• No results found

De omvang van de vermogensrechtelijke problemen na scheiding van in koude uitsluiting gehuwde partners scheiding van in koude uitsluiting gehuwde partners

In document K OUDE UITSLUITING (pagina 81-86)

De eerste stap van het onderzoek naar de omvang van de vermogensrechtelijke problemen van gescheiden huwelijkspartners behelst het voor een reeks van jaren vaststellen welk percentage van de huwelijken werd gesloten op

huwelijkse voorwaarden, inhoudende koude uitsluiting. De tweede stap bestaat in het, mede aan de hand van de in de eerste stap verkregen gegevens, berekenen hoeveel van de in de periode 1996-2009 voorgevallen echtscheidingen waarbij kinderen waren betrokken, betrekking hadden op in koude uitsluiting gehuwde echtgenoten. De derde stap wordt gevormd door een schatting van de omvang van de groep gescheiden vrouwen die in koude uitsluiting waren gehuwd, de zorg voor kinderen hebben en met vermogensrechtelijke problemen kampen.58

Onderzoek naar huwelijkse voorwaarden, inhoudende koude uitsluiting, is mogelijk doordat huwelijkse voorwaarden doorgaans in de openbare

huwelijksgoederenregisters zijn gepubliceerd. Het periodiek uitgevoerde onderzoek naar huwelijkse voorwaarden in Nederland, verricht door de sectie

57 I. Esveldt, K. Henkens, ‘Kind remt economische zelfstandigheid. Meer vrouwen werken, maar niet meer uren’, Demos 17 (4), 2001, p. 32-34.

58 Ook hier geldt dat onze schatting geen betrekking heeft op de groep voor wie koude uitsluiting leidt tot als onbillijk ervaren vermogensverhoudingen, zonder dat deze gepaard gaan met financiële nood.

Notarieel recht van de Radboud Universiteit te Nijmegen,59 levert uitgebreide statistische informatie op met betrekking tot huwelijkse voorwaarden.

Een beperking is echter dat niet met betrekking tot alle jaren vóór 1997 gegevens beschikbaar zijn. Op basis van de voorhanden gegevens kan voor elk van de in het onderzoek betrokken jaren een totaal aantal koude uitsluitingen worden vastgesteld:

Tabel

Jaar Aantal gemaakte huwelijkse

voorwaarden

Percentage koude

uitsluitingen Aantal koude uitsluitingen

193060 3 732 72,8 2 717 1960 6 737 72,6 4 891 1970 12 951 61,2 7 926 1975 13 096 48,4 6 338 1980 13 478 27,3 3 679 1990 21 920 20,1 4 405 1994 23 384 14,7 3 437 1995 21 978 13,3 2 923 199761 26 014 3,8 999 199862 28 111 6,0 1 686 1999 27 563 9,8 2 701 2000 26 780 3,9 1 044 2001 23 687 7,2 1 705 2002 24 709 5,7 1 408 2003 22 829 6,3 1 438

Bron: M.J.A. van Mourik en W. Burgerhart, ‘De ontwikkeling in de praktijk der huwelijkse en

partnerschapsvoorwaarden in de periode 1997-2003’, WPNR 6648 (2005).

De derde kolom van deze tabel laat zien dat het percentage koude uitsluitingen onder de gemaakte huwelijkse voorwaarden gestaag daalt – met de scherpste daling rond het jaar 1997. De absolute aantallen gemaakte koude uitsluitingen volgen deze dalende trend, met dien verstande dat door de stijging van de absolute aantallen huwelijkse voorwaarden, het aantal koude uitsluitingen ondanks de sterke daling in populariteit significant blijft. Uit ons normatief en empirisch onderzoek leiden wij af dat onderscheid moet worden gemaakt tussen ‘oude’ en ‘nieuwe’ gevallen van koude uitsluiting. Voor de oude gevallen is

kenmerkend dat zij zijn gemaakt in een tijd van grote populariteit van koude uitsluiting, waardoor de keuze daarvoor als vrij vanzelfsprekend werd ervaren; voorts had de man toen vaak een dominante positie bij de keuze van de

huwelijkse voorwaarden en was er – in onze tegenwoordige ogen – sprake van een gebrek aan adequate voorlichting, in het bijzonder van de vrouw. Voor nieuwere gevallen is kenmerkend dat zij worden gemaakt in een tijd van (sterk)

59 M.J.A. van Mourik en W. Burgerhart, ‘De ontwikkeling in de praktijk der huwelijkse en partnerschapsvoorwaarden in de periode 1997-2003’, WPNR 6648 (2005).

