• No results found

Algemene beleidslijn landelijk gebied: ruimte voor dynamiek en kwaliteit

Hoofdstuk 6 Landelijk gebied met kwaliteit

Paragraaf 6.1 Algemene beleidslijn landelijk gebied: ruimte voor dynamiek en kwaliteit

6.1/01 Algemene beleidslijn landelijk gebied zienswijze van: 121

Samenvatting: Voor het versterken van natuur en landschap ontbreekt de stimulerende en

participerende rol van de provincie, gericht op de toekomst. De PRS lijkt geheel vanuit het defensief te zijn geschreven vanwege de huidige financiële situatie.

Reactie PS: Vanwege de beperkter beschikbare middelen hebben wij inderdaad onze ambities bijgesteld. Om die bijgestelde ambities te realiseren nemen we, onder andere voor natuur en landschap, maar ook voor bijvoorbeeld landbouw en recreatie, de rollen stimuleren en/of participeren op. Dit is terug te zien in de realisatieblokjes bij het beleid en in de tabel met

uitvoeringsacties in hoofdstuk 7 van de PRS. De stimulerende en/of participerende acties worden uitgewerkt in het Ruimtelijk Actieprogramma (RAP.2 2012-2015) en de Agenda Vitaal Platteland (kaderdocument 2012-2015). Met dit laatste participeren, stimuleren (en investeren) we als provincie in bredere zin. In de PRS zijn alleen de ruimtelijk relevante relaties hiermee opgenomen.

Besluit PS: geen aanleiding tot aanpassing.

zienswijze van: 210, 236

Samenvatting: De provincie zet in op het versterken van de ruimtelijke kwaliteit, maar geeft ook ruimte voor een bepaalde dynamiek. Als daarbij geen goede regulering plaats vindt, kunnen tal van ontwikkelingen worden gefaciliteerd die de reeds aanwezige en beoogde kwaliteiten teniet kunnen doen.

Reactie PS: Om te zorgen voor (behoud van) ruimtelijke kwaliteit bevat ons beleid

ontwikkelingsruimte, maar hebben we in de PRV ook regels opgenomen die richting geven aan de ontwikkelingen zodat ze de juiste plek in het landelijk gebied kunnen vinden c.q. om de bestaande kwaliteiten te borgen.

Besluit PS: geen aanleiding tot aanpassing.

zienswijze van: 273

Samenvatting: De informatie over de diverse waarden in het landelijk gebied kan gebruikt worden als toetsingskader voor ontwikkelingen. Wat er wel of niet wordt toegestaan in het landelijk gebied wordt pas beslist aan de hand van concrete plannen.

Reactie PS: Wij ondersteunen deze werkwijze. Afwegingen in globale zin vinden plaats op basis van de waarden en kwaliteiten. Bij concrete ontwikkelingen zijn de regels van belang. Als een

ontwikkeling past, dan vormen de kwaliteiten en waarden van het landelijk gebied inspiratie voor de wijze van realisatie.

Besluit PS: geen aanleiding tot aanpassing.

6.1/02 Kwaliteitsontwikkeling (rood-voor-groen) zienswijze van: 046

Samenvatting: Voor het bewerkstellingen van de doelstelling met betrekking tot het waar nodig en mogelijk verbeteren van de kwaliteit van het buitengebied moet de PRS zich niet beperken tot de instrumenten ‘rood-voor-groen’ en ‘ruimte-voor-ruimte’, maar ook ruimte bieden voor

vernieuwende concepten, denk aan knooperven.

Reactie PS: De PRS en PRV bieden mogelijkheden voor functiewijziging op vrijkomende agrarische bedrijven. Er is een regeling voor de realisatie van woningen in ruil voor sloop (ruimte-voor-ruimte) en voor vestiging van niet agrarische bedrijven. Beide regelingen bieden mogelijkheden voor

maatwerk bij extra kwaliteitsverbetering, gericht op bijvoorbeeld landschapsherstel en realisatie van

136 wandelroutes. De verantwoordelijkheid voor de beoordeling van dat maatwerk legt de PRS bij de gemeenten. Combinatie van bedrijfsvestiging en woningen is ook mogelijk. Al met al past het concept van knooperven prima binnen het provinciaal beleid en werken wij graag mee aan creatieve

oplossingen op gemeentelijk niveau die de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied bevorderen.

