• No results found

Samenvatting: Er wordt door meerdere indieners verzocht om een concreter beoordelingskader voor de ontwikkelingsruimte die de gemeenten krijgen. Deze verzoeken hebben twee verschillende

27 achtergronden. Enerzijds zijn er gemeenten die vragen om meer helderheid vooraf over de

provinciale randvoorwaarden, zonder dat deze de ruimte voor gebiedsgerichte oplossingen al te zeer inperken. Door het ontbreken van een duidelijk beoordelingskader, blijft het risico reëel dat provincie en gemeenten laat in het planproces nog in conflict komen. Dat zorgt voor een ongewenste

afhankelijkheidspositie van de gemeenten en doet afbreuk aan de gemeentelijke beleidsvrijheid en de mogelijkheden voor ontwikkelingsplanologie. (008, 036, 128).

Anderzijds zijn er vooral maatschappelijke organisaties die willen dat de provincie de gemeenten aan striktere kaders bindt. Zeker in de beginfase van de sturingsomslag bestaat het risico dat het lokale krachtenspel minder oog heeft voor vooral bovenlokale en bovenregionale landschappelijke en/of cultuurhistorische belangen. Daarom wordt er voor gepleit om zoveel mogelijk concrete

randvoorwaarden en kaders te stellen voor de lokale en regionale beleidsvorming. (100) De volgende voorstellen worden gedaan tot aanpassing van de PRV. Voorgesteld wordt in de regels van de PRV voor te schrijven dat er een evenwichtige verhouding moet zijn tussen het afwijken van de normen en de compensatie die daar tegenover moet staan. Verzocht wordt om vooraf een ruimtelijk en financieel beoordelingskader mee te geven, waarbinnen vrijheid wordt gegeven (ja, mits-beleid). Ook wordt voorgesteld instrumenten en regels te benoemen om compensatie objectiever te toetsen, zowel in kwalitatieve (begripsomschrijvingen) als in kwantitatieve (aantallen en oppervlakten) zin. Als goede voorbeelden van kwantitatieve criteria worden genoemd de ruimte-voor-ruimte-regeling en de ‘oude’ landgoederenregeling: 10 hectare natuur voor 1.500 m3 bebouwing. (189, 209) De PRV moet duidelijk maken welke ruimtelijke ontwikkelingen op welke plek gewenst zijn, welke

kwaliteitsdoelen in een bepaalde onderscheiden (deel)gebied centraal staan en eveneens als men bepaalde ruimtelijke ontwikkelingen wil toestaan, welke kwaliteitswinst daar dan - in zowel kwalitatieve als vooral ook kwantitatieve zin - tegenover staat. Dit moet worden gereguleerd. Het gaat daarbij in de eerste plaats om het bereiken van de doelen. Voorgesteld wordt dat PS aan GS de opdracht geven met voorstellen te komen voor kwantitatieve normen. Of om te gaan werken met een systeem zoals het zogenaamde Limburgs Kwaliteitsmenu. (209, 210, 236)

Reactie PS: Ontwikkelingsplanologie kenmerkt zich door het sturen op ruimtelijke kwaliteitsdoelen en door uitgangssituaties en invullingen die divers zijn. De ruimtelijke kwaliteitsdoelen staan voorop, die moeten worden bereikt. Deze doelen zijn -op het voor het provinciaal belang relevante

abstractieniveau- toereikend verwoord in de PRS, en waar nodig in de PRV. Meer vastleggen in kaders en criteria leidt niet alleen tot meer toetsing, maar doet naar ons oordeel ook geen recht aan de grote diversiteit. Diversiteit van zowel de bestaande kwaliteiten als de mogelijkheid aan

ontwikkelingen om deze te versterken. Dit valt niet te vast te leggen in striktere criteria. Een hoogwaardige natuurontwikkeling van 5 ha. die een essentiële bijdrage levert aan ecologische verbinding kan waardevoller zijn dan 10 ha bosinplant met één soort; de bijdrage aan de ruimtelijke kwaliteit van een zelfde landschapsontwikkeling kan op de ene plek in de provincie van grote betekenis zijn en op een andere amper toegevoegde waarde hebben. Het gaat om maatwerk, dat bijdraagt aan de in de PRS beschreven ruimtelijke doelen, dat niet is vast te leggen in concrete normen en criteria.

De Ruimtelijke Agenda Gemeenten kan van per gemeente op lokaal niveau meer helderheid geven over de verdere invulling van de ruimtelijke kwaliteit en ontwikkelingsmogelijkheden. Juist door deze samenwerking, waarvan overleg aan de voorkant nadrukkelijk onderdeel uitmaakt, hoeft er niet voor worden gevreesd dat pas laat in het proces duidelijk wordt dat een concrete door de gemeente voorbereide ontwikkeling bij de provincie op bezwaar stuit. Bij een normale werkwijze blijkt dit bij aanvang. Van een ongewenste afhankelijkheidspositie van de gemeenten, die afbreuk doet aan de gemeentelijke beleidsvrijheid en de mogelijkheden voor ontwikkelingsplanologie zal dan ook geen sprake zijn, tenzij een gemeente wezenlijk afwijkt van de in het kader van de Ruimtelijke Agenda Gemeenten gemaakte afspraken en de betreffende ontwikkeling pas in een eindstadium onder de aandacht van de provincie brengt. Maar dat is dan een willens en wetens gemaakte keuze van de gemeente. Deze werkwijze vangt ook een eventueel ‘minder oog hebben’ in de startfase op.

