• No results found

Overzicht van den landbouw

In document BIBLIOTHEEK KITLV 0154 3741 (pagina 49-88)

rs van den wereldhandel

1. Overzicht van den landbouw

a. Moessonverloop. x) H e t weer op J a v a was in 1935 gekarakteriseerd door vele en lange kenteringsperioden en een zwakken of matigen westmoesson. De oostmoesson stond in Mei t / m September regelmatig door. I n de m a a n d e n October en November heerschte de kentering; zelfs in December was van een doorstaanden westmoesson nog geen sprake.

I n J a n u a r i was de regenval in Batavia, Priangan en Cheribon normaal of minder dan n o r m a a l ; in Kediri, Soerabaja en Madoera normaal of hooger. I n de overige residenties schommelde de val in die m a a n d o m h e t veeljarig gemiddelde.

I n Februari was de regenval in h e t algemeen aan d e n lagen k a n t . Zwaardere regens werden toen geconstateerd in het bergland van Batavia, in Priangan en Banjoemas en op de zuidwestelijke hellingen van de Kloet en de Kawi. Ook in M a a r t bleef de regenval aan den lagen k a n t . Enkele streken in Batavia, Sema-rang, Soerabaja en Besoeki noteerden toen o v e r m a a t . I n April was de regenval normaal of hooger, terwijl in Mei de meeste afwijkingen weer aan den negatieven k a n t waren. Cheribon, Jogjakarta, Soerakarta en Madioen noteerden in die periode tekorten van 40 tot 90 % van normaal. Ook J u n i b r a c h t meerendeels t e weinig regen, behalve in B a n t a m , Batavia, Priangan en Semarang. I n het derde kwartaal heerschte groote droogte over geheel J a v a . I n October kwamen de regens door, doch m e t uitzondering van enkele gebieden, waar o v e r m a a t viel, bleven de m a a n d s o m m e n nog aan den lagen kant. I n November noteerden Batavia, Priangan, Banjoemas en Jogjakarta normale en zware regens, m de overige residenties schommelde de val sterk, m a a r bleef in h e t algemeen beneden normaal. I n December viel slechts in deelen van Batavia, Priangan en Banjoemas overmaat, elders was de val normaal of lager.

Met uitzondering van de residentie P a l e m b a n g , waar cle regenval normaal was, bleef gedurende de m a a n d J a n u a r i de neerslag op S u m a t r a en omliggende eilanden belangrijk beneden het veeljarig gemiddelde. Deze periode van betrek-kelijke droogte zette zich plaatselijk in Februari nog voort. Van M a a r t t o t en m e t J u n i was de regenval over het algemeen normaal, doch in J u l i werd een tekort aan regen geconstateerd. E e n belangrijk tekort werd gedurende Augustus waargenomen in de residenties Djambi, Palembang, Benkoelen en Lampoengsche Districten, terwijl in de overige gewesten de regenval toen normaal of boven normaal was. September bleef voor de meeste gebieden beneden of belangrijk beneden het veeljarig gemiddelde, in Atjeh heerschte zelfs een felle droogte.

Gedurende het laatste kwartaal was de regenval over h e t algemeen normaal, behalve in de Lampoengsche Districten, waar in December een tekort, en S u m a t r a ' s ^Vestkust, waar een overmaat aan neerslag werd genoteerd.

Op Borneo waren de laatste helft van J a n u a r i en de eerste helft v a n Februari voor eenige gebieden van de Westerafdeeling van Borneo zeer droog, overigens was de regenval in deze m a a n d e n vrijwel normaal. Ook gedurende Maart, April en Mei kwamen over h e t algemeen geen belangrijke afwijkingen van het veeljarig o-emiddelde voor. I n J u n i viel op veel plaatsen een overmaat aan neerslag, doch in J u l i was de regenval in h e t algemeen normaal of m i n d e r dan normaal. Sterk wisselend was de regenval gedurende Augustus voor de Zuider- en Ooster-afdeeling van Borneo, terwijl de WesterOoster-afdeeling van Borneo toen een o v e r m a a t had. I n September was d e regenval in het algemeen aan den lagen k a n t ; de Zuider- en Oosterafdeeling boekte zelfs een aanzienlijk tekort. Gedurende het laatste kwartaal week de regenval niet in belangrijke m a t e af van h e t veeljarig gemiddelde.

