• No results found

1.6/1 planMER

Zienswijze van: 012, 169

Samenvatting: De waterbergingslocatie bij Veenendaal overlapt het aan te wijzen Natura2000-gebied Binnenveld. Indiener 012 vraagt de uitkomst van de discussie met commissie-MER over het bestemmingsplan Buitengebied wat mede over deze locatie gaat te betrekken bij de PRS. Indiener 169 mist opname van de voortoets, mede in relatie tot de Nieuwkoopse plassen en in relatie tot de gevolgen voor Natura2000 van de ontwikkelingsmogelijkheden voor agrariërs.

Reactie PS: De PRS initieert bij haar beleidsdoelen niet overal een concrete activiteit. Dit geldt ook voor de waterbergingslocaties. De PRV geeft wel een verbod op activiteiten welke een

waterbergingslocatie aldaar onmogelijk maken. Dit betekent dat een groot scala aan andere activiteiten en wijze van uitvoeringen mogelijk blijven bij deze beleidsdoelen. Ook

natuurbestemmingen kunnen hier onder vallen. De bedoelde locatie is al in eerdere besluitvorming (Structuurvisie 2005-2015) opgenomen als waterberging. De PRS kent op dat punt geen gewijzigde beleidsvoornemens voor dat gebied. Vanwege het ontbreken van het initiëren van de activiteit en het niet wijzigen van beleidsvoornemens met mogelijk grote gevolgen voor het milieu zijn de (verbods)bepalingen in de PRV niet van een (project)MER voorzien. Het aangehaalde gemeentelijk bestemmingsplan is het eerste plan wat daadwerkelijk voorziet in de waterberging. De analyse van mogelijke effecten van beleidsvoornemens op natuurgebieden, specifiek Natura2000, kan scherper worden weergegeven. De planMER zal, mede naar aanleiding van de advisering van de Commissie

10 voor de MER, worden aangevuld met een globale toets van de beleidsvoornemens uit de PRS op Natura2000-gebieden.

Besluit PS: Aanscherpen en aanvullen van de planMER , met name gericht op effecten van beleidsdoelen op Natura2000-gebieden.

Zienswijze van: 160

Samenvatting: De planMER vermeldt geen alternatieven in beleid. Is de stelling dat de provincie geen krimp kent ook houdbaar in het latere deel van planperiode? Er is (ook in PRS) geen beschrijving van provinciegrens overschrijdende ontwikkeling zoals vanuit Gelderland. Denk aan het Binnenveld en de EHS aan beide zijden van de provinciegrens. Maatregelen en ambities op het terrein van duurzame energie zijn vaag en teleurstellend.

Reactie PS: Een planMER kan gebruikt worden om een set van alternatieven te onderzoeken op milieu-effecten. Mede op basis van die uitkomsten kan dan via de structuurvisie een keuze gemaakt worden uit deze alternatieven. In het proces bij de PRS zijn deze keuzes al gemaakt en houdt de planMER een spiegel voor over wat de mogelijke gevolgen van deze keuzes kunnen zijn.

Alternatieven aandragen is daarmee niet in alle gevallen zinvol. Of er in het latere deel van de planperiode alsnog krimp optreedt is niet te overzien. De planMER is dan ook positief over de vierjaarlijkse herijking van het beleid om deze te laten aansluiten bij gewijzigde omstandigheden.

Vooralsnog blijkt uit divers onderzoek dat er nog steeds een grote vraag naar woningen zal bestaan in de provincie. Bij het opstellen van de PRS zijn de ruimtelijke visies van de buurprovincies

betrokken en onderling besproken. Ook met betrekking tot natuur in het Binnenveld. Afstemming over de begrenzing van de EHS in het Binnenveld was nog gaande ten tijde van afronding van de planMER. De aanvulling op de planMER gaat in op de effecten van de PRS op Natura2000, zoals het Binnenveld. Waar Natura2000-gebieden de provinciegrens overschrijden zijn de effecten op naburige gebieden meegenomen. Laatste aanpassingen in de begrenzing van de EHS konden niet

meegenomen worden in de planMER. Deze doen echter niets af aan de gemaakte analyse in de aanvulling.

De planMER heeft de maatregelen en ambitie ten aanzien van duurzame energie beschouwd en geeft hierover haar oordeel. Het opstellen van verdergaande maatregelen is geen onderdeel dat thuis hoort in een planMER. Op basis van het oordeel van de planMER kan worden overwogen in de PRS ambities of maatregelen te wijzigen.

Besluit PS: geen aanleiding tot aanpassing.

Zienswijze van: 169

Samenvatting: De onderbouwing van het standpunt (in de PRS) dat voorzetting van het huidige beleid voldoende verruiming biedt voor de agrarische sector en voldoende instrumentarium biedt om een duurzame gezonde bedrijfsvoering te bereiken ontbreekt. Of andere instrumenten dan omvang bouwpercelen (zoals multifunctionaliteit en groenblauwe diensten) voldoende zijn wordt niet onderbouwd. Indiener stelt dat de grenzen van wat mogelijk is snel worden bereikt. Inzicht wordt gevraagd in de relatie tussen duurzaam landschaps- en natuurbeheer, klimatologische veranderingen en een blijvend rendabele bedrijfsvoering van agrarische en recreatiebedrijven. Deze vraag was ook gesteld bij de notitie Reikwijdte en Detailniveau.

