen zijn aangesloten en die op zijn b e u r t lid is van den bovengenoemden Bond t e Batavia, heeft o m registratie t e Nanking

verzocht. , , , . , , . T, , , , 1CN

De leiding van de „ N i e u w L e v e n Beweging (zie h e t vorig Verslag, blz. 15) is behalve aan de consuls en de Kuomintang-afdeelingen t h a n s ook opgedragen

aan h e t Comité voor Overzeesche Zaken. . Voorts valt melding te m a k e n v a n de in een deel der peranakan-Chmeescrie

maatschappij bestaande strooming o m de Chung H w a H w e e , welke vereenigmg veelal de beter gesitueerde peranakan-Chineezen als leden heeft, op breede basis t e reorganiseeren door ook'sinkheh-Chineezen in de gelegenheid t e stellen als lid toe t e t r e d e n en deze vereeniging aldus meer op China t e o n ë n t e e r e n .

Op h e t m e t Kerstmis 1935 t e S e m a r a n g gehouden congres der Chung H w a H w e e werd het plan t o t oprichting van een Bond van Chmeezen voor geheel Nederlandsch-Indië, waarvan de verschillende onderafdeelmgen de bestaande Chineesche vereenigingen zouden moeten opnemen, m e t 28—10 s t e m m e n ver- worpen.

(20)

HOOFDSTUK II.

DE FINANCIEELE TOESTAND.

A. DE LANDSFINANCIËN.

1. Algemeen overzicht.

De ramingen der ontwerp-begrooting 1935, zooals deze begin 1934 werden opgesteld, waren gebaseerd op de verhoudingen van d a t oogenblik, zoodat geen rekening werd gehouden m e t mogelijkheden v a n verdergaande inzinking dan wel van opbloei v a n het economisch leven. Bij verschillende aanvullende begrootingen werd de begrooting 1935 nog gewijzigd en aangevuld. Zij wees in h a a r uiteinde- lijken opzet een eindcijfer voor de gewone Landsmiddelen aan v a n f 266 millioen en voor de gewone L a n d s u i t g a v e n van f 314,6 millioen. Voor den gewonen dienst werd derhalve een tekort geraamd van f 48,6 millioen. Wijl de begrooting voor den buitengewonen dienst een overschot aanwees van f 12,3 millioen, werd dus voor den geheelen dienst een tekort geraamd v a n f 36,3 millioen.

Voornamelijk dank zij het r u i m e r vloeien v a n de middelen, vertoonen de uitkomsten een gunstiger beeld dan de ramingen, hetgeen blijkt u i t h e t volgend overzicht, d a t is ontleend aan d e n herdruk van de financieele nota betreffende de ontwerp-begrooting 1937 (Gedr. S t u k k e n Tweede K a m e r , Zitting 1936—1937, 4, n°. 3 0 ) .

( I n duizendtallen guldens.)

Eindcijfers.

Gewone dienst:

Nadeelig saldo . . .

Buitengewone dienst:

Voordeelig saldo . .

Geheele dienst:

Nadeelig saldo . . .

Uitkomst.

429 514 463 421 33 907

33 620 14 702 18 918

463 134 478 123 14 989

Raming.

422 595 471 196 48 601

24 642 12 378 12 264

447 237 483 574 36 337

De uitkomst is:

gunstiger.

6 919 7 775 14 694

8 978

6 654

15 897 5 451 21348

ongunsti- ger.

2 324

Bij splitsing van u i t k o m s t e n en ramingen volgens de gebruikelijke hoofd- groepen en saldeering van tegenover elkaar t e stellen inkomsten en uitgaven, verkrijgt m e n de volgende cijfers.

(21)

( I n duizendtallen guldens.)

Belastingen

Saldi Landsbedrijven in zoo- verre de Indische Bedrijven- wet daarop niet van toepas- sing is verklaard . . . . Saldi uitkeeringen van (aan)

de Landsbedrijven in den zin der Indische Bedrij venwet ten bedrage van het credit- (debet-) saldo van het bedrijf Verschillende middelen . . . Totaal gewone ontvangsten. . Zuivere gewone Landsuitgaven Nadeelig saldo gewone dienst Voordeelig saldo buitengewone

dienst . . . .

Nadeelig saldo geheele dienst

Uitkomst.

