• No results found

3.1/1 sturing algemeen zienswijze van: 006

Samenvatting: Om veehouderij te behouden is er RO-technisch behoefte aan meer provinciale ondersteuning van de gemeenten.

Reactie PS: Wij gaan in het voortraject intensiever samenwerken met de gemeenten. Hiertoe hebben wij een nieuwe werkwijze gestart, de Ruimtelijke Agenda Gemeenten. Daarbij kunnen zo nodig ook de RO-technische aspecten van de landbouw aan de orde komen. De opvatting van de indiener van de zienswijze dat om veehouderij te behouden er RO-technisch behoefte is aan meer provinciale ondersteuning van de gemeenten, laten wij voor zijn rekening.

Besluit PS: geen aanleiding tot aanpassing.

zienswijze van: 008, 036, 110, 116, 126, 128, 160, 185, 189, 210, 230, 232, 233, 256, 258, 264, 284, 316

Samenvatting: De in het ontwerp voorgestelde sturing leidt tot diverse reacties. Er is waardering voor overleg aan de voorkant. (232, 284) Ook de nadruk op uitvoering en minder toetsing spreekt aan. De experimenteerstatus voor het Eiland van Schalkwijk wordt als een positief voorbeeld hiervan gezien. (126) Het streven van de provincie om bij de uitvoering van de ruimtelijke ordening meer verantwoordelijkheid bij gemeenten neer te leggen, wordt ook gewaardeerd. (284) Anderzijds wordt de sturingsfilosofie door meerdere indieners van zienswijzen ervaren als hinken op twee gedachten:

er wordt gezocht naar flexibiliteit, meer ontwikkelingsplanologie en samenwerking met gemeenten, maar tegelijk behoudt de provincie zich te allen tijde het recht voor om met het RO-instrumentarium dwingend op te treden. (008, 036, 128, 230, 264) Daarbij is het provinciaal belang zo breed

geformuleerd dat dit het gehele ruimtelijk beleidsveld omvat. Dit zorgt bij de gemeenten voor onzekerheid en afhankelijkheid. (008, 036, 110, 116, 126, 128, 316). Gemeenten ervaren vaak onnodig stringente toetsing van kleinschalige initiatieven, zeker in het landelijk gebied. Dat gaat ten koste van de beleidsvrijheid van gemeenten. (116, 316) Er wordt vanuit gegaan dat voor de

autonomie van de lokale overheid voldoende flexibiliteit blijft bestaan en er ruimte blijft voor eigen lokale ontwikkeling. (126)

Er zijn ook reacties die voornoemd commentaar over het hinken op twee gedachten juist expliciet niet onderschrijven. (210) Het ontwerp zet de deur juist teveel open voor ongewenst gemeentelijk beleid en kent geen instrument om in voorkomend geval op de rem te trappen. Op basis van een door de provincie niet nader onderbouwd vertrouwen wordt teveel ruimte gelaten aan de gemeenten. (189, 256, 258) Als voorbeeld wordt genoemd dat een onvoldoende effectieve regelgeving is opgenomen voor nieuwbouw van bedrijfspanden en kantoren bij aantoonbare leegstand van bestaande faciliteiten. (189) Ook natuur en landschap worden teveel overgelaten aan de gemeenten. Het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Rhenen wordt hierbij als voorbeeld genoemd. (160).

Enkele reacties geven aan dat niet voor alle beleidsterreinen de rol van de provincie en de

rolverdeling tussen gemeenten en provincie helder is geformuleerd. (185, 233) Ondersteuning in de zoektocht naar de rolverdeling wordt aangeboden. (316) Ten aanzien van de rolverdeling wordt gevraagd de relatie tussen de (uitkomsten van de) pilot Het Nieuwe Werken en de PRS en de PRV te belichten en de conclusies uit de pilots te delen met andere gemeenten, zodat voor iedere gemeente de nieuwe werkwijze duidelijk en werkbaar wordt. (232)

Reactie PS: Wij begrijpen dat het bieden van de flexibiliteit en het tegelijk hebben van wettelijke sturingsinstrumenten als tegenstrijdig kan worden ervaren. Flexibiliteit en ontwikkelingsplanologie zijn bewuste keuzes van ons, onder meer om onze ruimtelijke doelen te kunnen bereiken en om inhoud te geven aan ‘lokaal wat kan en regionaal wat moet’. Onduidelijkheid en onzekerheid bij de gemeenten willen wij uiteraard voorkomen. Zoals in de PRS al is aangegeven leggen wij het accent op