Besluit PS: geen aanleiding tot aanpassing.

zienswijze van: 086

Samenvatting: Zet in op actieve bevordering van echte rood-voor-groen-constructies in het landelijk gebied (gericht op verbetering van groenstructuren, niet op villabouw in het landelijk gebied).

Reactie PS: Bij de mogelijkheden die de provincie biedt voor rood-voor-groen staan de groene doelen (ecologie, recreatiemogelijkheden) voorop. Het rood is kostendrager voor het groen, dus het rood mag het groen niet overheersen. Zo nodig kan het rood ook buiten het gebied met de groene doelstelling (groene contour, recreatiegebied) worden gerealiseerd. Om als kostendrager te kunnen fungeren, zal de bouwlocatie voor initiatiefnemers wel aantrekkelijk moeten blijven. Inpassing van het rood in de omgeving is primair een gemeentelijke verantwoordelijkheid. De provincie stuurt daarbij op hoofdlijnen (kernkwaliteiten), niet op bouwplanniveau.

Besluit PS: geen aanleiding tot aanpassing.

zienswijze van: 169

Samenvatting: Laat rood-voor-groen ontwikkelingen niet ten koste gaan van goede landbouwgronden of een goede landbouwstructuur.

Reactie PS: In algemene zin hebben wij geborgd dat rood-voor-groen-ontwikkelingen niet ten koste gaan van goede landbouwgrond. De grootschaliger vormen van rood-voor-groen hebben wij beperkt tot een aantal prioritaire gebieden: de groene contourgebieden en de recreatiegebieden. Voor die gebieden hebben we de keuze gemaakt dat hier een andere functie, dan bijvoorbeeld de bestaande landbouw, gewenst is of kan zijn. Het rood kan ook in de kernrandzones gerealiseerd worden.

Groene-contourgebieden en recreatiezones vallen niet samen met de landbouwkerngebieden. Daar waar rood-voor-groen mogelijk is, vormt dat geen vrijbrief om de landbouwstructuur te

verwaarlozen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening zal een gemeente altijd met (de ontwikkelingsmogelijkheden van) de blijvende agrarische bedrijven rekening moeten houden.

Besluit PS: geen aanleiding tot aanpassing.

zienswijze van: 199

Samenvatting: Voor de geledingszones/recreatiezones moet niet alleen ingezet worden op

verbindingen tussen stad en gebied, maar ook op recreatieve verbindingen in de zones zelf. Naast de kansen voor rood-voor-groen zijn er ook kansen voor het bieden van ruimte voor ondernemerschap.

Dus RO-ruimte in ruil voor een bijdrage aan de gewenste gebiedskwaliteit.

Reactie PS: Binnen de recreatiezones, brede zones rondom Utrecht en Amersfoort, staat voor ons behoud en ontwikkeling van intensieve en extensieve recreatiemogelijkheden voorop, inclusief goede recreatieve verbindingen. Bij het instrument rood-voor-groen denken wij in deze gebieden zeker niet alleen, en ook niet in eerste instantie, aan de bouw van huizen als kostendrager voor recreatieve voorzieningen. Wij willen juist vooral ruimte bieden aan ondernemingen die zelf in de recreatiebehoefte kunnen voorzien.

Besluit PS: geen aanleiding tot aanpassing.

zienswijze van: 227

Samenvatting: Voor landgoederen is het lang niet altijd mogelijk van (recreatieve) potenties en ontwikkelingen te profiteren en/of er op in te zetten. Het zijn veelal derden (zoals recreatieve ondernemingen) die profiteren van het mooie en waardevolle landschap dat wordt geboden en door de landgoedeigenaar wordt onderhouden. Neem als provincie een actievere rol op je met betrekking tot de balans tussen de maatschappelijke functies die geboden worden en de steeds zwaarder wordende (recreatieve) druk op die gebieden.