228 069

23 430

10 915 18 539 280 953 314 860 33 907 18 918 14 989

Raming.

224 082

22 322

1864 17 751 266 019 314 620 48 601 12 264 36 337

De uitkomst i s : gunstiger.

3 987

1 108

9 051 788 14 934

— 14 694

6 654 21348

ongunsti- ger.

240

Uit dit overzicht blijkt, d a t de totale opbrengst d e r gewone Landsmiddelen in 1935 ± f 281 millioen heeft bedragen, d. i. f 14,9 millioen m e e r d a n was geraamd. Hiertegenover s t a a t een tegenvaller in de uitgaven v a n f 0,2 millioen, zoodat h e t saldo van den gewonen dienst een voordeelig verschil t e n opzichte van d e raming vertoont van f 14,7 millioen.

H e t saldo v a n den buitengewonen dienst leverde voorts een gunstig verschil tusschen raming en uitkomst op van f 6,6 millioen, d a t v a n den geheelen dienst derhalve een gunstig verschil van f 21,3 millioen.

I n ronde cijfers vertoont de gewone dienst een tekort van f 34 millioen, de buitengewone dienst een overschot v a n f 19 millioen, de geheele dienst derhalve een t e k o r t v a n f 15 millioen.

De laatstvermelde cijfers voor d e n buitengewonen en den geheelen dienst zijn voor + f 9 millioen gunstig beïnvloed door h e t voordeelig verschil tusschen uit- gaven en ontvangsten in verband m e t de bevolkingsrubber-restrictie 1) en worden dus n a elimineering v a n dit verschil respectievelijk f 10 en f 24 millioen.

H e t verloop v a n de opbrengst der Landsmiddelen in de laatste jaren blijkt uit het volgende, eveneens a a n de financieele nota 1937 ontleend overzicht w a a r m de cijfers voor de jaren 1930 t / m 1935 naast elkander zijn gesteld.

' ) Voor 1935 werd hetgeen u i t h e t bijzonder uitvoerrecht op bevolkingsrubber (totale opbrengst r u i m f 24 millioen) meer werd ontvangen d a n werd besteed aan uitgaven i n ver- band m e t d e bevolkingsrubberrestrietie (totaal ruim f 15 millioen, in hoofdzaak voor steun- maatregelen t e n behoeve van bevolkingsrubber produceerende streken) op den buitenge- wonen dienst gereserveerd om beschikbaar t e blijven voor steunmaatregelen in volgende jaren.

2

(22)

(Ontvangsten in millioenen guldens.)

Belastingen

Landsbedrijven . . . . Verschillende middelen .

Totaal . . . 1930.

312,6 95,8 30,7 439,1

1931.

284,0 67,6 28,3 379,9

1932.

228,3 37,9 17,4 283,6

1933.

207,7 31,8 17,2 256,7

1934.

221,6 27,4 18,7 267,7

1935.

228,0 34,4 18,5 280,9 Deze cijfers zijn echter niet rechtstreeks vergelijkbaar, omdat: 1°. sedert 1931 een nieuwe boekingswijze van de kohierbelastingen is toegepast (art. 8a der Indische Comptabiliteitswet), waarbij in tegenstelling met het tevoren gevolgd systeem van kasverantwoording, als ontvangst wordt verantwoord de naar den aanslag berekende zuivere opbrengst over het dienstjaar; 2°. als gevolg van de geleidelijke toepassing van de Indische Bedrijvenwet, gerekend van het jaar 1930, de uitgaven voor rente en aflossing van leeningssehulden, voor pensioenen en voor overtochts-, reis- en verblijfkosten gedeeltelijk ten laste van de Lands- bedrijven werden gebracht; 3°. in de cijfers voor de jaren 1934 en 1935 zijn begrepen de extra baten uit het bijzonder uitvoerrecht op bevolkingsrubber (resp.

f 11,5 en f 24,1 millioen; zie boven).

Indien de voor het verkrijgen van vergelijkbare cijfers noodige redressen worden aangebracht, wordt het vorenstaand overzicht als volgt.

(In millioenen guldens.)

Landsbedrijven . . . . Verschillende middelen .

Totaal . . . 1930.

312,6 102,5 30,7 445,8

1931.

254,1 74,4 28,3 356,8

1932.

220,3 61,4 17,4 299,1

1933.