22 overleg aan de voorkant. Om hieraan meer concreet inhoud te geven zijn wij inmiddels bij enkele gemeenten gestart met een pilot Ruimtelijke Agenda Gemeenten (eerder bekend als de pilot Het Nieuwe Werken). Deze is gericht op een andere werkwijze en manier van samenwerken met de gemeenten. Basis voor de samenwerking vormt een samen op te stellen agenda met de gezamenlijke ruimtelijke ontwikkelopgaven. Daarmee ontstaat er duidelijkheid over de bedoelingen van het ruimtelijk beleid op het lokale niveau en over de rolverdeling tussen gemeente en provincie. De eerste ervaringen hiermee worden, ook door de betrokken gemeenten, als positief ervaren. In het overleg met de gemeenten focussen wij op de doelen van de regels. Wij toetsen niet meer de ruimtelijke ontwikkelingen als zodanig, maar bekijken of de gemeente voldoende oog heeft voor de provinciale belangen en deze op een verantwoorde manier afweegt. Wij zullen deze werkwijze toelichten in de PRS.

Dit alles neemt echter niet weg, dat wij ook moeten kunnen beschikken over instrumenten om te kunnen sturen als het provinciaal belang onverhoopt toch dreigt te worden geschaad. De wettelijke bevoegdheid tot het geven van aanwijzingen is voor ons echter nadrukkelijk een vangnet, een uiterste middel, om waar dit echt onvermijdelijk is, waar een gemeente willens en wetens aan de provinciale belangen voorbij gaat, te kunnen sturen. Om dit te kunnen toepassen is het noodzakelijk ruimtelijke belangen als provinciaal aan te merken en te reguleren in de PRV. De regels in de PRV zijn zo geformuleerd, dat ze zowel voldoende duidelijkheid bieden over de wijze waarop provinciale belangen moeten worden meegewogen, als voldoende speelruimte voor gemeenten om een eigen afweging te maken.

Wij hebben de provinciale belangen nogmaals kritisch beoordeeld, maar zien geen belangen die geschrapt kunnen worden. In de zienswijzen worden hiervoor ook geen concrete voorstellen gedaan.

Mede tegen de achtergrond van lokaal wat kan, regionaal wat moet en de ervaringen die wij hebben opgedaan aan de hand van de ontwikkelruimte die de huidige PRV al biedt, zien wij geen aanleiding om geen vertrouwen te hebben in de gemeenten. Het zeer beperkte aantal situaties waarin er tot op heden aanleiding was het wettelijk aanwijzingsinstrumentarium toe te passen (sinds de

inwerkingtreding van de huidige verordening in 2009 ca. 5 keer), onderschrijft dat de gemeenten de door ons voorgestane rol kunnen oppakken, ook voor natuur en landschap. Anderzijds geeft dit beperkte aantal ook aan dat de stelling van enkele indieners dat ‘gemeenten vaak onnodig stringente toetsing van kleinschalige initiatieven ervaren en dat dit ten koste gaat van de beleidsvrijheid van gemeenten’ niet gesteund wordt door de feitelijke situatie.

In de PRV hebben wij regels opgenomen om toename van het kantorenaanbod te beperken. Uit overleg met gemeenten blijkt dat ook de gemeenten het belang van dit doel onderschrijven.

Het bestemmingsplan Buitengebied Rhenen ligt nu niet ter beoordeling voor.

Besluit PS: PRS aanpassen door de werkwijze Ruimtelijke Agenda Gemeenten op te nemen.

3.1/2 sturing provinciale rol zienswijze van: 050

Samenvatting: Is de provincie bereid om de PRV-regels toe te passen bij een weigerachtige gemeente, als het belang van een individuele burger wordt geschaad, maar de belangen van de provincie niet?

Reactie PS: De wet biedt ons alleen ruimte op te treden als provinciaal belang wordt geschaad.

Besluit PS: geen aanleiding tot aanpassing.

zienswijze van: 086

Samenvatting: Zeker nu de Rijksregie over de ruimtelijke ordening, onder andere door het schrappen van het Nationale Landschap Groene Hart, is komen te vervallen, dienen de Groene Hart-provincies één lijn te trekken. Helaas gaan de structuurvisies van deze provincies uit elkaar lopen.