De regenval op Celebes was in J a n u a r i en de eerste helft van Februari over h e t algemeen geringer d a n normaal, doch h e t was plaatselijk in Zuid-Celebes abnormaal droog. Zware regens vielen gedurende M a a r t in Noord-Celebes en in eenige deelen van Zuid-Celebes. I n April, Mei en J u n i was de regenval over het algemeen vrij normaal tot hooger dan normaal. I n J u l i en Augustus werd over

!) Ontleend aan het „Kort overzicht van het weer in 1935" door dr. H. P. Berlage jr.

het algemeen in Zuid-Celebes een regentekort geboekt, terwijl de regenval een normaal beeld vertoonde in Noord-Celebes, m e t uitzondering van enkele gebieden m e t ernstige droogte. E e n belangrijk tekort aan neerslag had Zuid-Celebes gedurende S e p t e m b e r ; in October daarentegen was de regenval in geheel Celebes hooger, soms zelfs zeer belangrijk hooger dan normaal, uitgezonderd het zuidelijk deel van het zuidwestelijk schiereiland, waar normale en beneden normale regens vielen. I n November had de Minahasa een surplus aan regen, terwijl voor de rest van Celebes de val normaal was. Hoewel December over h e t algemeen werd gekenmerkt door een regentekort, hadden eenige plaatsen in Zuid-Celebes een belangrijk surplus.

Op de Kleine Soenda-eilanden was, m e t uitzondering van een surplus in M a a r t en April in bepaalde gebieden van Lombok, de regenval tot en m e t Sep-tember veelal minder d a n normaal. October gaf een overmaat aan regen, terwijl November en December weer tekorten h a d d e n .

I n Februari, Augustus, September en December traden in de Molukken tekorten op, terwijl een teveel voorkwam in J u n i en October; in de overige m a a n d e n was de regenval normaal.

b. Bouwgronden. 1) De volgende tabel geeft de uitgestrektheid van de bouwvelden der Inlandsche bevolking, gesplitst in sawahs en droge gronden.

De landrenteplichtig geworden zeevischvijvers en de hoema-blokken in Zuid-B a n t a m zijn niet in de cijfers der droge gronden opgenomen; wèl de erven, de nipahbosschen en, sedert 1926, de tijdelijk bij de bevolking in gebruik zijnde gronden (uit de boschreserve, op particuliere landerijen en erfpachtsperceelen).

Uitgestrektheid der Inlandsche bouwgronden op J a v a en Madoera.

Jaar. Binnenlandsch B e s t u u r gehouden enquête naar den aard van het grondbezit bedroeg de totale oppervlakte aan erven in dat jaar + 1 2 5 2 000 ha °(exclusief de erven op d e particuliere landerijen) ; voor 1935 wordt in de landbouwstatistiek voor erven ( m e t inbegrip van die op de particuliere landerijen) een oppervlak van 1 407 000 ha vermeld.

1), Voor verdere detail-gegevens wordt verwezen naar het Statistisch Jaaroverzicht van Nederlandsch-Indië over het jaar 1935, deel I I van dit Verslag.

2) Verbeterde cijfers.

Tijdelijk bij de bevolking in gebruik zijnde gronden op J a v a en Madoera (in duizendtallen h a ) .

Jaar.

1935

1933 1932 1931

loan . . 1929

Sawahs.

155 000 159 000 163 000 161 000 123 000 149 000 152 000

Dro ge gronden.