137 Reactie PS: Wij begrijpen dat de indiener ons ruimtelijk beleid op dit punt (het benutten van

recreatieve mogelijkheden van landgoederen mede om de rentabiliteit van de landgoederen te bevorderen) ondersteunt, maar ons oproept om bij de praktische uitwerking en bij

gebiedsontwikkeling de landgoedeigenaren actief te ondersteunen. Wij nemen deze uitdaging graag aan, maar wijzen er wel op, dat daar waar wij wat extra planologische ruimte bieden voor

commerciële activiteiten als economische drager binnen landgoederen, dit geen reden kan zijn om de speelruimte voor de commerciële activiteiten van anderen te beperken. Wij onderschrijven overigens volledig de stelling van indiener, dat het belangrijk is de balans te behouden tussen de maatschappelijke functies van landgoederen en de recreatiedruk. Een te grote druk gaat ten koste van de ecologische waarden en de rust die de landgoederen voor veel recreanten juist zo

aantrekkelijk maakt.

Besluit PS: geen aanleiding tot aanpassing.

zienswijze van: 229, 210, 236

Samenvatting: De rood-voor-groen regeling geeft geen duidelijk kader voor ontwikkelingen. In de regeling worden geen minimale oppervlaktes te ontwikkelen groen genoemd en geen maximale bebouwingsoppervlaktes. De regeling dat de hoeveelheid toe te voegen bebouwing in redelijke verhouding staat tot de hoeveelheid extra natuur (artikel Groene contour) kan zeer verschillend worden uitgelegd en biedt weinig rechtszekerheid. (229) Voor rood-voor-groen ontwikkelingen moeten in de PRV veel hardere/concrete kaders, in kwalitatieve én in kwantitatieve zin, worden aangeven, dan thans het geval is. (210, 236)

Reactie PS: Wij hebben in de rood-voor-groenregelingen uit de PRV bewust geen vaste verhoudingen tussen rood en groen opgenomen. Zowel de aard als de aanlegkosten van het groen zullen immers niet overal hetzelfde zijn. Hetzelfde geldt voor de opbrengsten van het te realiseren rood. Per situatie zal dus moeten worden bezien wat een redelijke verhouding is tussen beide. Daarin willen we de gemeenten vrijheid en verantwoordelijkheid geven. De rechtszekerheid dient dus via het

bestemmingsplan gestalte te krijgen. Wel zijn wij voornemens om, in het kader van het RAP.2, twee handreikingen te ontwikkelen die wellicht kunnen helpen om een goede afweging van de verhouding tussen rood en groen te maken: de handreiking Ruimte voor Ruimte en de handreiking

EHS-instrumentarium.

Besluit PS: geen aanleiding tot aanpassing.

zienswijze van: 210, 236

Samenvatting: Voor ‘rood-voor-groen’ moet er - ook gezien ervaringen met o.a. het project ‘Hart van de Heuvelrug’ - eerst voor de betreffende gebieden een heldere ‘gebiedsvisie’ (met heldere kaders en spelregels) liggen, tot stand gekomen o.b.v. bestuurlijke afspraken en o.b.v. een gedegen inventarisatie van aanwezige landschappelijke en ecologische kwaliteiten. Voor kernrandzones en geledingszones is het opstellen van een dergelijke gebiedsvisie nu ook verankerd in de PRV, maar de regie ligt te veel bij de gemeenten. Ook zijn er hier te veel mogelijkheden voor stedelijke functies, waardoor eerder een bedreiging van reeds aanwezige kwaliteiten kan ontstaan dan dat de beoogde kwaliteitsimpuls wordt gewaarborgd. De regie zou dus veel eerder bij de provincie moeten liggen.

Reactie PS: In de gebieden waar wij rood-voor-groen mogelijk maken, willen wij dat groene kwaliteiten op vrijwillige basis worden gerealiseerd. Het ligt niet voor de hand om daar de groene doelstellingen en rode kostendragers bij voorbaat dicht te timmeren in regels of bestuurlijke afspraken. Wel willen wij gemeenten en initiatiefnemers een handreiking gaan bieden om groene kwaliteiten en rode componenten gemakkelijker te kunnen afwegen. In de handreiking zullen ook de gewenste groene kwaliteiten nader worden verduidelijkt. Dat geldt met name voor de gebieden met groene contour en de recreatiezones. Het opstellen van een gebiedsvisie, vergelijkbaar met die voor Hart van de Heuvelrug, ligt mede niet voor de hand, omdat wij verwachten dat initiatieven

doorgaans een kleinschaliger karakter zullen hebben. Uiteraard verwachten wij wel dat in de ruimtelijke onderbouwing bij deze initiatieven deze in hun ruimere context worden geplaatst en de afweging tussen rood en groen goed wordt onderbouwd. Bij kernrandzones ligt de regie inderdaad