Reactie PS: Wij hechten aan een eenduidig ruimtelijk beleid van de drie betrokken provincies voor het Groene Hart. Daarom hebben wij, net als de provincies Noord-Holland en Zuid-Holland, het

23 beleid uit de Voorloper Groene Hart geïmplementeerd in de PRS en PRV. Wij delen dus niet uw mening dat de structuurvisies van de provincies uit elkaar aan het lopen zijn.

Besluit PS: geen aanleiding tot aanpassing.

zienswijze van: 110

Samenvatting: Niet duidelijk is hoe de provincie helpt bij het stimuleren van moeilijke (met name binnenstedelijke) ontwikkelingen. Steun van de provincie is nodig om de leefbaarheid en

voorzieningen in de kernen in stand te kunnen houden. Gevreesd wordt dat de stimulerende bijdrage onduidelijk blijft tot de bekendmaking van de Kadernota binnenstedelijke ontwikkeling.

Reactie PS: De Kadernota binnenstedelijke ontwikkeling is inmiddels bekend. Hierin wordt antwoord gegeven op de gestelde vragen.

Besluit PS: geen aanleiding tot aanpassing.

zienswijze van: 189, 209

Samenvatting: Het instrumentarium voor evaluatie en aanpassing, in het bijzonder van de

Verordening, ontbreekt. (189) In de PRS moet worden opgenomen hoe de provincie gaat evalueren en zo nodig bijsturen. Het werken met rood-voor-groen constructies kan immers ook verkeerd uitpakken. (209)

Reactie PS: In de PRS is aangekondigd dat wij de PRS en PRV iedere vier jaar gaan herijken. Evalueren en zo nodig bijsturen zoals de indieners van de zienswijzen vragen, maken hiervan deel uit. In de paragrafen 1.1 en 3.1 is al expliciet vermeld dat wij bij onze periodieke herijking van de PRS en PRV ook de doelmatigheid van de PRV evalueren.

Besluit PS: geen aanleiding tot aanpassing.

zienswijze van: 209

Samenvatting: De drie pijlers van de Structuurvisie zijn goed. Om de provinciale doelen te realiseren en provinciale belangen te beschermen is echter een actievere rol van de provincie nodig. Bij de ontwikkeling van bedrijventerreinen en woningbouwlocaties kan de provincie voor een goede afstemming van de plannen zorgen. Dit is vooral nodig omdat veel gemeenten financieel en/of privaatrechtelijk met handen en voeten gebonden zijn aan de realisering van hun plannen. Dat bemoeilijkt een goede invulling van hun publiekrechtelijke taak.

Reactie PS: In de PRS hebben we al verwoord op welke wijze wij bijdragen aan een regionale afstemming van de plannen voor bedrijventerreinen en woningbouwlocaties. De opvatting dat dit vooral nodig is, omdat veel gemeenten financieel en/of privaatrechtelijk met handen en voeten gebonden zijn aan de realisering van hun plannen, en dat een goede invulling van hun

publiekrechtelijke taak bemoeilijkt, laten wij voor rekening van de indiener van de zienswijze.

Besluit PS: geen aanleiding tot aanpassing.

zienswijze van: 209

Samenvatting: Gepleit wordt voor minder vrijblijvende verwijzingen in de PRV naar de bijlagen (zoals Cultuurhistorie en Kernkwaliteiten landschap). Het is natuurlijk een essentieel verschil of bij het opstellen van de plannen met de waarden rekening wordt gehouden of dat in deze plannen alleen in de toelichting aandacht aan die waarden wordt besteed. Bij de hoorzitting heeft de indiener van de zienswijze benadrukt dat alleen door een verankering van de Kwaliteitsgidsen in de PRV ze

daadwerkelijke de basis kunnen vormen voor een integrale afweging van kwaliteit, ecologie,

cultuurhistorie en ook de financiën bij ruimtelijke plannen in bijvoorbeeld de kernrandzone of groene contour.

Reactie PS: Wij delen de mening niet dat de verwijzing in de PRV naar de bijlagen vrijblijvend is geformuleerd. Zo is ten aanzien van cultuurhistorie bepaald dat de toelichting op een ruimtelijk plan een beschrijving bevat van de in het plangebied aanwezige cultuurhistorische waarden, het door de gemeente te voeren beleid ter zake en de wijze waarop met eventuele veranderingen wordt omgegaan. Daarbij moet gebruik worden gemaakt van de beschrijving van de waarden in de bijlage.

