• No results found

Belastingen in geld

In document BIBLIOTHEEK KITLV 0154 3741 (pagina 26-32)

i , ^e t betrekking t o t de belastingen in het algemeen dient t e worden opgemerkt, d a t de bestaande heffingen in verschillende opzichten niet onbelangrijk werden

gewijzigd. ° J

De invordering van de belastingen vereischte wederom bijzondere zorg.

I n verband hiermede werd bij Ord. van 15 F e b r . 1935 ( I . S n° 72) de mogelijkheid geopend, om t e n aanzien v a n de Landsdienaren en d e dienaren der locale ressorten de invordering der inkomsten- en der personeele belasting t e doen p l a a t s vinden door inhouding op de door hen als zoodanig genoten inkom-sten. Van deze mogelijkheid is voor d e personeele belasting nog geen gebruik-gemaakt. Voor d e inkomstenbelasting werd de inhouding onderscheidenlijk t e n aanzien van Landsdienaren en locale a m b t e n a r e n geregeld bij G B 17 April 1935 n». 26 ( I . S. n». 141) en G. B . 24 Sept. 1935 V 22 ( I . S n" 471)

De personeele belasting ( I . S. 1908 n°. 13) onderging een wijziging van mgrijpenden aard bij Ord. van 29 J u n i 1935 ( I . S. n°. 307) Bestond t e n aanzien van paaiden, rijtuigen, automobielen en autoletten tevoren slechts belastingplicht bij d e n hoofdbewoner van het woonhuis, op of in welke aan-hoongheden genoemde objecten zich bevonden, sinds 1 J u l i 1935 wordt in beginsel de houder van een paard of vervoermiddel in d e heffing betrokken ongeacht de p l a a t s van stalling. Slechts t e n aanzien v a n de gewone rijwielen is dit beginsel m e t t e n volle doorgevoerd, doch in zijn uitwerking beperkt tot hen .die als hoofd van een gezin n a a r de eerste twee grondslagen worden aan-geslagen Door de nieuwe regeling is een einde g e m a a k t aan h e t misbruik, d a t de belasting voor d e hierbedoelde objecten door stalling buiten een woonhuis of zijn aanhoongheden werd ontgaan. De evengenoemde ordonnantie beperkte tevens aanzienlijk de vrijstelling van belasting t e n behoeve van bekleeders van

b ePa a d e a m b t e n m e t betrekking t o t door hen gehouden p a a r d e n en vervoer-middelen. Verder werd daarbij een verhooging v a n d e n aanslag m e t 100 pet ingevoerd, voor h e t geval een aangifte achterwege blijft of bij de aangifte p a a r d e n of vervoermiddelen werden verzwegen.

E e n andere wijziging van de personeele belasting vond p l a a t s bij Ord. van 16 Nov. 1935 ( I . S. n°. 548), waarbij een vrijstelling van belasting n a a r den grondslag h u u r w a a r d e werd ingevoerd voor de gouverneurs, bestuurvoerende

residenten en regenten, n.1. voor de door hen bewoonde woning, waarvoor zij van Landswege vrijstelling van de betaling v a n huishuur genieten dan wel huis-huurvergoeding ontvangen.

Ten behoeve van de aanpassing der heffing over 1936 en volgende jaren aan het sinds 1 J a n u a r i 1934 steeds verder gedaalde huurpeil, werden bij R. V. v a n 30 Deo. 1935 ( I . S. n°. 623) de sinds eerstgenoemden d a t u m niet meer herziene grenshuurwaarden, als bedoeld in art. 12, lid 2, der belastingregeling, verder verlaagd.

Op een t o e n a m e van 'de opbrengst der personeele belasting k a n ook voor 1936 nog n i e t worden gerekend. De hierboven genoemde maatregelen hebben echter de strekking, r e m m e n d t e werken op den t h a n s reeds eenige jaren plaatsheb-benden achteruitgang. De zuivere opbrengst van dit middel bedroeg over 1935

± f 2 918 000, tegen f 3 134 800 over h e t daaraan voorafgegane jaar. 1)

De achteruitgang v a n de opbrengsten van de verponding, veroorzaakt door tusschentijdsche herzieningen, van den aanslag wegens daling v a n de verpondings-waarde, kwam in 1935 niet tot stilstand. De zuivere opbrengst beliep over 1935

± f 6 665 000, tegen f 7 490 500 in 1934.