138 nadrukkelijk bij gemeenten. Zij hebben het beste zicht zowel op de (gewenste) kwaliteiten van deze gebieden als op de dynamiek van de functies in deze gebieden. Wij stimuleren daarom de

visievorming door gemeenten voor deze gebieden en hebben zeker niet de intentie deze

visievorming over te nemen. Voor de recreatiezone hebben we in het RAP.2 een project opgenomen om – samen met gemeenten en gebiedspartijen – een onderzoek te doen naar de gewenste

ruimtelijke invulling van de recreatiezones, resulterend in een integrale gebiedsvisie.

Besluit PS: geen aanleiding tot aanpassing.

zienswijze van: 273

Samenvatting: Het is denkbaar dat er in het buitengebied landgoedachtige ontwikkelingen plaatsvinden. Te denken valt aan de Laagte van Pijnenburg, waarin enig rood de financiering zou kunnen leveren voor de natuurinrichting van de Praamgrachtzone en met name een fietspad langs de Praamgracht richting Eem.

Reactie PS: Wij bieden ruimte voor rood-voor-groenconstructies in diverse gebieden: in

recreatiezones, in gebieden met een groene contour, mede in relatie met kernrandzones. Voor de door indiener genoemde gebieden zijn vooral de groene contour en de kernrandzone relevant. Een deel van het Praamgrachtgebied is als groene contour aangewezen. Ter financiering daarvan is enig rood toegestaan, dat niet noodzakelijk (liever niet zelfs) binnen die contour hoeft te worden

opgericht. Een plek aan de rand van de kern heeft de voorkeur. Realisering van fietsverbindingen die de recreatieve mogelijkheden rond kernen verbeteren past bij uitstek bij de doelen voor

kernrandzones.

Besluit PS: geen aanleiding tot aanpassing.

6.1/03 Nieuwe functies voor stoppende agrarische bedrijven zienswijze van: 007

Samenvatting: Tel bouwwerken geen gebouw zijnde, zoals mestsilo’s, mestputten en sleufsilo’s wel mee bij toepassing van de ruimte-voor-ruimteregeling. Het betreft bouwwerken die een (grote) impact op het landschap kunnen hebben en dus bij sloop landschapswinst opleveren.

Reactie PS: Bouwwerken geen gebouw zijnde verschillen naar aard en omvang te zeer, om deze generiek gelijk te kunnen stellen aan gebouwen. Soms omvangrijk maar laag, soms van geringe oppervlakte maar hoog. De impact op het landschap verschilt daarmee ook sterk. Afwijking van de in artikel Algehele agrarische bedrijfsbeëindiging of bedrijfsverplaatsing van de PRV genoemde maat is mogelijk bij extra kwaliteitsverbetering. Het is aan de gemeente om de bijdrage aan de

kwaliteitsverbetering door sloop van bouwwerken geen gebouw zijnde gemotiveerd mee te wegen.

Om dit beter mogelijk te maken zullen we in de toelichting bij artikel Algehele agrarische

bedrijfsbeëindiging of bedrijfsverplaatsing, lid 4 het rijtje mogelijkheden voor kwaliteitsverbetering vooraf laten gaan door het woordje ‘kan’ i.p.v. het woordje ‘moet’.