24 Ook moet worden beschreven op welke wijze de bijlage in het plan is verwerkt. Ten aanzien van de bijlage Kernkwaliteiten landschap is in de PRV bepaald dat de in deze bijlage genoemde te

beschermen en te versterken kernkwaliteiten bestemd moeten worden en daarvoor regels moet bevatten. Dit lijkt ons toereikend voor het behalen van de beoogde doelen. Mede n.a.v. hetgeen is ingebracht tijdens de hoorzitting merken wij nog het volgende op. Verder is relevant dat de PRV alleen betrekking kan hebben op het provinciaal belang. Wij hebben behouden en versterken van de kernkwaliteiten van het landschap aangemerkt als provinciaal belang. Daarom is het deel van de Kwaliteitsgids dat gaat over deze kernkwaliteiten verankerd in de PRV. De overige delen zijn uitgebreide beschrijving en handvatten voor het omgaan met de kernkwaliteiten. Het ook verankeren daarvan in de PRV biedt geen extra bescherming aan de kernkwaliteiten, omdat die immers al worden beschermd door de nu voorgestane PRV-tekst. Wij zien geen reden tot verdere aanscherping van de rol van de bijlagen.

Besluit PS: geen aanleiding tot aanpassing.

zienswijze van: 209

Samenvatting: De PRV moet meer gebruik maken van ‘voorwaardelijke verplichting’. Dit met name door in het artikel Toekomstige woonlocatie het toepassen van de duurzame verstedelijkingsladder als voorwaardelijke verplichting op te nemen en in artikel Ecologische hoofdstructuur lid 3.b.2e aan te geven: ‘de compensatie door middel van een voorwaardelijke verplichting in het ruimtelijke plan wordt geregeld’. Tijdens de hoorzitting heeft de indiener van deze zienswijze ook gepleit voor een voorwaardelijke verplichting voor rood-voor-groenconstructies.

Reactie PS: De duurzame verstedelijkingsladder wordt al verankerd in het Besluit ruimtelijke

ordening. Daarom kan het niet ook (nog eens) in de PRV worden opgenomen. In de toelichting bij de PRV wordt al wel verwezen naar de ladder.

Ten aanzien van de EHS achten wij de nu opgenomen verplichting dat een eventueel noodzakelijke compensatie gelijktijdig wordt vastgesteld met het ruimtelijk plan waarin de aantastende ruimtelijke ingreep mogelijk wordt gemaakt toereikend. In de huidige PRV is een overeenkomstige regeling opgenomen. Daarmee hebben we de afgelopen jaren goede ervaringen opgedaan. De regeling geeft geen aanleiding tot ongewenste ontwikkelingen. In de toelichting op het artikel over de Ecologische hoofdstructuur (art. 4.11) zullen wij de mogelijkheid van een voorwaardelijke verplichting

beschrijven.

Mogelijkheden voor rood voor groenontwikkelingen biedt de PRV binnen de Groene contour en de Recreatiezone. In beide bepalingen is voorwaardelijk gesteld de tijdige realisering van de natuur resp.

de recreatievoorziening. In de toelichting op de beide artikelen is opgenomen dat met tijdige realisatie wordt geduid op het gelijktijdig realiseren van rood en groen dan wel het realiseren van groen direct aansluitend op de realisatie van het rood. Hiermee wordt naar ons oordeel voldoende basis geboden voor een bestemmingsplanregeling die de tijdige samenhangende ontwikkeling waarborgt, hetzij via een voorwaardelijke verplichting hetzij anderszins. Ook in de toelichting op de artikelen over Groene contour en Recreatiezone (art. 4.12 en 4.16) zullen we de mogelijkheden van het toepassen van een voorwaardelijke verplichting opnemen.

Besluit PS: in de toelichting op de artikelen 4.11, 4.12 en 4.16 zullen we de mogelijkheid van het toepassen van een voorwaardelijke verplichting beschrijven.

zienswijze van: 209

Samenvatting: Voorgesteld wordt een Kwaliteitsteam rood-groen in te stellen, met deskundigen op het gebied van ruimtelijke kwaliteit, ecologie, cultuurhistorie en financiën. Hiermee ontstaat ruimte voor maatwerk, maar is ook een objectieve toets geborgd. Het Kwaliteitsteam kan ook een

belangrijke impuls geven.