202,0 55,4 17,2 274,6

1934.

212,5 57,4 18,7 288,6

1985.

208,1 61,6 18,5 288,2 Gelijk uit het hoogervermelde blijkt, hebben de zuivere gewone uitgaven in 1935 ± i 315 millioen bedragen, d. i. f 36 millioen minder dan in 1934; na elimineering van de uitgaven, verband houdende met de bevolkingsrubber- restrictie, worden deze cijfers respectievelijk f 291 en f 48 millioen.

Indien men de factoren, welke de vergelijkbaarheid der cijfers verstoren (de rubberuitgaven en de reeds gereleveerde overbrenging van uitgaven naar de Landsbedrijven, waarop de Indische Bedrijvenwet is toegepast), elimineert, dan blijkt, dat de zuivere gewone uitgaven sedert 1930 zijn teruggebracht van f 530,7 millioen tot f 318,8 millioen, dus met + f 212 millioen.

Hieronder volgt een overzicht van de vergelijkbare totaal-cijfers voor den gewonen dienst.

(In millioenen guldens.)

Gewone ontvangsten . . Zuivere gewone uitgaven

Tekort gewone dienst

1930.

445,8 530,3 84,5

1931.

356,8 488,3 131,5

1932.

299,1 448,2 149,1

1933.

274,6 400,7 126,1

1934.

288,6 367,5 78,9

1935.

288,2

317,0

28,8

(23)

De cijfers voor d e n buitengewone!) dienst 1935 vertoonen t e n opzichte van de raming een gunstig verschil v a n f 6,7 millioen (geraamd overschot f 12,2 millioen, werkelijk overschot f 18,9 millioen). Dit verschil is in hoofdzaak t o e t e schrijven aan de reserveering t e n bate van dezen dienst van het voordeelig verschil tusschen o n t v a n g s t e n en uitgaven verband houdende m e t de bevolkings- rubber-restrictie (zie boven; raming m e m o r i e ) . Aan zuivere kapitaalsuitgaven werd f 2,9 millioen besteed bij een raming v a n f 3,7 millioen.

Voor gedetailleerde gegevens betreffende de uitkomsten 1935 wordt verwezen n a a r d e n meergenoemden h e r d r u k van de financieele nota betreffende de beeroo- ting 1937.

De sloten der rekeningen van uitgaven en o n t v a n g s t e n van Nederlandsch- Indië over de dienstjaren 1930 en 1931 zijn vastgesteld bij de bij de wetten van 25 April en 27 J u n i 1935 ( N . S. nos. 221 en 376, I . S. nos. 296 en 355) goed- gekeurde G. B n . 17 Sept. 1934 nos. 6 en 7 ( I . S. 1935 nos. 320 en 407).

2. 's Lands vermogenstoestand. Leeningen.

De totale schuld van Nederlandseh-Indië bedroeg op het eind van de jaren 1934 en 1935 (in millioenen guldens) :

1934 1935 vlottende schuld 138,5 132,3 vaste schuld 1369,2 1363,7 totale schuld 1507,7 1496,—, uit welke cijfers blijkt, d a t de schuldpositie van h e t L a n d over 1935 m e t f 11,7 millioen is verbeterd.

Op deze verbetering zijn van gunstigen invloed geweest:

de aflossingen op de vaste schuld (f 22,3 millioen), de overname door Nederland van oude t e e k e n m u n t ... (f 10,8 ,, ) en het verschil tusschen de ontvangsten en d e uitgaven

van het bijzonder uitvoerrecht op bevolkingsrubber (f 8,4 ,, ) , tot een totaalbedrag van f 41,5 millioen.

Als ongunstige factoren golden:

h e t b e g r o o t i n g s t e k o r t zonder de reserveering van het niet toegewezen gedeelte der ontvangsten uit h e t bijzonder uitvoerrecht op bevolkingsrubber (14,9 + f 8,4 millioen = ... f 23,3 millioen) en de overname van t e e k e n m u n t

van de J a v a s c h e B a n k (f 8,9 ,, ) ,

te zarnen f 32,2 millioen.