Besluit PS: Aanpassen PRV, door in de toelichting bij artikel Algehele agrarische bedrijfsbeëindiging of bedrijfsverplaatsing, lid 4 het rijtje mogelijkheden voor kwaliteitsverbetering vooraf laten gaan door het woordje ‘kan’ i.p.v. het woordje ‘moet’.

zienswijze van: 015, 079

Samenvatting: Ga terughoudender om met functiewijziging bij agrarische bedrijfsbeëindiging. Met name de ruimhartige compensatie met (nieuwbouw van) woningen stuit op weerstand, evenals de mogelijkheid voor ‘passende bedrijfsfuncties’. Een voorwaarden- en criteriakader gericht op behoud van uiterlijke kenmerken en omgevingskwaliteit wordt noodzakelijk geacht. (15) Bij het toestaan van andere functies in vrijkomende agrarische bouwpercelen ontbreekt een principe-uitspraak over het weren van verkeersintensieve alternatieve bestemmingen. (79)

Reactie PS: Het bieden van mogelijkheden voor alternatieve functies op vrijkomende agrarische bedrijfspercelen achten wij noodzakelijk. Dat daarbij de omgevingskwaliteit in acht moet worden genomen staat buiten kijf. Wij hebben in de PRV echter alleen die randvoorwaarden opgenomen die vanuit provinciale belangen relevant zijn. Voor het overige (zoals de beoordeling van milieuaspecten

139 en verkeer op plaatselijk niveau) behoort de afweging plaats te vinden door de gemeente, in het kader van een ‘goede ruimtelijke ordening’. Ook in de gevallen waar provinciale belangen wel in het geding zijn (zoals landschappelijke kernkwaliteiten) hechten wij er aan, dat de gemeente in

individuele gevallen de afweging maakt. Dat geldt zeker ook voor de beoordeling van de uiterlijke kwaliteiten van bestaande bebouwing. Wel zijn wij voornemens om via RAP.2 2012-2015 de mogelijkheid te onderzoeken om ervenconsulentschap te stimuleren. Indien de verkeerseffecten zodanig zijn dat deze consequenties kunnen hebben voor de doorstroming op het regionaal wegennet, geldt de ‘Mobiliteitstoets’ (artikel Mobiliteitstoets PRV).

Besluit PS: geen aanleiding tot aanpassing.

zienswijze van: 100

Samenvatting: Neem voor de ruimte-voor-ruimte regeling meer concrete kaders op dan nu in de PRV zijn verwoord. Met name het criterium ‘ruimtelijke kwaliteit’ en ‘afwijken van deze maatvoering bij verhogen ruimtelijke kwaliteit’ roept vragen op: er is behoefte aan één of meer in het betreffende artikel te noemen beleidsdocumenten waaraan het lokale bestuur dient te toetsen.

Reactie PS: Wij hebben in de toelichting bij het betreffende artikel aangegeven, aan welke vormen van extra ruimtelijke kwaliteit wij denken, bij gevallen waar van de standaardnormen wordt

afgeweken. Wij hebben de lijst bewust niet in beton willen gieten: de gemeente moet een afweging kunnen maken of het een tegen het ander opweegt. De lijst is ook niet uitputtend: ook andere vormen van kwaliteitsverbetering zijn mogelijk. Dat stelt wel eisen aan de overtuigingskracht van de ruimtelijke onderbouwing. Wij zullen dit duidelijker maken door de lijst vooraf te laten gaan door het woordje ‘kan’ i.p.v. het woordje ‘moet’.

Besluit PS: Aanpassen PRV, door in de toelichting bij artikel Algehele agrarische bedrijfsbeëindiging of bedrijfsverplaatsing, lid 4 het rijtje mogelijkheden voor kwaliteitsverbetering vooraf laten gaan door het woordje ‘kan’ i.p.v. het woordje ‘moet’.

zienswijze van: 134

Samenvatting: Voor ruimte-voor-ruimte wordt uitgegaan van een minimum van 1000 m2 te slopen voormalige bedrijfsgebouwen in alle situaties. Deze oprekking staat haaks op de gewenste en geschetste kwaliteitsontwikkeling in de meest kwetsbare gebieden, de extensiveringsgebieden.

Handhaaf daar het huidige minimum van 800 m2.