D e reeds in het Verslag over 1934 aangekondigde „crisisvoorziening voor h e t loopende verpondingstijdvak" ( I . S. 1935 n°. 96) werd bij Ord. van 17 Dec.

1935 ( I . S. n°. 591) verruimd in dien zin, d a t t h a n s teruggave of verrekening van verponding wordt toegestaan indien en voorzoover belastingschuldigen aan-toonen, dat de verponding van als verhuurobject geëxploiteerde gebouwen over een aaneengesloten periode van twaalf m a a n d e n , vallende in het verpondings-tijdvak 1933—1937, meer bedraagt dan 10 pet. van de werkelijke opbrengst dier gebouwen. Tevens werd een regeling getroffen, welke de tendenz heeft de kadastrale splitsing t o t kleinere eenheden van uitgestrekte onroerende goederen in de steden t e bevorderen.

I n de inkomstenbelasting ( I . S. 1932 n°. 111) werden bij Ord. v a n 20 Dec.

1935 ( I . S. n". 595) t a l van veranderingen aangebracht, w a a r v a n eenige hier afzonderlijke vermelding verdienen. Allereerst is de belastingplicht v a n uit-wonenden in zooverre uitgebreid, d a t t h a n s ook aan de belasting onderworpen zijn zij, die een ambt of betrekking buiten Nederlandsch-Indië bekleeden, bezol-digd t e n laste van een Indische openbare kas of t e n laste van een der voor de Nederlandsch-Indische L a n d s d i e n a r e n en locale a m b t e n a r e n ingestelde pensioen-en weduwpensioen-en- pensioen-en weezpensioen-enfondspensioen-en, alsmede zij, die recht hebbpensioen-en op periodieke uit-keeringen uit een subsidie, verleend t e n laste v a n de Nederlandsch-Indische begrooting t e n behoeve van leerkrachten bij het bijzonder onderwijs. Voorts werd een afzonderlijk tarief voor inkomens van f 200 t o t beneden f 250 vastgesteld, zoodat een regelmatige opklimming kon worden verkregen door middel van een vrijstelling van opcenten. Verder werd bepaald, dat een belastingplichtige zich bij een weigering t o t het verstrekken van door de administratie gevraagde inlich-tingen, dan wel t o t het verleenen v a n inzage van de gevoerde boekhouding of andere bescheiden, niet m e t vrucht k a n beroepen op de omstandigheid, dat hij uit hoofde v a n zijn stand, zijn beroep of zijn a m b t t o t geheimhouding verplicht is, zelfs al m o c h t deze h e m bij eenig wetsvoorschrift zijn opgelegd. Ten slotte onderging de regeling van d e n voorloopigen aanslag wijziging in dien zin, dat een zoodanige aanslag t h a n s niet slechts overeenkomstig de aangifte kan worden opgelegd, doch dat zulks ook kan geschieden n a a r een hooger bedrag. De bedoe-ling is o m bij den voorloopigen aanslag afwijking mogelijk te m a k e n v a n t e laag

gehouden aangiften.

Bij Ord. van 2 Dec. 1935 ( I . S. n°. 569) is voorts bepaald, d a t op de aan-slagen voor het jaar 1936 (voorzoover deze niet berekend zijn over bepaalde inkomsten uit gronden of over inkomens beneden f 250) vijftig opcenten worden geheven.

De zuivere opbrengst der inkomstenbelasting over 1935 bedroeg f 25 230 000, tegen f 39 417 000 in 1934. Voor een juiste vergelijking moet de opbrengst over

1) De hier en bij de verdere middelen genoemde opbrengsten zijn geput uit de op het tijdstip van het schrijven van dit Verslag ten dienste staande gegevens.