118 000 120 000 121 000 !) 117 0001) 114 0001) 140 000 142 000

c. Oogstresultaten. Éénjarige IriUmdsche gewassen. In 1935 was het geoogste areaal van eenjarige gewassen grooter d a n in 1934 en ook grooter d a n het veel-jarig gemiddelde, waarbij verschillende factoren, zooals de gunstige weersom-standigheden gedurende den westmoesson, de zeer verminderde werkgelegenheid buiten den I n l a n d s c h e n landbouw, de geldschaarscbte en zeker ook de beperking-van den rijstinvoer zullen hebben medegewerkt.

E e n inzicht in de totale bedrijvigheid in de sawah- en tegalan-cultuur geeft de volgende tabel.

Geoogste (geslaagde) uitgestrektheden eenjarige gewassen (in duizendtallen h e c t a r e n ) . 2)

Jaar.

Jan./Aug. 1935 1934 1933

Gemiddeld 1925/1934 . . . . Sept./Dec. 1935

1934 1933

Gemiddeld 1925/1934 . . . .

West-Java.

1275 1166 1244 1243 286 307 294 239

Midden-Java en

Vorsten-landen.

2 368 2 216 2 254 2 149 701 746 838 720

Oost-Java.

2 841 2 574 2 678 2 554 932 1002 1003 840

Java en Madoera.

6 484 5 956 6176 5 946 1919 2 055 2135 1799

1) Verbeterd cijfer.

2) Ten einde een beter beeld te geven van de geoogste uitgestrektheden van den west-moesson-aanplant en die van den oostwest-moesson-aanplant is in deze tabel — in afwijking van vorige verslagen — het jaar gesplitst in de perioden Januari/Augustus (oogst van den west-moesson- aanplant) en September/December (oogst van den oostwest-moesson-aanplant).

Uit dit overzicht blijkt, dat vooral in de eerste 8 m a a n d e n (d. i. van den westmoesson-aanplant) van 1935 meer geoogst is dan in de overeenkomstige periode van 1933 en 1934 en ook meer dan het veeljarig gemiddelde. I n de laatste 4 m a a n d e n is het totaal geslaagde areaal vanwege de groote droogte kleiner dan in het overeenkomstig tijdvak van de jaren 1933 en 1934, m a a r toch nog grooter dan het veeljarig gemiddelde.

H e t totaal der geoogste uitgestrektheden was 5 % grooter dan in 1934 en 9 % grooter dan het gemiddelde van 1925/1934.

De staande aanplant op het eind van 1935 was 2 % kleiner dan op einde 1934, doch nog 4 % grooter dan op einde 1933 en 9 % grooter dan het veeljarig gemiddelde.

E e n meer gedetailleerd overzicht van de geoogste oppervlakten der voor-n a a m s t e éévoor-njarige Ivoor-nlavoor-ndsche lavoor-ndbouwgewassevoor-n is ivoor-n devoor-n volgevoor-ndevoor-n s t a a t opge-nomen.

Geoogste (geslaagde) uitgestrektheden op J a v a en Madoera.

G e w a s s e n . Inlandsche tabak. . . Inlandsch suikerriet .

De in 1935 geoogste oppervlakte sawahpadi en gogorantja was grooter dan die der laatste j a r e n ; die van padi-gogo daarentegen kleiner, hetgeen hoofd-zakelijk moet worden toegeschreven; aan groote mislukkingen wegens de droogte.

Van mais slaagden in 1935 grootere arealen dan in 1934 en h e t veeljarig gemiddelde. Met het zeer gunstig jaar 1933 vooraan, behoort 1935 tot de beste maisjaren. Ook de geslaagde oppervlakte cassave was in 1935 grooter dan die in de laatste jaren. B a t a t e n en andere knolgewassen gaven eveneens voordeelige verschillen t e zien, terwijl vooral de uitbreiding van de kedelé zeer belangrijk w a s . De geslaagde oppervlakten der overige gewassen waren vrijwel gelijk aan die v a n h e t vorig verslagjaar, uitgezonderd die van aardnoten en Inlandsche tabak, welke kleiner waren.

