• No results found

2.6/1 visiekaart algemeen

16 zienswijze van: 264

Samenvatting: Op de visiekaart ontbreken de dorpen Westbroek en Hollandsche Rading.

Reactie PS: Het gaat hier om een abstracte kaart waarbij geen volledigheid is nagestreefd. Het ontbreken van deze dorpen doet niets af aan de doelstellingen van de kaart. Desalniettemin zullen we de dorpen alsnog opnemen op de visiekaart.

Besluit PS: PRS aanpassen door de kernen Westbroek en Hollandsche Rading op de visiekaart aan te geven.

2.6/2 visiekaart stedelijk- algemeen zienswijze van: 273

Samenvatting: De substantiële binnenstedelijke woningopgave zal plaatsvinden in Soesterberg. Op de visiekaart is dit gesitueerd bij de kern Soest.

Reactie PS: Wij zijn het met de indiener eens dat de mogelijkheden voor binnenstedelijke

woningbouw in de gemeente Soest zich voornamelijk bevinden in de kern Soesterberg. Dit is ook als zodanig terug te vinden in het stedelijk programma (PRS-paragraaf 5.5.1.6). Op de visiekaart geven we in geabstraheerde vorm, op hoofdlijnen, de woningbouwmogelijkheden weer. Daarbij hebben we ervoor gekozen om de aanduiding voor de binnenstedelijke mogelijkheden te situeren bij de

hoofdkern van de gemeente.

Besluit PS: geen aanleiding tot aanpassing.

2.6/3 visiekaart stedelijk - vestigingsmilieus zienswijze van: 264, 284

Samenvatting: Van belang is dat op de visiekaart een duidelijker ruimtelijke vertaling wordt gegeven van een situatie die feitelijk al bestaat en aansluit bij het toekomstperspectief van het USP met assen en satellieten. De Bilt herbergt de as Berg en Bosch - De Uithof (264). Ook Nijenrode noemen als kennisinstituut, van economisch belang voor de gemeente Stichtse Vecht en daarbuiten. Op eigen terrein wil het instituut de onderwijsvoorzieningen uitbreiden, passend in het landschap. Indiener hecht er aan dat er in het kader van de ontwikkelingen tot 2028 ook aandacht is voor het

kennisinstituut van Nijenrode (284)

Reactie PS: De visiekaart is een globale kaart waarop de door ons voorgestane ontwikkelingen op hoofdlijnen zijn verbeeld. Het USP met assen en satellieten hebben wij abstract weergegeven via de boog-stippellijnen, die de relaties met andere locaties en regio’s aangeven. Zoals de tekst al aangeeft speelt de gemeente de Bilt hierin zeker een rol. Wij onderschrijven het belang van Nijenrode als kennisinstituut. Dit wordt ook verwoord in onze economische visie en agenda. Wij zullen dit aanvullen onder paragraaf 2.6.

Besluit PS: Aanpassen PRS door Nijenrode te noemen in paragraaf 2.6.

2.6/5 visiekaart stedelijk - A12-zone zienswijze van: 011, 209, 210, 236

Samenvatting: Indiener is van mening dat de langetermijnvisie voor de A12 al om beleidskeuzes vraagt vòòr 2025 en dat het daarom in de beleidssectie van de PRS 2013-2028 dient te worden opgenomen. Indiener vraagt om in samenwerking met de regionale partners heldere

randvoorwaarden te scheppen voor de ontwikkel-strategie van de A12-zone en het te voeren actief rentmeesterschap. Nadrukkelijk de vraag om vòòr 2025 de regie te nemen bij het organiseren van een slagvaardig publiek samenwerkingsverband rond de A12-zone. (011) Neem heldere

randvoorwaarden voor de ontwikkelstrategie van de A12-zone op. Er liggen nu al opgaven die niet kunnen wachten tot na 2025. Geef invulling aan de noodzakelijke meer regulerende en

participerende rol en neem daarvoor concrete acties op in het hoofdstuk uitvoering. Neem in de ontwikkelstrategie ook de ontwikkeling van een groene impuls op in een bredere gebiedsvisie en -ontwikkeling van de oostflank van de stad Utrecht. (209) Bezie of de ‘Ontwikkellocatie A12-zone’

17 uiteindelijk niet beter kan worden ontwikkeld dan de locatie Rijnenburg, vanwege de ligging daarvan in Groene Hart en de relatief lage ligging. (210, 236)

Reactie PS: In de PRS geven wij aan dat wij de A12-zone beschouwen als één van de laatste potentiële grote transformatie- en verdichtingslocaties in de provincie voor na 2030. Wij zien deze zone als een realistische ontwikkeling voor de langere termijn. Wij erkennen dat, hoewel het hoofdaccent op ontwikkeling ver weg ligt, deze inhoudelijke koers nu al voorbereiding vraagt.