1935 worden vermeerderd m e t d e opbrengst d e r loonbelasting over dat jaar (f 17 058 000). f & ,

-De werking der loonbelasting geeft voorshands reden tot tevredenheid. -De heffing werd bij Ord. van 30 Deo. 1935 ( I . S. n°. 627) m e d e van toepassing verklaard t e n aanzien van de Vorsten, de Zelfbesturen en de Zelfbestuursonder-hoongen in de gouvernementen Soerakarta en J o g j a k a r t a ; deze ordonnantie t r a d in. werking m e t ingang van 1. J a n u a r i 1936. De d a a r u i t voortvloeiende meerdere opbrengst van de loonbelasting wordt aan d e betrokken Zelfbesturen uitgekeerd.

De opbrengst van de loonbelasting over 1935 werd hiervóór reeds vermeld. I n aanmerking dient t e worden genomen, d a t de belasting eerst 1 J a n u a r i 1935 in werking trad, zoodat niet alle loonbedragen, welke in dat jaar werden uitbetaald, door deze nieuwe heffing werden getroffen. O m t r e n t de berekening, inhouding en verdere administratie van de loonbelasting zie m e n B b . n°. 13376.

De regeling der vennootschapsbelasting 1925 ( I . S. n°. 319) onderging in 1935 geen wijziging. Op de aanslagen, betrekking hebbende op tijdvakken, welker emde valt tusschen 30 J u n i 1935 en 1 J u l i 1936, worden wederom 100 opcenten geheven.

De zuivere opbrengst over 1935 bedroeg f 7 091 000, tegen f 5 759 900 over 1934. D e hoogere opbrengst over 1935 is gedeeltelijk een gevolg van eenige opleving van het bedrijfsleven, gedeeltelijk hangt zij s a m e n m e t het afnemend bedrag der verliezen, welke voor compensatie in aanmerking komen.

Bij Ord. van 15 Nov. 1935 ( I . S. n». 546) is bepaald, d a t de vennootschaps-belasting m e t inbegrip van de Landsopcenten, welke geheven wordt van winst, waartoe Nederland, S u r i n a m e of Curaçao gerechtigd is, wordt uitgekeerd aan het gebiedsdeel, w a a r a a n die winst toekomt.

D e zuivere opbrengst van de vermogensbelastinq over 1935 bedroeg f 770 000, tegen f 872 000 over 1934.

Opnieuw werd de opbrengst van de couponbelasting ongunstig beïnvloed door conversie van een o b l i g a t i e l e n i n g t e n laste van Nederlandsen-Indië (zie hier-vóór), waarbij de r e n t e van de nieuwe leening vrijgesteld werd van coupon-belasting. Aangezien bij de opstelling v a n de begrooting 1935 ook m e t de in 1934 geëffectueerde conversies nog geen rekening kon worden gehouden, m o e s t de opbrengst in 1935 (f 245 000) wel zeer bij de r a m i n g (f 840 000) t e n achter blijven.

Met betrekking tot h e t zegelrecht d i e n t t e worden opgemerkt, d a t mede tengevolge van herzieningen der wetgeving op ander gebied ( c h è q u e s ; nationali-teitsbewijzen van schepen) de zegelverordening 1921 in 1935 eenige wijzigingen van ondergeschikten aard heeft ondergaan ( I . S. nos. 67, 77 en 492).

M e t ingang van 1 J u l i 1935 werden voorts de zegelverordening 1921 — behoudens enkele afwijkingen v a n gering belang —-, alsmede de bepalingen betreffende het recht van zegel, voorkomende in andere algemeene verordeningen, van toepassing verklaard t e n aanzien v a n de Vorsten, de Zelfbesturen en de Zelfbestuursonderhoorigen in de gouvernementen Soerakarta en Jogjakarta (zegelverordening v o o r d e Vorstenlanden 1935; I . S. n°. 261).

De tijdelijke verkrijgbaarstelling van plakzegels ter waarde van vijf cent '(I. S. 1921 n». 639) is ingetrokken (zie I . S. 1935 n°. 519).