Reactie PS: De ingebrachte reacties op de notitie R&D zijn verwerkt. Om de planMER zo compact mogelijk te houden is geen aparte Nota van beantwoording op de R&D opgesteld. De daarbij gemaakte opmerkingen zijn wel meegenomen, zoals die ten aanzien van het betrekken van bedrijfsvoering van recreatiebedrijven naast die van de landbouwbedrijven. Gezien het abstracte schaalniveau van de PRS en planMER zijn deze niet op perceelniveau uitgewerkt. Niet duidelijk is welke grenzen indiener bedoelt of door wie deze zijn bepaald. De PRS richt zich niet op andere dan provinciale ruimtelijke instrumenten.

De PRS biedt voldoende ruimtelijke mogelijkheden voor een gezonde bedrijfsvoering; ook bij agrarisch natuurbeheer of verbrede landbouw. Deze conclusie is, zoals gesteld zonder

11 perceelsgewijze toetsing, gebaseerd op de behoefte van een fors gezinsbedrijf van circa 300 NGE equivalent. Hierbij is aangesloten bij de landbouwvisie en daartoe opgestelde onderzoeken.

De verwachte gevolgen van klimaatverandering zijn meegenomen bij de klimaateffectkaarten, ook hier niet op perceelniveau. De planMER heeft zich in hoofdzaak gericht op de grote ruimtelijke ingrepen en beleidsvoornemens in de PRS op het abstractieniveau van de PRS. De gevraagde analyse past niet bij het abstractieniveau van dit ruimtelijk plan. Zo wordt in paragraaf 4.2.1 van de PRS met betrekking tot klimaatverandering kort geschetst welk beleid voor diverse beleidsdoelen is

opgenomen. Dit is bewust kort gehouden, omdat het op provinciaal niveau maar beperkt ruimtelijk relevant is. De planMER heeft zich hierbij qua abstractieniveau aangesloten.

Besluit PS: geen aanleiding tot aanpassing.

Zienswijze van: 232

Samenvatting: Wat is de aanleiding voor een planMER, verwacht de provincie later een projectMER of verwacht de provincie dat de activiteiten die uit deze structuurvisie voorvloeien gevolgen hebben voor Natura 2000-gebieden? Indiener heeft in de PRS geen projecten of activiteiten gezien die hiervoor in aanmerking komen. De planMER vraagt voorkennis en inzicht in de benutte informatie.

Waar zijn de documenten te vinden waarnaar verwezen wordt en over welke ateliers en werksessies wordt gesproken? Wat is het belang van hoofdstuk duurzame energie? Verwacht de provincie grote ruimtelijk gevolgen, naast windenergie? Indiener geeft aan windturbines in Woerden niet

aanvaardbaar te vinden. Indiener vraagt ten slotte toelichting op de tekst dat de LER uitgewerkt wordt met de sector. Wie is ‘de sector’?

Reactie PS: De planMER is in hoofdzaak gericht op het provinciale bestuur bij de ontwikkeling van de PRS. De PRS initieert bij haar beleidsdoelen niet overal een concrete activiteit. Veelal blijft een groot scala aan andere activiteiten en wijze van uitvoeringen mogelijk bij de uitwerking van de

beleidsdoelen. Vanwege het ontbreken van het initiëren van een activiteit zijn de beleidsdoelen niet van een (project)MER voorzien. Naar verwachting is het gemeentelijk bestemmingsplan (of een ander ruimtelijk plan) het eerste plan wat daadwerkelijk voorziet in een (project)MER. De planMER bevat een overzicht van de gebruikte documenten (bronnen). Met terzake deskundigen zijn diverse bijeenkomsten georganiseerd om de milieugevolgen van de PRS goed in beeld te krijgen. Dat gebeurde in ateliers en werksessies. Gezien de discussies omtrent duurzame energie en landschap ten tijde van de ontwikkeling van de PRS, heeft de planMER extra aandacht besteed aan dit onderwerp. Voor de reactie op het opnemen van een locatie van windenergie te Woerden wordt verwezen naar de beantwoording van desbetreffende zienswijze. Met de sector worden in dit verband de landbouworganisaties (zoals LTO) bedoeld waarmee geregeld overleg is over het landbouwbeleid van de provincie.

Besluit PS: geen aanleiding tot aanpassing.

Zienswijze van: 210, 236

Samenvatting: Graag expertsessies in hoofdstuk EHS aanvullen met extern te houden toets of de provincie aan haar internationale verplichtingen kan voldoen. Indiener onderschrijft de aanbeveling het verloop van de biodiversiteit te monitoren.

Reactie PS: De planMER heeft zich gericht op de beleidsdoelen in de PRS. Bezien is welke criteria gehanteerd zijn bij het begrenzen van de EHS. Het kunnen voldoen aan internationale verplichtingen is beschouwd als een logisch criterium. Of daadwerkelijk aan de verplichtingen zal worden gehouden ligt buiten de planMER en zal onderdeel moeten uitmaken van de door de planMER aanbevolen monitoring. Overigens is de planMER aangevuld met een globale toets van de beleidsvoornemens uit de PRS op Natura2000-gebieden.

Besluit PS: Aanscherpen en aanvullen van de planMER, met name gericht op effecten van beleidsdoelen op Natura2000-gebieden.

12