Tegelijkertijd bevestigen de huidige economische omstandigheden dat de ambitie er één is voor de langere termijn. Daarom wordt de komende tijd vooral ingezet op het uitwerken van oplossingen voor een aantal ruimtelijke opgaven in het gebied waarbij vooral de lokale partijen (gemeenten) aan zet zijn. Wij willen in de periode van de Structuurvisie voorkomen dat het ontwikkelperspectief verloren gaat. De regionale overheden zien de periode tot 2020 als een actieve en anticiperende beheerfase zonder grootschalige ontwikkelingen. In het Verstedelijkingsperspectief is aangegeven dat vanaf 2020 eerst de fase van planontwikkeling en vervolgens de fase van ontwikkeling en uitvoering kan starten. Het jaar 2020 is indicatief en afhankelijk van ontwikkelingen in de komende jaren, nieuwe inzichten en eventueel optredende urgenties. Deze zullen in het kader van de A12-zone regelmatig worden gemonitord en geëvalueerd. Omdat in de PRS-periode geen grootschalige ruimtelijke ingrepen worden voorzien, is het niet noodzakelijk het project A12-zone als beleidsobject op te nemen. Volstaan kan worden met vermelding op de visiekaart. Overigens kan dit bij de 4-jaarlijkse PRS-herijking bij gebleken urgentie in het kader van het project A12-zone, alsnog herzien worden. Het feit dat de A12-zone niet is opgenomen als beleidsobject wil niet iets zeggen over de rol die wij als provincie in het project voor onszelf en onze partners zien.

Wij achten de A12-zone geen alternatief voor de locatie Rijnenburg. Bij de totstandkoming van de NV Ontwikkelingsvisie is geconstateerd dat de A12-zone op termijn (na realisatie van de NV-ambities zoals nu opgenomen in de PRS) de laatste grote potentiële verstedelijkingslocatie is. Onderzoeken wijzen uit dat er in de provincie, ook op de langere termijn (na de PRS-planperiode) behoefte blijft aan uitbreiding van de woningvoorraad. Wij achten de A12-zone, aanvullend op de nu in de PRS opgenomen locaties (waaronder Rijnenburg) hiervoor noodzakelijk. Aanvullend merken wij op dat in Rijnenburg bovendien wordt beoogd een bepaald segment toe te voegen die wij in de A12-zone niet beogen. De A12-zone is een ontwikkellocatie met grote economische potenties. De ontwikkeling op langere termijn kan bijdragen aan een duurzame economische versterking van de regio. In het Verstedelijkingsperspectief A12 Centraal hebben partijen een kansrijk en waardevol wenkend perspectief voor de langere termijn beschreven. Een koers waarin een aantal nationale opgaven centraal staat die uitstekend verknoopt zijn met de lokale en regionale opgaven voor de komende decennia. De A12-zone zien wij als een potentiële stedelijke toplocatie.

Besluit PS: geen aanleiding tot aanpassing.

2.6/6 visiekaart stedelijk – AUB-lijn zienswijze van: 046

Samenvatting: Om de woningbehoefte die niet in de regio Amersfoort geaccommodeerd kan worden te laten neerslaan in Almere is het van elementair belang dat Almere middels verschillende vervoersmodaliteiten goed bereikbaar is. Nu nadrukkelijk wordt ingezet op de verbinding Almere - Utrecht/Breda is dit niet gewaarborgd.

Reactie PS: Wij onderschrijven de noodzaak dat Almere, waar onder andere 15.000 woningen aan de oostzijde beoogd zijn als onderdeel van de Schaalsprong, via verschillende modaliteiten goed

bereikbaar is. In PRS paragraaf 2.6 is opgenomen dat een goede verbinding Almere-Utrecht (regio’s Utrecht èn Amersfoort) gewenst is. In de PRS geven wij het belang van de ontbrekende schakel Almere-Utrecht-Breda als totaliteit aan. Daarmee wordt niet bedoeld aan te geven dat het tracé Almere-Utrecht van minder belang is. Overigens is het niet de verwachting dat er in de PRS-periode een railverbinding tot stand komt. Daarom zullen wij nadrukkelijk het belang van een goede (H)OV-verbinding Almere-Utrecht blijven bepleiten.

18 Van de planstudie A27 tussen Eemnes en Almere voor de auto profiteert zowel Amersfoort als Utrecht. Het deel A27/A1 rond knooppunt Eemnes wordt al aangepakt. Voor het openbaar vervoer geldt dit ook, zij het in mindere mate. Bij opwaardering van het openbaar vervoer op de verbinding Utrecht - Almere ontstaan er ook meer mogelijkheden om vanuit Amersfoort via Hilversum in Almere te komen.

Besluit PS: geen aanleiding tot aanpassing.