De opbrengst v a n h e t zegelrecht bedroeg in 1935 f 6 506 000, tegen f 7 173 000 in 1934.

Ten aanzien van de rechten van successie en van overgang werd reeds in het

\ e r s l a g over 1934 gewezen op h e t zeer wisselvallig karakter van dit middel.

D e opbrengsten bedroegen in 1935 respectievelijk f 1 573 000 en f 500 000, te^en

f 1 772 000 en f 200 000 in 1934. ° D e slachtbelastingen ondergingen ook in 1935 den ivloed van de verlaagde

tarieven voor d e huisslacht v a n runderen, buffels en paarden, neergelegd in de crisisslachtbelastingordonnantie ( I . S. 1933 n°. 352, j u n c t o 1934 n°. 700). De opbrengst van d i t middel bedroeg over 1935 f 4 753 000, tegen f 4 982 000 over 1934.

Bij Ord. v a n . 15 Nov. 1935 ( I . S. n°. 544) werden de in de verschillende gewestelijke slaehtbelastingordonnanties voorkomende strafbepalingen herzien en

op moderne leest geschoeid, terwijl tevens verandering werd gebracht in do regeling van de toekenning v a n premies aan hen, die bij het achterhalen van de strafbaar gestelde feiten diensten hebben bewezen. Over het toekennen van zoodanige premies zie G. B . 15 Nov. 1935 n°. 21 ( I . S. n°. 545).

D e Ord. op de motorvoertuigenbelasting ( I . S. 1934 n°. 718) onderging eenige wijzigingen bij Ord. van 18 Nov. 1935 ( I . S. n°. 551), o. a. m e t betrekking t o t h e t bezigen van een mengsel, van petroleum en benzine als brandstof.

H e t reglement t o t uitvoering van h e t verdrag van Genève van 31 M a a r t 1931 nopens de belastingheffing van vreemde motorrijtuigen ( I . S. 1934 n°. 122) is opgenomen in B b . n°. 13450.

Landelijke inkomsten op Java en Madoera. I n de gouvernementslanden op J a v a en Madoera geschiedde d e aanslag en de inning der landrente op den voet van de „ L a n d r e n t e - o r d o n n a n t i e 1 9 2 7 " ( I . S. n°. 163, sedert gewijzigd en aan-gevuld bij I . S. 1931 n°. 168), uitgezonderd in de gebiedsdeelen w a a r nog geen herziening plaats had en de aanslag en inning voortgingen overeenkomstig de regeling vervat in I . S. 1907 n°. 277 (sedert gewijzigd en aangevuld; zie I . S. 1912 n°. 605, 1916 n°. 735, 1922 n°. 472, 1925 n°. 544, 1927 n°. 164 en 1931 n°. 168).

Herziening van den landrente-aanslag op de basis van de landrente-ord. 1927 h a d p l a a t s in 4 districten van d e residentie B a n t a m , 3 van de residentie Buiten-zorg, 3 van de residentie Semarang, 3 v a n d e residentie Banjoemas, 5 van de residentie Madioen, 2 van de residentie Bodjonegoro en 7 van de residentie Besoeki.

I n t o t a a l werd in deze 27 districten geregistreerd een oppervlakte aan land-renteplichtige gronden van 549 854 h . a . (waarvan 251 901 h.a. sawahs) of 15 127 h.a. (2,8 %) meer dan volgens de l a a t s t e landrenteleggers, terwijl de landrente-aanslag in deze gebiedsdeelen van f 3 113 996 in 1934 terugliep tot f 1 904 315 in 1935 en derhalve m e t f 1 209 681 of 39 % verminderde als gevolg v a n de nieuwe wijze van vaststelling der basis-padi-prijzen ingevolge h e t G. B . 15 F e b r . 1935 n°. 29.