Reactie PS: De regeling waar indiener naar verwijst betreft een specifieke regeling voor ruimte-voor-ruimtegevallen in extensiveringsgebieden in het Reconstructieplan Gelderse Vallei-Utrecht-Oost. Hier geldt, in afwijking van de regeling in de PRV 2009 voor de rest van de provincie, een iets minder strenge sloopeis. In de nieuwe PRV streven we naar een eenduidige, maar wel flexibele regeling voor ruimte-voor-ruimte die in de hele provincie hetzelfde is. De regeling voor extensiveringsgebieden is daarom niet meer opgenomen. Dat neemt niet weg dat het doel achter deze specifieke regeling nog steeds actueel is: de sanering van agrarische bedrijven die negatieve gevolgen hebben voor de kwaliteit van nabijgelegen natuurgebieden. Een dergelijke sanering kan zeker worden aangemerkt als een vorm van ‘verhoging van de ruimtelijke kwaliteit’ in de zin van artikel Algehele agrarische

bedrijfsbeëindiging of bedrijfsverplaatsing, lid 4 onder b. Ook daar waar een dergelijk agrarisch bedrijf niet in een extensiveringsgebied ligt. Toepassen van een lagere norm is in concrete gevallen dus zeker nog mogelijk. Wij zullen dit in de toelichting bij het artikel nog verduidelijken.

Besluit PS: Aanpassen PRV, door in de toelichting bij artikel Algehele agrarische bedrijfsbeëindiging of bedrijfsverplaatsing, lid 4 in het rijtje mogelijkheden voor kwaliteitsverbetering op te nemen:

‘sanering van niet-grondgebonden veehouderij uit de directe nabijheid van natuurgebieden’.

zienswijze van: 135

Samenvatting: Vrijkomende agrarische bebouwing kan een nieuwe functie krijgen. Deze bebouwing staat echter vaak in linten en dan kunnen deze functies te maken krijgen met stankcirkels en milieu eisen en kunnen ze op hun beurt de agrarische bedrijven belemmeren, zowel in bedrijfsvoering, als in een prijsopdrijvend effect voor de grond, wat tot leegloop en dus verpaupering van het gebied leidt.

140 Reactie PS: Initiatiefnemers voor functiewijziging in het landelijk gebied kunnen aan de regels van de PRV geen directe rechten ontlenen. De gemeente zal steeds de plaatselijke omstandigheden en generieke wettelijke regels bij de afweging in acht moeten nemen. Milieucirkels bijvoorbeeld kunnen beperkingen opleveren voor functiewijziging. Het is ook aan de gemeente om te beslissen of ze functiewijziging willen toestaan, wetende dat dit de bedrijven in de omgeving in de toekomst wellicht kan hinderen. De PRV geeft slechts de regels en de mogelijkheden aan en geeft de gemeente de mogelijkheid om daarbinnen zelf de afweging te maken.

Besluit PS: geen aanleiding tot aanpassing.

zienswijze van: 157

Samenvatting: Functieverandering naar wonen mag plaatsvinden indien het bouwperceel niet optimaal is gesitueerd en uitgerust voor grondgebonden landbouw. Voor bouwpercelen in het LOG geldt ook juist dat bestaande bouwpercelen benut moeten worden voor de niet-grondgebonden veehouderij (verplaatser). Het toepassen van de ruimte-voor-ruimteregeling (lid 4) en in feite ook de functieverandering naar Wonen (lid 3) in het LOG is daarom ongewenst. In het LOG ligt het primaat immers bij de landbouw.

Reactie PS: De gemeente heeft de ruimte om binnen het LOG niet mee te werken aan een functiewijziging naar wonen. Dat sluit aan bij de intenties van het LOG zoals die in de PRS zijn verwoord en bij de intentie van artikel Algehele agrarische bedrijfsbeëindiging of

bedrijfsverplaatsing, lid 2: daar waar de landbouw het primaat heeft, is terughoudendheid met functiewijziging gewenst. Wij hebben echter geen categorisch verbod voor een dergelijke functiewijziging in het LOG opgenomen, omdat incidenteel ook in dit gebied functiewijziging een uitkomst kan zijn, die ook de landbouw ten goede komt.

bedrijfsverplaatsing, lid 2: daar waar de landbouw het primaat heeft, is terughoudendheid met functiewijziging gewenst. Wij hebben echter geen categorisch verbod voor een dergelijke functiewijziging in het LOG opgenomen, omdat incidenteel ook in dit gebied functiewijziging een uitkomst kan zijn, die ook de landbouw ten goede komt.