2.6/7 visiekaart landelijk gebied zienswijze van: 165

Samenvatting: Voor het beleid in Lek/Nederrijn zijn Ruimte voor de Rivier projecten alleen niet genoeg. Ook een hoger veiligheidsniveau en/of een andere afvoerverdeling zijn gewenst.

Reactie PS: Een hoger veiligheidsniveau kan in een aantal gevallen dijkversterkingen inhouden, en daarmee extra ruimtebeslag. Via de AMvB Ruimte van het Rijk worden hier regels voor gesteld ten aanzien van de primaire keringen. Dit is dus geen provinciale verantwoordelijkheid en dus niet iets wat wij in ons ruimtelijk beleid op de visiekaart een plek geven. Een andere afvoerverdeling kan ook grote ruimtelijke impact hebben, denk bijvoorbeeld aan nieuwe ruimte voor de rivierprojecten. Er is evenwel sprake van minder water over de Lek, en meer over de IJssel en Waal, daarom geldt dit dus voor de Lek. Ook hiervoor is er dus geen aanleiding om iets op de visiekaart aan te geven

Besluit PS: geen aanleiding tot aanpassing.

zienswijze van: 210, 236

Samenvatting: Maak binnen de koers ‘Geledingszones’ een duidelijk onderscheid tussen kwaliteiten per gebied. Zo is het gebied tussen Zeist en Bunnik indertijd alsnog ‘opgewaardeerd’ van

Gebiedscategorie LG 1 (Stedelijk uitloopgebied) naar LG 3 (Verwevenheid van functies) juist ook om te voorkomen dat daar gezien aanwezige landschappelijke en ecologische kwaliteiten allerlei ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen zouden plaatsvinden.

Reactie PS: Veel geledingszones ‘kennen nu al een prachtige mix van functies en kwaliteiten’ (blz. 15 PRS). Wij vinden het niet bij het abstractieniveau van hoofdstuk 2 en de visiekaart horen om deze kwaliteiten afzonderlijk te beschrijven of te visualiseren. Deze worden letterlijk in beeld gebracht in de bij de PRS/PRV behorende thematische kaarten. In het gebied van Zeist en Bunnik, waar de indiener op doelt, gaat het daarbij met name om de kaarten Cultuurhistorie en Natuur. De

landschappelijke kwaliteiten zijn in beeld gebracht in de Kwaliteitsgids Utrechtse Landschappen. Wij zijn van mening dat wij daarmee voldoende handvatten hebben aangereikt om waarden van en in geledingszones in beeld te brengen, te behouden én te ontwikkelen.

Besluit PS: geen aanleiding tot aanpassing.

zienswijze van: 210, 236

Samenvatting: Naast de landschappelijke kwaliteiten zouden in de ‘koersen’ ook de voor een bepaald gebied beoogde ecologische kwaliteiten veel sterker tot uitdrukking moeten komen.

Reactie PS: Landschap en ecologie zijn niet de enige criteria op basis waarvan wij de zeven koersen voor het landelijk gebied hebben gedefinieerd. De koersen schetsen een ontwikkelingsrichting voor een combinatie van functies, zoals landbouw en natuur of natuur en recreatie. Het landschap fungeert daarbij als belangrijke onderlegger en drager van de koersen en gebieden. Het beleid ten aanzien va de functies natuur en landschap komt uitgebreid aan de orde in hoofdstuk 6.

Besluit PS: geen aanleiding tot aanpassing.

zienswijze van: 210, 236

Samenvatting: Veranker de koersen in de PRV. Nu blijft onduidelijk welke kaders/toetsingscriteria uiteindelijk gebruikt dienen te worden. Geef tevens aan welke activiteiten binnen de voor een bepaald gebied/zone uitgestippelde koers al dan niet aanvaardbaar moet worden geacht.

Reactie PS: De koersen bepalen geen functies, maar schetsen een ontwikkelingsrichting voor een combinatie van functies. Die ontwikkelingsrichting wordt per koers globaal geduid. Het feit dat het

19 om een globale duiding gaat, is een bewuste keuze. Daarom zijn de ontwikkelingsrichtingen niet verankerd in de PRV. De PRV stelt onder meer regels omtrent inhoud, toelichting of onderbouwing van ruimtelijke plannen. Voor verschillende functies worden daarbij verschillende regels gesteld.

Daar waar de PRV vraagt om in de afweging de ruimtelijke kwaliteit en/of de omgevingskenmerken te betrekken, kunnen de koersen bij de visiekaart wel degelijk een goede referentie bieden.