Blijkens de afdeelingsverslagen nopens den aanslag en de inning v a n de landrente in 1935 bedroeg de totale aanslag in dat jaar f 32 126 482, tegen in 1934 f 33 345 311. Uit hoofde van misgewas werd in 1935 ontheffing verleend t o t een bedrag van f 758 323 ; wegens onbeplant blijven van sawahs t o t een bedrag van f 128 840 en wegens andere buitengewone en gewichtige redenen, hoofdzakelijk in verband m e t de crisis, t o t een bedrag van f 9 631 034. I n totaal moest derhalve de landrente-aanslag in 1935 verminderd worden m e t f 10 518 197 (in 1934 m e t f 11 879 234), zoodat werkelijk t e heffen viel f 21 608 285 (in 1934 f 21 466 0 7 7 ) . Op 31 December 1935 was van den landrente-aanslag 1935 nog niet aangezuiverd een bedrag van f 2 662 326, terwijl door de m e t de inning belaste personen een bedrag van f 4244 werd verduisterd (in 1934 f 11 209).

De geleidelijke vermindering, welke de landrente-achterstand over de vooraf-gegane jaren in 1934 onderging, wettigde — ook gelet op de (zij het nog geringe) stijging, welke de prijzen van enkele landbouwproducten vertoonden — de ver-onderstelling, d a t m e t de in 1934 aan crisis-ontheffing verleende bedragen in h e t algemeen in voldoende m a t e was tegemoet gekomen aan d e heerschende geld-schaarschte in de desa en de verminderde betalingscapaciteit van de bevolking.

I n verband hiermede werd voor het jaar 1935 in de nog niet op de nieuwe padi-prijsbasis herziene districten een crisis-ontheffing verleend, welke behoudens een enkele uitzondering gelijk was aan die, welke werd toegestaan in h e t vooraf-gegane jaar. D a t desondanks h e t totaal bedrag dezer ontheffing terugliep, houdt verband m e t de voortschrijdende herziening van het landrenteplichtige areaal, waarbij uiteraard rekening werd gehouden m e t de wijzigingen in de economische verhoudingen.

Landrente in de Buitengewesten. De aanslag en de inning der landrente in d e residentie Bali en Lombok vindt plaats overeenkomstig de bepalingen der

„ B a l i - l a n d r e n t e - o r d o n n a n t i e " ( I . S. 1922 n°. 812, j u n c t o I . S. 1925 nó. 193).

I n 1935 werd de l a n d r e n t e herzien in de onderafdeelingen Gianjar en Kloengkoeng der af deeling Zuid-B ali.

Blijkens h e t gewestelijk verslag betreffende den aanslag en de inning van de landrente bedroeg de totale aanslag in 1935 f 2 479 823,"" tegen f 2 647 627 in 1934 \Vegens deugdelijk geconstateerd misgewas werd in 1935 ontheffing ver-leend t o t een bedrag v a n f 82 087; wegens onbeplant blijven van sawahs, enz.

t o t een bedrag van f 3984 en wegens andere buitengewone en gewichtige redenen, hoofdzakelijk m verband m e t de crisis, t o t een bedrag van f 487 303. Hierdoor ÏÏ^SV l a n d r e a t e-a a ns l a g in 1935 worden verminderd m e t f 573 374 (tegen in l i nni 5^ ' Z O o d a t w e r k e l iJ k t e heffen viel f 1 9 0 6 448 (tegen in 1934 t 1 901 292). De vermindering v a n de heffing is voornamelijk een gevolg v a n de voortschrijdende herziening van den lamdrente-aanslag, waarbij rekening m e t de gewijzigde economische constellatie werd gehouden. Op 31 December 1935 was v a n d e n aanslag nog niet aangezuiverd f 388 6 7 3 ; aan boeten werd geïnd f 1 8 521.

I n d e residentie Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo geschiedt de aanslag en de m n m g der landrente overeenkomstig de regeling, vervat in de Borneo"

l a n d r e n t e - o r d o n n a n t i e " ( I . S. 1923 n°. 484, j u n c t o I . S. 1925 n°. 193 en 1932 n°. 102). I n 1935 werd de aanslag herzien in d e districten A m a n d i t (onderafd.

K a n d a n g a n ) en Benoea I V (onderafd. R a n t a u ) .