Theoretisch zou de Indische schuld dus m e t f 9,3 millioen moeten zijn afgenomen. D a t zij in werkelijkheid m e t f 11,7 millioen daalde is toe t e schrijven aan het verschil t u s s c h e n „zuivere o p b r e n g s t " en kas- ontvangsten bij de kohierbelastingen, zoomede aan andere ontvangsten t e n bate van en aan betalingen t e n laste van de begrooting nà December van h e t betrok- ken jaar. Deze overloopende posten beïnvloeden wel een juiste schatting van de begrootingsuitkomsten, doch zijn op h e t eind van het jaar moeilijk in het kas- saldo t e fixeeren.

E e n gedeelte van de opbrengst der Nederlandsch-Indische leening 1935 t o t een bedrag van f 16,4 millioen werd aangewend voor aflossing van vlottende schuld. , - . - . . ,

(24)

De vlottende schuld nam, zooals uit de volgende specificatie blijkt, in 1935 in Indië af met f 14,8 millioen; daarentegen nam zij in Nederland toe met f 8,6 millioen. De totale vlottende schuld daalde derhalve met f 6,2 millioen.

Vlottende schuld (in duizendtallen guldens).

Rekening van het Land bij de Javasche Bank . . D.

77 17 17 1 ' 77 71 77 77 W'

Gelden bij de Postspaarbank D.

Schatkistpapier D.

Belegging overtollige kasmiddelen der Zelfbesturen . D.

Totaal vlottende schuld in Indië. . . . D.

Rekening van het Land bij 's Rijks Schatkist . . D.

Onbelegde gelden Indisch Muntfonds D.

Postrekening C.

Totaal vlottende schuld in Nederland . . D.

Totaal-generaal vlottende schuld . . . . D.

Einde 1934.

138 475

Einde 1935.

1487

— 527 13 785 1760 17 559 119 865 2 492

— 1441 120 916

— 1326 627 2 000 1450 2 751 130 264

714

— 1455 129 523

132 274 De toename in Nederland en de afname in Indië werden allereerst beïnvloed door de beschikbaar gekomen surplussen van de ontvangsten boven de uitgaven in Indië, welke naar Nederland zijn overgemaakt ter afdekking van een gedeelte van de Indische schuld bij 's Rijks schatkist tot een bedrag van f 82 millioen, tegen f 69 millioen in 1934. Desondanks werd in dat jaar het renteloos voorschot van f 6 millioen bij de Javasche Bank slechts een enkele maal overschreden.

De vlottende schuld in Indië werd voorts in 1935 ongunstig beïnvloed dooi- de overname van teekenmunt uit den voorraad van de Javasche Bank tot een bedrag van f 8,9 millioen. Door Nederland werd in dat jaar, in mindering van de Indische schuld aan 's Rijks kas, oude en overtollige nieuwe teekenmunt van Indië overgenomen tot een bedrag van f 10,8 millioen. In 1934 vertegenwoor- digde de door Nederland overgenomen teekenmunt een bedrag van f 28,7 millioen, terwijl het Land in dat jaar van de Javasche Bank f 7 millioen teekenmunt overnam.

Tegen afgifte van schatkistpapier in Indië, werden in Nederland in 1935 kasgeldleeningen gesloten voor een bedrag van f 2 millioen. Het ten bate van de Indische pensioenfondsen in Indië uitstaand bedrag aan schatkistpapier tot een bedrag van f 12 035 000 werd bij de uitgifte van de Indische leening 1935 omgezet in obligation dier leening.

Ten slotte werd, zooals reeds is opgemerkt, in 1935 door de netto-opbrengst van de Nederlandsch-Indische leening 1935 ad f 16,4 millioen een deel der vlottende schuld geconsolideerd: in Indië tot een bedrag van f 11,1 millioen, in Nederland tot een bedrag van f 5,3 millioen.

Indien de vier hierboven genoemde factoren worden geëlimineerd, dan blijkt de vlottende schuld in Indië te zijn afgenomen met f 84,5 en de vlottende schuld in Nederland te zijn toegenomen met f 108,7 millioen.

De voorziening in de behoeften aan kasmiddelen voor de financiering van

den Indischen dienst in Nederland geschiedt door gebruik te maken van het

crediet bij 's Rijks schatkist, dat voor, 1935 bij de wet van 28 Dec. 1934

(N. S. 1934 n°. 714, I. S. 1935 n°. 56) werd vastgesteld op ten hoogste

(25)

f 200 millioen. Het hoogste debet-saldo bij 's Eijks schatkist was op 1 Juni 1935 f 146,2 millioen en het laagste op 28 September d.a.v., n.1. f 114,1 millioen.