Besluit PS: geen aanleiding tot aanpassing.

zienswijze van: 210, 236

Samenvatting: Voor het landelijke gebied ontbreken heldere ‘koersen’ die niet alleen aangeven welke (kern)kwaliteiten in een bepaalde gebied centraal staan, maar ook welke activiteiten gezien aanwezige/beoogde kwaliteiten al dan niet aanvaardbaar moeten worden geacht. De kwaliteiten zijn vrij globaal beschreven en de koersen lijken geografisch te zijn georiënteerd. Bovendien zijn op de visiekaart niet de provinciegrensoverschrijdende ecologische relaties aangegeven. Met deze nieuwe systematiek kunnen er daardoor uiteindelijk toch allerlei ongewenste ontwikkelingen in het

landelijke gebied optreden. Een betere visiekaart zou als integraal (toetsings)kader kunnen dienen om keuzen te maken aan welke (van de aanwezige) kwaliteiten in een bepaald gebied uiteindelijk prioriteit wordt gegeven. Indiener stelt voor een integrale ‘Kwaliteitskaart’ aan de PRS/PRV toe te voegen, die direct duidelijk maakt waar welke kwaliteiten centraal staan. Aan die kwaliteitskaart kunnen per onderscheiden deelgebied dan ook zogenaamde (integrale) ‘Gebiedsprofielen’ worden toegevoegd.

Reactie PS: Wij zijn van mening dat we met de koersen voor het landelijk (én het stedelijk gebied) een heldere visie op het totale fysieke domein van de provincie Utrecht presenteren. De kracht van de koersen schuilt juist in globale karakter ervan, in het vermijden van sectorale invalshoeken en - al dan niet vermeende - tegenstellingen daartussen. Deze methodiek komt het landelijk gebied meer ten goede dan de in de vorige structuurvisie gehanteerde systematiek (LG 1 t/m 4). Daarin klonk immers niet het door indiener genoemde gebiedsprofiel en (de kwaliteiten van) het landschap door.

Ruimtelijke relaties met de omgeving zijn verbeeld door de koersen door te laten lopen over de provinciegrens. Dat kunnen zowel ecologische, landbouwkundige, landschappelijke of (andere) combinaties van relaties zijn. Wij zijn er stellig van overtuigd dat we met de visiekaart én de

verdiepingsslagen in de daarop volgende hoofdstukken van de PRS, en de PRV een adequate sturing kunnen geven aan de ontwikkelingen in het landelijk gebied.

Besluit PS: geen aanleiding tot aanpassing.

zienswijze van: 210, 236

Samenvatting: Neem behalve de (economische) relaties met de andere regio’s, ook de

grensoverschrijdende ecologische relaties, zoals die van het ‘Valleilint’ en ook de ‘Natte as’/Groene ruggengraat’ op, aangezien deze wezenlijk zijn voor zowel het landelijke als provinciale

natuurnetwerk.

Reactie PS: Op de visiekaart zijn ruimtelijke relaties met de omgeving weergegeven door de koersen door te laten lopen over de provinciegrens. Daarbij kan het zowel om ecologische, landbouwkundige, cultuurhistorische of landschappelijke relaties gaan, of om combinaties daarvan. Zie ook paragraaf 2.1.

Besluit PS: geen aanleiding tot aanpassing.

zienswijze van: 210, 236

Samenvatting: Geef op de visiekaart de ‘Rijksbufferzone’ tussen Utrecht en Hilversum aan, ook om te voorkomen dat in deze zone verdere verstedelijking plaatsvindt.

Reactie PS: Het Rijk heeft de Rijksbufferzones geschrapt. Wij zijn er van overtuigd dat wij uitstekend in staat zijn, ook zónder deze Rijksnotatie, ons door de decennia heen gevoerde consistente

ruimtelijk beleid ten aanzien van het tegengaan van grootschalige verstedelijking in het Noorderpark, het gebied dat in onze provincie in deze bufferzone ligt, voort te zetten.

Besluit PS: geen aanleiding tot aanpassing.

20 zienswijze van: 210, 236

Samenvatting: Breng de Vinkeveense plassen niet binnen dezelfde koers onder als de Utrechtse Heuvelrug. Ze zijn landschappelijk en ecologisch totaal verschillend, met een andere

ontwikkelingsgeschiedenis. Dat bij beiden (aan randen) verblijfsrecreatie voorkomt is onvoldoende reden voor dezelfde koers.

Reactie PS: Wij onderschrijven de mening van de indiener dat de Vinkeveense Plassen en de

Utrechtse Heuvelrug landschappelijk en ecologisch sterk van elkaar verschillen en dat beide gebieden een geheel eigen ontwikkeling hebben doorgemaakt. Maar dit zijn niet de criteria op basis waarvan wij de (zeven) koersen voor het landelijk gebied hebben gedefinieerd. De koersen schetsen een ontwikkelingsrichting voor een combinatie van functies. Voor beide gebieden is dat de combinatie van natuur en recreatie. Bij de laatste functie gaat het om meer dan verblijfsrecreatie.

Besluit PS: geen aanleiding tot aanpassing.

21