Blijkens h e t gewestelijk verslag nopens den aanslag en de inning v a n de landrente bedroeg de totale aanslag in 1935 f 591 402, tegen in 1934 f 702 947.

Wegens deugdelijk geconstateerd misgewas werd i n 1935 ontheffing verleend t o t een bedrag v a n f 76 208 *) ; wegens onbeplant blijven van sawahs, enz. tot-een bedrag van f 57 064 *) ; in verband m e t andere buitengewone en gewichtige redenen tot een bedrag van f 93 978 1), terwijl aan vrijstellingen voor leden van het kampongbestuur werd verleend een bedrag v a n f 5651 1). Hierdoor m o e s t de landrente-aanslag in 1935 worden verminderd m e t f 232 901 ' ) (tegen in 1934 f 387 817), zoodat werkelijk t e heffen viel f 358 501 (tegen in 1934 f 315 130).

De vermindering v a n d e heffing is grootendeels een gevolg van de herziening van den aanslag en v a n de in verband m e t de tijdsomstandigheden genomen maatregelen t o t verlichting van d e n landrentedruk. Op 31 December 1935 was van den aanslag nog niet aangezuiverd f 61 325.

I n h e t gouvernement Celebes en Onderhoorigheden heeft de aanslag en de inning der landrente plaats overeenkomstig de regeling, vervat in de „Celebes-l a n d r e n t e - o r d o n n a n t i e " ( I . S. 1927 n°. 279). I n 1935 werd de aans„Celebes-lag op den voet dezer regeling ingevoerd in de onderafdeeling Boeloekoemba van de af-deeling B o n t h a i n .

Blijkens h e t gewestelijk verslag nopens den aanslag en de inning van de landrente m 1935 bedroeg de totale aanslag f 603 893 (tegen in 1934 f 573 467).

I n verband m e t deugdelijk geconstateerd misgewas werd in 1935 ontheffing verleend t o t een bedrag van f 27 465; wegens onbeplant blijven v a n sawahs, enz.

t o t een som van f 3662 en wegens andere buitengewone en gewichtige redenen m verband m e t de crisis t o t een bedrag v a n f 158 210. Hierdoor moest de land-rente-aanslag m 1935 verminderd worden m e t f 1 8 9 337 (tegen in 1934 f 2 7 5 213), zoodat werkelijk t e heffen viel f 414 556 (tegen in 1934 f 298 399).

De vermeerdering van h e t t e heffen bedrag is voornamelijk te danken aan de verdere invoering van de landrente in Zuid-Celebes. Op 31 December 1935 was van d e n aanslag 1935 nog niet aangezuiverd f 9 5 262; aan boeten werd geïnd een som v a n f 2536.

Andere landelijke inkomsten. Voor de overige onder de landelijke inkomsten begrepen belastingen (de Inlandsche verponding, de gebruiksgrondbelasting in de Buitengewesten en het hoofdgeld van de heerendienstplichtigen in de gouver-n e m e gouver-n t s l a gouver-n d e gouver-n buitegouver-n J a v a egouver-n Madoera) wordegouver-n de voorloopige uitkomstegouver-n voor de begrootmgsrekenmg 1935 gesteld op onderscheidenlijk f 132 000, f 34 000 en f 89 000. De belasting op de vischvijvers op J a v a en Madoera werd vervangen door de l a n d r e n t e .

V a n de groep in- en uitvoerrechten en statistiekrecht valt het volgende t e vermelden.

*) Voorloopige cijfers.

Ook gedurende het jaar 1935 werden 50 opcenten op de invoerrechten ge-heven ingevolge de wet van 30 Nov. 1934 ( I . S. n0. 6 7 5 ) .

D e opbrengsten van de verschillende rechten hebben over 1934 en 1935 bedragen:

1934. 1935.

Invoerrecht f 52 367 542 f 47 810 782 Uitvoerrecht 3 162 265 2 254 924 Statistiekrecht 1 948 998 1 809 886 f 57 478 805 f 51 875 592

D e opbrengst van h e t bijzonder uitvoerrecht op bevolkingsrubber (wet v a n 29 Dec. 1934, I . S. 1935 n°. 353) heeft bedragen: voor het tijdvak 1 J u n i 1934 t o t 31 December 1934 f 11 541 341 en over h e t jaar 1935 f 24 150 562.