Tengevolge van de monetaire onrust lag de rentevoet voor kort papier in 1935 op een belangrijk hooger niveau dan in het voorafgegane jaar, zoodat Indië voor de financiering van zijn tekorten in Nederland ook een gemiddeld hoogere rente moest betalen dan in 1934, n.1. 3,275 % tegen 2,776 % in het vooraf- gegane jaar.

Uit het volgend staatje blijkt, tegen welke voorwaarden het Bijk geld heeft kunnen opnemen voor de financiering van deze tekorten:

L o o p t ij d s c h a t k i s t p a p i e r .

E e n t e p e r c e r i t a g e .

Laagste. Hoogste. Gemiddeld.

3-maandspromessen.

6-maandspromessen.

1-jaarsbiljetten . . 3-jaarsbiljetten . . o-jaarsbiljetten . .

3/4 13/:

3 %

16

5

3

A

5S 5/32

57/3 2 4 3 / , 49/ l 6

32 9/32 31 9/32

32 9/3 2

43/3 2

4Vs

Geconsolideerde schuld.

Bij den aanvang van 1935 vertegenwoordigde de vaste schuld van Nederlandsch-

Indië een bedrag van:

3 % - 3 % —

±h % - 4 | % -

H % — H % —

4 % — 4 % —

4 o/

* /o

4 % — 3} % —

1883 1898 1923 E 1930 1931

1921 C/1923 B 1933

1934 (conv.) ...

1934 A (conv.) 1934

1935

f 20 859 504 1 371 550 34 092 000 69 480 000 92 500 000 96 114 900 113 789 800 306 000 000 485 000 000 150 000 000

f 1 369 207 754

en op het eind van dat jaar een bedrag van:

f 19 883 059 afgelost

afgelost -f- geconverteerd f 67 550 000

90 000 000 92 682 225 112 531 200 302 775 000 479 900 000 148 425 000 50 000 000 f 1 363 746 484 Aan regelmatige aflossingen werd een som besteed van f 22 316 270 terwijl aan extra-aflossing van het restant der leening 1923 E

werd besteed 33 145 000

zoodat in totaal werd afgelost f 55 461270 50 000 000 De nieuwe leening 1935 vertegenwoordigde een nominaal

bedrag van

zoodat de vaste schuld verminderde met f 5 461270

Krachtens 'de Nederlandsch-lndische Leeningwet 1934, juncto de Neder-

landsch-Indische Conversie-Leeningwet 1934 (N. S. n°. 425, I. S. n°. 467) werd

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De voorstanders dezer gemeente hebben reeds in het laatst van 1850 het plan gevormd om eene centrale school tot vorming van onderwijzers voor de plantagien op te rigtên op den voet

Het opgegeven cijfer der bevolking (ruim 483,000 zielen) blijft voorzeker verre beneden de wezenlijke sterkte, welke gerekend wordt ruim 500/m. De on- juistheid der opgave moet aan

Toen te Ternate het berigt ontvangen w a s , dat eenige rooverspraauwen, met 200 uit de residentie geroofde men- schen aan boord, nabij het eiland Lombok waren gezien, vertrok

«ener meer naauwkeurige opname der grenzen , voorloopig beslecht. Bij besluit van den Gouverneur-Generaal, dd. 89) werd, voor zooveel noodig, alsnog bepaald, dat de landstreek,

Uit een onderzoek in de naburige residentien ingesteld bleek, dat genoemde NOERHAKIM vroeger onderwijs had gegeven in de zuivere Mohammedaansche leer, dat hij sedert Augustus 1862

! ) Deze ordonnantie behelst bepalingen voor de opium-regie in Tapanoel. Artiikel 6 bedreigt tegen zekere overtredingen de straffen genoemd in artikel 3, zijnde voor Europeanen en

voorts, omdat de Entente den oorlog voert in bondgenootschap met Japan, dat door de overgroote meerderheid der Chineezen beschouwd wordt als de natuurlijke vijand en rivaal van

•voor de verdere toekomst. Wanneer men de kolonie bezoekt en de uitgestrekte goed bebouwde melden voor zich ziet, waar het frissche groen van alfalfa afwisselt met