De huidige PRV biedt overigens ook al mogelijkheden voor ontwikkelingsplanologie. Wij hebben er al enige jaren ervaring mee opgedaan. Als voorbeeld noemen wij het artikel rood-voor-groen in de

28 huidige PRV. Deze regeling kent ook alleen algemeen geformuleerde criteria zoals ‘de ruimtelijke ontwikkeling leidt tot een verhoging van de ruimtelijke kwaliteit’ en ‘de hoeveelheid toe te voegen bebouwing staat in een redelijke verhouding tot de hoeveelheid extra groen’. De ervaringen die wij hebben opgedaan met deze regeling zijn positief. Er is noch sprake geweest van ongewenste

ontwikkelingen met teveel rood, noch van onzekerheid bij gemeenten. Mede gelet hierop is naar ons oordeel de verhouding rode - groene ontwikkeling toereikend geregeld in de PRV. Overigens stellen wij in het kader van het RAP wel een handreiking op. Die zal geen harde criteria gaan bevatten, maar wel hulpmiddelen aanreiken om gemeenten hun afweging goed te laten onderbouwen. Wij denken hierbij bijvoorbeeld aan het goed benoemen van kwaliteiten (bestaande en nieuwe, of juist de aanpak van ‘rotte plekken’) en aan te geven waar men hierover informatie kan vinden. Ook denken we aan het in beeld brengen van de kosten en opbrengsten, en daarbij duidelijk te maken wat redelijkerwijs wel en wat niet kan worden meegerekend (alleen de bijdrage aan ruimtelijk relevante zaken).

Het Limburgs Kwaliteitsmenu moet worden gezien tegen de achtergrond dat die provincie niet beschikt over een ruimtelijke verordening. Diverse ontwikkelingen die in het Kwaliteitsmenu zijn opgenomen zijn bij ons onderdeel van de PRV, zoals die voor de glastuinbouw, agrarische

bouwpercelen en niet-agrarische bedrijven in het landelijk gebied. Om de bovengenoemde redenen spreken de normen in het Kwaliteitsmenu ons niet aan. Overigens beschikt het Limburgs

Kwaliteitsmenu ook over diverse niet genormeerde afwijkingsmogelijkheden Besluit PS: geen aanleiding tot aanpassing.

zienswijze van: 230, 284

Samenvatting: In de PRV is in diverse artikelen een bepaling opgenomen die inhoudt dat bij een plan een ruimtelijke onderbouwing moet worden gegeven. Het wordt begrijpelijk gevonden dat aan dit instrument geen uitgebreide set van criteria is verbonden. Wel is het gewenst dat dit

instrumentarium van ruimtelijke onderbouwingen, past bij de ontwikkelingsplanologie. (284) Voorgesteld wordt dat provincie en gemeenten gezamenlijk onderzoeken welke nadere onderbouwing gewenst is. (230)

Reactie PS: Naar ons oordeel past dit instrument bij ontwikkelingsplanologie: ruimte bieden voor ontwikkelingen die per saldo leiden tot meer ruimtelijke kwaliteit. Het is evident dat daarbij wordt onderbouwd wat de ruimtelijke gevolgen van de ontwikkeling zijn. Daar waar de PRV een ruimtelijke onderbouwing vraagt, is in de regels of in de toelichting wel steeds vermeld wat wij daarvan

verwachten, zij het op globaal niveau. De Ruimtelijke Agenda Gemeenten, een nieuwe

samenwerkingswijze die is gericht op een andere manier van samenwerken tussen gemeente en provincie, leent zich bij uitstek voor nadere invulling en waar nodig het maken van afspraken over de werkwijze.

Besluit PS: geen aanleiding tot aanpassing.

zienswijze van: 210, 236

Samenvatting: Specifieke spelregels zoals de ‘uitwerkingsregels Hart van de Heuvelrug’ uit het Streekplan 2005 ontbreken in de PRS. Dit in het bijzonder voor ruimtelijke ontwikkelingen in onder andere de kernrandzones, de geledingszones, de groene contour en de nog lopende projecten in het kader van het programma ‘Hart van de Heuvelrug’.

Reactie PS: Het Streekplan 2005-2015 is tot stand gekomen onder de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening. Omdat destijds de bestemmingsplannen nog goedkeuring van GS behoeften en het streekplan (met bijbehorende uitwerkingen) daarbij als toetsingskader gold, was het opnemen van de specifieke uitwerkingsregeling Hart van de Heuvelrug noodzakelijk om het planologisch regime sluitend te krijgen. Inmiddels is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. De

goedkeuring van bestemmingsplannen is vervallen. In de plaats daarvan leggen PS vooraf regels vast in een verordening: de PRV. De PRV bevat algemeen verbindende voorschriften voor onder meer kernrandzones, groene contour en EHS. De specifieke uitwerkingsregeling Hart van de Heuvelrug is (planologisch) overbodig geworden.

29 Besluit PS: geen aanleiding tot aanpassing.

Paragraaf 3.4 Ruimtelijke kwaliteit