Bij d e wet van 25 April 1935 ( I . S. n°. 291) werd bekrachtigd de Ord. in I . S. 1934 n°. 707, waarbij werd bepaald, d a t gedurende h e t tijdvak 1 J a n u a r i 1935 t o t en m e t 30 J u n i 1936 geen uitvoerrecht wordt geheven bij uitvoer uit J a v a en Madoera van aldaar geteelde tabak, niet bereid voor de Inlandsche m a r k t . Bij Ord. van 11 Mei 1936 ( I . S. n°. 225) is die termijn m e t één jaar verlengd.

Bij Ord. van 23 Sept. 1935 ( I . S. n0. 466) — bekrachtigd bij de wet van 11 M a a r t 1936 ( I . S. n°. 185) — is de uitvoer van ondernemingsrubber en van niet m e t bijzonder uitvoerrecht belaste bevolkingsrubber belast m e t een uitvoer-recht, waarvan h e t bedrag afhankelijk werd gesteld van den gemiddelden prijs van J a v a standard sheets.

Ter verscherping van de op de beteugeling van den smokkelhandel gerichte bepalingen werd de Bechtenordonnantie gewijzigd en aangevuld bij Ordn. van 23 April 1935 ( I . S. n°. 149) en 11 Dec. 1935 ( I . S. n». 584), welke mede een wijziging inhouden v a n het reglement op de strafvordering, het Inlandsen regle-m e n t en het rechtsregleregle-ment Buitengewesten.

Vrijstellingen van invoerrecht krachtens art. 3, eerste lid, der Indische Tariefwet werden verleend bij B . V. in I . S. 1935 n°. 339 en 447.

Wegens overtreding van de bepalingen op de tolrechten werden in 1935 afgedaan 689 bekeuringen (waarvan 589 bij onderhandsche schikking), tegen 896 (794) in 1934.

De ontvangsten aan accijnzen bedroegen in 1935 en 1934:

1935. 1934.

Accijns op Inlandsen gedistilleerd f 495 199 f 569 680 Accijns op bier 509 708 344 027 Tabaksaccijns 9 082 954 8 707 144 Accijns op petroleum \ b e n z i n e 1 9 3 5 6 7 3 6 1 6 9 5 6 2 0 8

( k e r o s i n e 10 619 232 1 1 2 3 3 011 Accijns op lucifers 1 9 9 4 631 2 5 2 1 9 8 2 Suikeraccijns 6 048 851 6 500 979 D e accijns op bier, welke sinds 10 J a n u a r i 1934 werd geheven n a a r den maatstaf van f 5 per h.L, verhoogd m e t 50 opcenten, werd bij Ord. v a n 14 Oct.

1935 (I. S. n°. 502) m e t ingang van. 1 J a n u a r i 1936 gebracht op f 6 per h.L, eveneens t e verhoogen m e t 50 opcenten.

De accijns op benzine werd bij Ord. van 31 Dec. 1934 ( I . S. n°. 716) m e t ingang van 1 J a n u a r i 1935 verhoogd tot f 10 per h.L Op deze hoofdsom worden tijdelijk 30 opcenten geheven (Ord. van 31 Dec. 1934; I. S. n°. 717). Deze ordonnanties werden bekrachtigd bij de wet van 27 J u n i 1935 (I. S. n°. 372).

Op 16 J u n i 1935 zijn in werking getreden de nieuwe bepalingen inzake den lucifersaccijns, vervat in I . S. 1935 n°. 145, juncto n°. 163. Deze materie is

geheel opnieuw geregeld; ter verzekering van den accijns werd h e t banderolle-stelsel ingevoerd. De accijns bedraagt t h a n s : a. voor verpakkingen, welke niet meer dan 41 lucifers bevatten f 1,04 per gros verpakkingen; b. voor verpakkingen, welke m e e r d a n 4 1 , doch niet m e e r dan 82 lucifers b e v a t t e n f 2,08 per gros verpakkingen. Onder „ v e r p a k k i n g " wordt v e r s t a a n : doosje, huisje, boekje of andere daarmede op één lijn t e stellen eerste verpakking.