De ramingen der producties, welke volgens de gebruikelijke methode ge-schiedden, zijn in den volgenden s t a a t samengevat.

Geoogste hoeveelheden op J a v a en Madoera (in duizendtallen q u i n t a l e n ) .

P r o d u c t .

Sawahpadi en gogorantja (droge padi) . Padi-gogo (droge padi)

Mais (droog zaad)

Cassave (versehe wortels) Bataten (versehe knollen)

Aardappelen (versehe knollen) . . . . Aardnoten (droog zaad)

Kedelé (droog zaad)

72 258 4 527 19 892 63 431 13 596

739 1436 2 027

66 237 4 622 17 197 57 935 10 688 845 1494 1754

Gemidd.

1925/1934.

65 563 5 268 18 900 58 401 10 492 941 1528 1302

De gemiddelde, voor de productieberekening van 1935 gebruikte proefsnit-opbrengsten van padi-gogo, mais, cassave en aardnoten, zijn hooger dan van

1934, die van b a t a t e n , aardappelen en kedelé lager.

De verdeeling der gewassen over sawahs en droge gronden was ongeveer als in 1934. I n 1935 werd 56 % van alle eenjarige gewassen van sawahs en 44 % van droge gronden geoogst. Voor 1934 waren deze cijfers respectievelijk 57 % en 43 % .

I n de Buitengewesten was de rijstoogst minder gunstig dan in 1934; wel was volgens de berichten — uitgezonderd voor Bali en Lombok bestaan voor de Buitengewesten geen statistische gegevens de beplante uitgestrektheid grooter, m a a r d e opbrengst per oppervlakte-eenheid was over h e t algemeen lager als gevolg van de abnormale droogte in vele streken. I n de lebak-streken van Palem-bang was de oogst zeer goed. V a n Padanglawas (res. Tapanoeli), Loeboeksika-ping (res. S u m a t r a ' s W e s t k u s t ) , Bengkalis (gouv. Oostkust van S u m a t r a ) , enkele onderafdeelingen van de residentie Palembang, het Mahakam-gebied (res. Zuider-en Oosterafdeeling van B o r n e o ) , eZuider-enige p l a a t s e n ter Westerafdeeling van Borneo, Zuid-Celebes, werd oogstbeschadiging, veelal tengevolge van droogte, gemeld.

I n Zuid-Celebes k w a m plaatselijk oogstmislukking door bandjirs voor; ter Oost-kust v a n S u m a t r a brachten zware regens schade toe aan het gewas.

Op eenige plaatsen kwam de voedselvoorziening in gevaar, doch door tijdige suppletie van tweede gewassen en soms door werkverschaffing kon in vrijwel alle moeilijkheden worden voorzien; slechts op Loti, waar de mais mislukte, was h e t noodzakelijk van Overheidswege tot voedselverstrekking over t e gaan.

Andere cultuurgewassen. Evenals in het vorig Verslag zullen ook t h a n s alle gegevens betreffende de andere cultuurgewassen worden verwerkt in het over-zicht van de verschillende landbouwgewassen.

d. Voedseltoestand. Voor een globaal denkbeeld van den voedseltoestand op J a v a en Madoera in 1935, voor zoover die afhankelijk is van d e producties der belangrijkste éénjarige gewassen, zijn in het volgend overzicht de voor het verbruik ter beschikking gekomen hoeveelheden berekend en vergeleken m e t

1934 (ongunstig j a a r ) , 1933 (gunstig), 1932 (gunstig), 1931 (ongunstig), 1930 (gunstig) en h e t ' g e m i d d e l d e van 1925/1934.

4

Beschikbaar voor verbruik op J a v a en Madoera.

P r o d u c t e n .

Cassave (versehe wortels)

Bataten (versehe) . . . .

Aardappelen (versehe) . .

Aardnoten (gepeld). . . .

P r o d u c t e n . J a a r .