Reactie PS: Mede gelet op de ervaringen met de rood-voor-groenregeling, zoals deze sinds enkele jaren al functioneert op basis van de vigerende PRV, zien wij geen noodzaak om een kwaliteitsteam voor de hele provincie in te stellen. Voor het Groene Hart heeft de afgelopen jaren al een

Kwaliteitsteam gefunctioneerd wat zich onder andere bezig heeft gehouden met rood-groen

25 ontwikkelingen. Ook de ervaringen daarmee geven geen aanleiding het voor de hele provincie in te stellen. Wel maken wij voor grotere projecten (projecten met een locatie-overstijgende uitstraling) gebruik van de adviezen van een onafhankelijke adviseur ruimtelijke kwaliteit. Deze adviseur is ook beschikbaar voor gemeenten en initiatiefnemers van projecten met een locatie-overstijgende uitstraling. Via RAP.2 2012-2015 gaan wij wel de mogelijkheid onderzoeken om een

Ervenconsulentschap op te richten of te stimuleren, zoals dat reeds functioneert in enkele regio’s in de provincie.

Besluit PS: geen aanleiding tot aanpassing.

zienswijze van: 210, 236

Samenvatting: De provincie zou zich meer moeten richten op participeren en vaker een regierol moeten oppakken. Dit onder andere bij het klimaatneutraal maken van de provincie, het voltooien van de EHS en de zogenaamde ‘Rods-gebieden’ en in de kernrandzones. Een dergelijke regie is ook van belang bij de aansturende rol die de provincie heeft bij de zogenaamde AVP-gebieden.

Reactie PS: In de PRS is aan de door de indiener van de zienswijze genoemde onderwerpen

nadrukkelijk aandacht besteed, waarbij ook de rol die wij voor onszelf zien is weergegeven. De PRS beperkt zich daarbij tot het ruimtelijk beleid. Via andere beleidssporen besteden wij, bijvoorbeeld vanuit een regisserende rol, ook aandacht aan de verdere concretisering van deze onderwerpen.

Besluit PS: geen aanleiding tot aanpassing.

zienswijze van: 210, 236

Samenvatting: Het Rijk voelt zich niet langer verantwoordelijk voor het beleid van de

Rijksbufferzones, de Nationale Landschappen, ‘Recreatiegebieden om de Stad (RodS)’ en wellicht in nog sterkere mate niet meer voor het natuurbeleid en dan in het bijzonder dat ten aanzien van de EHS. Daarom ligt hier nu een (zeer) belangrijke regisserende, maar vooral ook regulerende rol voor de provincie.

Reactie PS: De provincie heeft haar regisserende rol bij deze onderwerpen voortvarend opgepakt. In de PRS krijgt de ruimtelijke component daarvan gestalte, in de zin dat de ruimtelijke doelstellingen van genoemde zones waar nodig in provinciale belangen zijn vertaald met bijbehorende

kaartaanduidingen. Zo nodig zijn voor deze gebieden regels opgenomen in de PRV die de kwaliteiten van deze gebieden beschermen, maar ook, gegeven de huidige mogelijkheden voor financiering, ontwikkelingsmogelijkheden bieden.

Besluit PS: geen aanleiding tot aanpassing.

zienswijze van: 284

Samenvatting: Door indiener wordt aangenomen dat de praktische uitvoering van meer

verantwoordelijkheid bij gemeenten zal inhouden, dat binnen de rode contouren een grote mate van vrijheid aan gemeenten wordt geboden en dat daarbuiten ontwikkelingen mogelijk zijn als de

ruimtelijke kwaliteit wordt verbeterd. De onderbouwing van gewenste ontwikkelingen in het buitengebied zal mogelijk nog wel discussies opleveren over de kwaliteit. Indiener is benieuwd hoe een en ander in de praktijk gaat uitwerken.

Reactie PS: De invulling die de indiener van de zienswijze geeft aan de rolverdeling tussen gemeente en provincie is in algemene zin juist. Wij willen discussies over wat ruimtelijke kwaliteit is niet uit de weg gaan, maar de gemeenten daarbij wel stimuleren deze kwaliteit in specifieke situaties vooral zelf te benoemen, aansluitend bij wat het provinciaal beleid daar in generieke zin over zegt. In de

werkwijze volgens de Ruimtelijke Agenda Gemeenten, een nieuwe samenwerkingswijze die is gericht op een andere wijze van samenwerken tussen gemeente en provincie, kunnen de ontwikkelingen in het landelijk gebied en de kwaliteiten die daarbij in acht moeten worden genomen, gezamenlijk worden benoemd en uitgewerkt.

Besluit PS: geen aanleiding tot aanpassing.

26