Wegens overtreding v a n de gedistilleerd-accijnsbepalingen werden in 1935 afgedaan 722 bekeuringen, tegen 417 in 1934; wegens h e t hebben v a n clandestiene stokerijen in de Buitengewesten werden in 1935 afgedaan 1592 bekeuringen, tegen 1471 in 1934. W e g e n s overtreding v a n de tabaksaccijnsbepalingen werden in 1935 afgedaan 1536 bekeuringen, w a a r v a n 1277 bij onderhandsche schikking (in 1934 1883 en 1455), terwijl wegens overtreding der suikeraccijnsbepalingen werden afgedaan 7 bekeuringen, waarvan 2 bij onderhandsche schikking (in 1934 12 en 12).

Pachten. Wegens h e t verstrijken van de termijnen van de loopende pacht-overeenkomsten vond verpachting v a n h e t r e c h t t o t het houden van particuliere pandhuizen in 1935 plaats in de residentiën W esteraf deeling v a n Borneo, Zuider- en Oosterafdeeling v a n Borneo, Djambi, de Molukken en Timor en Onderhoorigheden; in deze gewesten is de pandhuisdienst nog niet, d a n wel slechts gedeeltelijk werkzaam.

I n het Verslag over 1934 werd opgemerkt, d a t de rechten in verband m e t de onzekere tijdsomstandigheden slechts voor den tijd v a n één jaar in p a c h t werden afgestaan. I n 1935 werd echter bij een aantal in de residentie Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo gehouden tweeledige verpachtingen een belangrijk hooger bod verkregen voor een driejarig tijdvak dan voor een éénjarig tijdvak.

I n die gevallen werd t o t een driejarig p a c h t c o n t r a c t besloten. Overigens bleven d e hoogste biedingen gelijk aan, d a n wel beneden die van het voorafgegane tijdvak.

I n de residentie Zuider- en Oosterafdeeling v a n Borneo werd in negen gevallen het b e s t a a n van clandestiene pandhuizen geconstateerd. De overtreders (allen van Chineeschen l a n d a a r d ) werden m e t een geldboete gestraft.

Zooals reeds in h e t Verslag over 1934 werd verwacht, heeft de in 1935 in het leven geroepen mogelijkheid tot snellere berechting v a n overtredingen van het p a c h t r e g l e m e n t ( I . S. 1935 n°. 73) de in d a t jaar uitgebrachte biedingen gunstig beïnvloed. Zoo bracht het r e c h t tot verkoop van gedistilleerd in het gewest Biouw en Onderhoorigheden (uitgezonderd d e Poelautoedjoeh-archipel en het op den vasten wal van S u m a t r a gelegen gedeelte van h e t gewest) in 1935 f 43 200 op, tegen f 26 400 in 1934 en in den Poelautoedjoeh-archipel f 2400, tegen f 960 in 1934.

H e t recht tot alleen verkoop v a n laroe t e r hoofdplaats Koepang (res. Timor en Onderhoorigheden) werd gegund aan den eenigen bieder voor den tijd van één jaar tegen f 2280 (vorig tijdvak f 3660).

D e opbrengst voor de verpachtingen bedroeg in totaal f 64 517, tegen f 65 054 in 1934.

D e licentiën voor h e t houden van Chineesche dobbelspelen b r a c h t e n f 95 300 op, d u s r u i m f 2 8 000 m i n d e r d a n in 1934 ( f 1 2 3 972), hetgeen o. m . m o e t worden toegeschreven aan het in 1935 t o t de hoofden van gewestelijk bestuur gerichte rondschrijven, waarin op spaarzaamheid bij het verleenen van ver-gunningen wordt aangedrongen ( B b . n°. 13534).

In document BIBLIOTHEEK KITLV 0154 3741 (pagina 26-32)