1935 1934 1933 1932 1931 1930 Gem. 1925/1934

In duizenden quintalen.

Productie minus zaaizaad.

1852 1600 1655 1355 1175 1159 1177

(+) Invoer-of (—) uit- voerex-cedent.

+ 9

+ 221 + 470 + 546 + 968 + 884 + 726

Voor verbruik

beschik-baar.

1861 1821 2125 1901 2143 2 043 1903

Beschik-baar per

hoofd (in kg).

4,17 4,14 4,89 4,43 5,07 4,90 4,59

H i e r u i t blijkt, d a t het per hoofd berekend cijfer van rijst, hoewel hooger dan in 1934, beneden dat van de jaren 1930—1933 en h e t tienjarig gemiddelde blijft. Door den langen d u u r van den patjeklik-tijd 1934/1935 is in de eerste m a a n d e n v a n 1935 meer rijst ingevoerd dan in 1934 (na Augustus heeft practiseh geen invoer van rijst meer plaats g e h a d ) .

V a n mais was per hoofd m e e r beschikbaar d a n in 1934, doch minder dan in de voorafgegane tien jaren.

Voor cassave en b a t a t e n waren de cijfers in 1935, zoowel de absolute hoeveel-heden als die per hoofd, lager dan in de voorafgegane jaren. V a n kedelé was het verbruik per hoofd in 1935 ongeveer gelijk aan 1934, m a a r het bleef achter bij de vorige jaren en het tienjarig gemiddelde. Hierbij dient echter in h e t oog t e worden gehouden, dat h e t invoeroverschot in 1935 niet meer dan slechts 900 ton bedroeg, tegen 22 000 ton in 1934, 47 000 ton in 1933 en gemiddeld 73 000 ton in 1925/1934 (in 1931 bedroeg h e t invoeroverschot nog 97 000 t o n ) .

Voor de beschouwing van den voeclseltoestand leent het kalenderjaar zich slecht, immers zijn daarin twee halve patjekliks inbegrepen. De slechte oogst van 1934 deed zich in de eerste m a a n d e n van 1935 duchtig gevoelen, waarbij de geldschaarschte en de geringe werkgelegenheid op het platteland de moeilijk-heden zeer vergrootten. Bovendien kwamen meer misoogsten in eenige streken voor. De grootste moeilijkheden werden in de patjeklik 1934/1935 ondervonden in de regentschappen Indramajoe, Tjilatjap en Banjoemas.

I n de patjeklik-maanden van 1935/1936 was de oorzaak der plaatselijke voedselschaarschte, dank zij de over het geheel goede oogsten, meer gelegen in de geldschaarschte en in plaatselijke toestanden, waardoor cle moeilijkheden in de voedseldistributie werden vergroot. I n de regentschappen Cheribon, Indra-majoe en de districten Kroja en Tjilatjap, m a a r ook enkele streken in Noord-Madioen en Bodjonegoro was h e t n e m e n van maatregelen noodzakelijk. Voor zoover moeilijkheden werden ondervonden, werden deze gelenigd door gou ver -nements-rijstinvoer en -distributie, alsook door „reliefworks".

De voedseltoestand was over h e t geheel bevredigend t o t gunstig. I n hooger-genoemde gebieden, waar de oogsten tengevolge van de droogte minder goed uitvielen, werden plaatselijke moeilijkheden ondervonden. Slechts op Leti was het noodzakelijk van Overheidswege t o t voedselverstrekking over t e gaan. I n de overige gevallen kon door samenwerking van Binnenlandsch B e s t u u r en Land-bouwvoorlichtingsdienst worden gezorgd voor een tijdige suppletie van tweede gewassen, terwijl in eenige gevallen werkverschaffing uitkomst bracht.

H e t rijstinvoeroverschot van de Buitengewesten (inclusief Bali en Lombok) steeg van 243 700 ton in 1934 t o t 287 000 ton in 1935.

H e t geschatte, door invoer aan t e vullen, rijsttekort per hoofd (inclusief Bali en L o m b o k ) was, aangenomen d a t de bevolkingstoename 14 % per jaar bedraagt, ± 14 kg per hoofd, tegen + 12 kg in 1934. Sinds 1929 is dat cijfer resp. 214, 2 1 , 174,, 14, 13 en 12 geweest. De consumptie door de koeliebevolking

zal ongeveer even groot zijn geweest als in 1934, zoodat de vergrooting van liet tekort bijna geheel voor rekening van de overige bevolking komt.

I n de volgende tabel zijn de rijstin- of uitvoer-excedenten gewestwijze opge-nomen, voor zoover die uit h e t overzeetransport zijn n a t e gaan (verkeer m e t h e t buitenland, m e t J a v a en de Buitengewesten intergewestelijk).

I n - of uitvoer-excedenten van gepelde rijst in duizenden tonnen ( -)- = uitvoer).

G e w e s t e n .

Atjeh en Onderhoorigheden . . . . Oostkust van Sumatra

Tapanoeli

Sumatra's "Westkust

Riouw en Onderhoorigheden . . . Djambi

Palembang Benkoelen Bangka Billiton

Westerafdeeling van Borneo . . . Zuider- en Oosterafdeehng van Borneo Celebes en Onderhoorigheden . . . Manado

Molukken

Timor en Onderhoorigheden . . . Bali en Lombok

Totaal Sumatra en Biouw . .

„ Bangka en Billiton . .

„ Celebes en Groote Oost.

Algemeene totalen Bij vergelijking m e t het jaar 1934, valt vooral de sterke stijging van het inyoeroverschot ter Oostkust van S u m a t r a o p ; in absoluten zin hadden verder Atjeh, de Westerafdeeling van Borneo en M a n a d o vrij belangrijk grooter invoer-overschotten dan in 1934. De uitvoerinvoer-overschotten van Celebes en Onderhoorig-heden en van Bali en Lombok waren vrij belangrijk minder dan in 1934, doch, vooral wat eerstgenoemd gewest betreft, toch nog hooger d a n gemiddeld in de periode 1930/1934. Uit het buitenland werd in verslagjaar vooral ingevoerd in de Oostkust van S u m a t r a , minder in Bangka, West-Borneo, Manado en Biouw;

de uitvoer naar het buitenland (vooral Nederland) had bijna uitsluitend uit Bali en Lombok plaats. N a a r J a v a werd vooral uitgevoerd door P a l e m b a n g , Celebes en L o m b o k ; invoer uit J a v a had vooral plaats in de Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo, P a l e m b a n g en de Oostkust van S u m a t r a . De Zuider- en Ooster-afdeeling van Borneo en M a n a d o hadden een relatief belangrijken invoer uit andere gewesten.

e. Grisiscultuurordormanties. De voortdurende crisis in de Europeesche cultures m a a k t e het noodig, over te gaan tot verlenging van den werkingsduur van d e crisiseultuurordonnanties ( I . S. 1933 nos. 202 t / m 205), welke werden

t o t stand gebracht ter voorkoming van verdere afbraak van de ernstig in h u n bestaan bedreigde particuliere proefstations en ter instandhouding van het door die instellingen verricht wetenschappelijk onderzoek t o t verbetering van de cultures.

Te dien einde werd bij Ordn. van 10 Oct. 1935 ( I . S. nos. 488 t / m 491) bepaald, d a t de in 1933 getroffen maatregelen, welke bij den aanvang van 1936 zouden vervallen, van kracht zullen blijven tot 1 J a n u a r i 1941.

f. Crisismaatregelen, in het belang van den landbouw. Suiker. De suiker-uitvoer-ordonnantie ( I . S. 1931 n°. 114), welke de deelneming van Nederlandsch-Indië aan de Chadbourne-overeenkomst regelt, en de verbandsuiker-ordonnantic

( I . S. 1932 n°. 643), welke den afzet van de Java-suiker in handen legt van een centrale verkoopsorganisatie ( N . I . V . A . S . ) , bleven ook in 1935 ongewijzigd gehandhaafd. Op grond van deze laatste Ord. bleef de suikerverkoop onder centraal toezicht der Begeering, die verder H a a r bemoeienis bleef verleenen bij de vaststelling van de grootte en de verdeeling van den rietaanplant.

De in 1934 tot stand gekomen suikerinvoer-ordonnantie ( I . S. n°. 194), waarbij de invoer van suiker binnen h e t tolgebied van Nederlandseh-lndië gedurende een termijn van twaalf m a a n d e n (van 12 April 1934 af) werd ver-boden, werd vervangen door de Ord. in I . S. 1935 n°. 132, waarbij die termijn t o t 1 April 1936 werd verlengd. H e t in deze Ord. neergelegd invoerverbod is noodig om, zoolang de prijzen waarvoor Java-suiker naar het buitenland verkocht moet worden, aanmerkelijk beneden het voor binnenlandsche consumptie gehandhaafde prijspeil liggen, herinvoer t e voorkomen.

De suikerrietplantmateriaaluitvoer-verordening ( I . S. 1934 n°. 527) bleef ongewijzigd van kracht.

Om aan de bestaande onzekerheid o m t r e n t de Eegeeringsbemoeienis nà 1 April 1936 een einde te maken, deed de Begeering op 18 Februari 1935 in den Volks-raad H a a r s t a n d p u n t ter zake uiteenzetten. I n deze Begeeringsverklaring werd omstandig gemotiveerd medegedeeld, dat Begeeringsinmenging ook in den ver-volge nog niet kon worden ontbeerd en dat zoowel een beheerschte productie als een beheerschte afzet voor de eerstvolgende jaren noodzakelijk m o e t worden geacht.

Bij G . B . 18 M a a r t 1935 n°. 28 ( J . C. n°. 26) werd een commissie ingesteld onder voorzitterschap van het oud-lid van den B a a d van Indië G. B . Erdbrink m e t de opdracht, na t e gaan op welke wijze het gesteld doel het best zou kunnen worden verwezenlijkt; in September 1935 bracht deze commissie verslag uit, dat in December den Volksraad werd aangeboden. De door de commissie voor-gestelde maatregelen werden in hoofdzaak door de Begeering overgenomen en in d e n vorm van een vijftal ontwerp-ordonnanties op 30 December 1935 den Volksraad aangeboden. De commissie werd ontbonden bij G . B . 15 Nov. 1935 n°. 19.

Na ampele bespreking in de vergaderingen van 22, 23, 25, 27, 28 en 29 J a n u a r i 1936 werden (op enkele p u n t e n gewijzigd) de volgende ordonnanties in den Volksraad aangenomen: suikerovergangsregeling 1937/1939 ( I . S. 1936 n°. 3 8 ) , houdende bepalingen o m t r e n t de productie van suiker door suikeronder-nemingen, gedurende de jaren 1937 tot en m e t 1939; suikerconsolidatieregeling 1940 ( I . S. 1936 n°. 39), regelende de productie nà December 1939; verband-suiker-ordonnantie ( I . S. 1936 n°. 4 0 ) , houdende verlenging van den werkings-duur der verbandsuiker-ordonnantie ( I . S. 1932 n°. 643) en wijziging van die Ord. in verband m e t het buiten werking treden van de suikeruitvoer-ordonnantie ; suikeruitvoer-ordonnantie 1936 ( I . S. n°. 4 1 ) , houdende beperkende bepalingen op d e n uitvoer van suiker uit Nederlandsen -Indië; isuikerinvoer-ordonnantie ( I . S.

1936 n°. 4 2 ) , houdende verdere tijdelijke maatregelen tegen den invoer van suiker.

M e t ingang van 1 April 1936 is het aan suikerondernemingen verboden o m zonder vergunning suiker t e produceeren. Jaarlijks wordt door de Begeering de grootte v a n de totale productie vastgesteld en aan iederen suikerondernemer een aandeel in die productie toegekend. D e N . I . V . A . S . wordt voor onbepaalden tijd

gehandhaafd. Voor de uitvoering der wettelijke maatregelen werd als afdeeling van h e t Kantoor voor Landbouw-Crisiszaken een B u r e a u voor de Eegeling van de Suikerproductie ingesteld. H e t uit twee leden bestaande regeeringscommis-sariaat werd gewijzigd in een éénledig regeeringscommisregeeringscommis-sariaat bij de N . I . V . A . S .

Thee. De wetgeving, welke de deelneming van Nederlandsen-Indië aan de internationale theerestrictie regelt, bleef ook gedurende 1935 van kracht.

De nog steeds voorkomende theesmokkelarij eischte een versterking van de ter onderdrukking van dit euvel reeds genomen maatregelen. Benige wijzigingen in de theeuitvoer-ordonnantie werden daartoe voorbereid.

M e t de benoeming van Begeeringsvertegenwoordigers als w a a r n e m e r s in het International Tea Committee werd h e t contact tusschen theebelanghebbenden en de Begeeringen versterkt.

H e t thee-export-quotum voor het licentiejaar 1935/1936 is vastgesteld op 53 150 727 kg ondernemingsthee en 11 811 273 kg opkoopthee (totaal 64 962 000 kg) ( I . S. 1935 n°. 58).

H e t ingesteld onderzoek n a a r de mogelijkheid van de doorvoering eener individueel e licentieering van de productie van bevolkingsthee leidde tot de conclusie, dat een dergelijke licentieering ongewenscht m o e t worden geacht.

Kma. I n 1935 werden enkele noodzakelijke verbeteringen voorgesteld in de kina-uitvoer-ordonnantie ( I . S. 1934 n°. 69) en de kina-uitvoer-verordening ( I . S.

1934 n°. 7 1 ) . Deze n i e t van principieelen aard zijnde wijzigingen werden in December 1935 door het College van Gedelegeerden van d e n Volksraad in behandeling genomen en zonder hoofdelijke s t e m m i n g aangenomen. Zij zijn vervat in I. S. 1936 nos. 4 en 5 en betreffen het verbod van levering van kina-bast zonder licentie aan kinine-fabrikanten, het verbod o m de toegewezen licentie-hoeveelheid te overschrijden, de mogelijkheid t o t overschrijving van r e s t a n t e n van een licentie op de licentie van h e t volgende jaar en de verplichte vermindering van de licentie-hoeveelheid tengevolge van een vroegere over-schrijding.

De m a x i m u m hoeveelheid kinabast, welke gedurende 1935 m a g worden uit-gevoerd, is vastgesteld op 720 000 kg ( I . S. 1935 n°. 540).

De kina-aanplant-ordonnantie ( I . S. 1934 n°. 70) onderging m e t ingang van 19 October 1935 een geringe wijziging ( I . S. 1935 n°. 505). Van dien d a t u m af zijn de^ aanvragen om een vergunning tot herplanten, gedaan door tuinbezitters m e t minder d a n 10 000 boomen, vrij van zegel, hetgeen ook het geval is m e t de op de_ aanvragen af te geven vergunningen. Verder kregen de controleurs voor-den kina-aanplant opsporings-bevoegdhevoor-den ten aanzien" van overtredingen van de kina-aanplant-ordonnantie.

Bij G . B . 23 J u l i 1935 n°. 21 ( J . C. n°. 62) is een studie-commissie ingesteld, welke t o t t a a k heeft: a. na te gaan w a t de uitwerking is van de

Bij G . B . 23 J u l i 1935 n°. 21 ( J . C. n°. 62) is een studie-commissie ingesteld, welke t o t t a a k heeft: a. na te gaan w a t de uitwerking is van de

In document BIBLIOTHEEK KITLV 0154 3741 (pagina 49-88)