60 De cijfers van vóór 1996 zijn gebaseerd op het onderzoek in alle 19 arrondissementen.

61 De cijfers vanaf 1996 zijn gebaseerd op vervolgonderzoek waarin slechts 13 uit 19 arrondissementen zijn onderzocht.

62 Vanaf 1998 zijn ook de geregistreerde partnerschappen meegerekend als waren het huwelijken.

verminderde populariteit van koude uitsluiting. Deze houdt verband met de opkomst van verrekenbedingen, waardoor een keuze voor koude uitsluiting niet meer als vanzelfsprekend wordt ervaren; voorts hebben man en vrouw

evenwichtiger posities bij de keuze van huwelijkse voorwaarden; ten slotte vindt tegenwoordig adequatere voorlichting van beide partijen plaats.

De grens tussen de oude en nieuwe gevallen kan voor ons onderzoek worden gelegd omstreeks 1997, toen zich de meest spectaculaire daling van de populariteit van koude uitsluiting voordeed. Uiteraard realiseren wij ons dat deze daling reeds inzette in de jaren zeventig van de twintigste eeuw, toen op grote schaal gebruik gemaakt ging worden van verrekenbedingen. Waar het ons echter vooral ook om gaat, is de wijze waarop de voorlichting aan partijen

plaatsvond. Het totaal aantal gemaakte koude uitsluitingen bedroeg van 1997 tot 2003 10 981 gevallen.

Door vergelijking met CBS-gegevens over jaarlijkse aantallen huwelijks-sluitingen, kan worden vastgesteld welk percentage van alle huwelijken in een bepaald jaar in koude uitsluiting werd gesloten (gemakshalve stellen wij daarmee gelijk huwelijken waar de echtgenoten later overstappen op koude uitsluiting). Dat levert het volgende beeld op:

Tabel

jaar percentage huwelijken in koude uitsluiting

1960 5,5 1970 6,4 1975 6,3 1980 4,1 1990 4,6 1994 4,1 1995 3,6 1997 1,2 1998 1,9 1999 3,0 2000 1,2 2001 2,1 2002 1,6 2003 1,8

Uit de tabel blijkt dat het percentage huwelijken dat in koude uitsluiting plaatsvond, in de periode vanaf 1997 steeds heeft gelegen tussen 1,2% en 3%. Gemiddeld werd in die periode ongeveer 1,8% van de huwelijken in koude uitsluiting gesloten. Cijfers voor de periode na 2003 ontbreken, maar wij hebben uit de interviews met notarissen en de tweede expertmeeting de indruk dat het aantal koude uitsluitingen inmiddels enigermate is gestegen. Vóór 1997 lagen de percentages koude uitsluitingen duidelijk hoger, in de periode 1980-1995

globaal genomen iets boven de 4%.

Vervolgens kan aan de hand van CBS-gegevens over aantallen echtscheidingen waarbij kinderen zijn betrokken, geschat worden bij hoeveel van die gevallen de

echtgenoten in koude uitsluiting gehuwd waren.63 In totaal waren in de periode 1996-2009 bij 246 766 echtscheidingen kinderen betrokken. Hierbij wordt aangenomen dat in koude uitsluiting gehuwde echtgenoten niet vaker of minder vaak kinderen krijgen dan andere echtgenoten.64

Voor de berekening is verder van belang wat de gemiddelde huwelijks-duur is geweest van de huwelijken die in een bepaald jaar door echtscheiding eindigden. Aan de hand daarvan kan immers worden bepaald welk percentage van de in een bepaald jaar door echtscheiding geëindigde huwelijken indertijd in koude uitsluiting was gesloten. Ook daarover zijn CBS-gegevens voorhanden en daaruit blijkt dat de gemiddelde huwelijksduur in de periode 1995-2008

geleidelijk is gestegen van 12,2 jaar naar 14,2 jaar (gemiddeld 13,2 jaar).65 Door nu van al deze echtscheidingen per jaar te bekijken welk percentage daarvan zal zijn gesloten in koude uitsluiting (waarbij dus rekening gehouden wordt met het geschatte percentage koude uitsluitingen dat 13 jaar vóór de echtscheiding van toepassing was), kunnen wij schatten hoeveel huwelijken van in koude uitsluiting gehuwde echtgenoten met kinderen van jaar tot jaar door echtscheiding ten einde zijn gekomen. Dat levert de volgende tabel op:

Tabel

jaar echtscheidingen met kinderen huwelijken in koude percentage uitsluiting aantal k.u. echtscheidingen met kinderen 1996 16 164 4,1 663 1997 15 990 4,1 658 1998 15 827 4,2 665 1999 17 151 4,3 737 2000 17 955 4,4 790 2001 19 651 4,5 884 2002 18 679 4,5 841 2003 18 275 4,6 841 2004 18 055 4,5 812 2005 18 312 4,4 806 2006 18 055 4,2 758 2007 17 982 4,1 737 2008 18 180 3,6 654 2009 16 490 2 330

Totaal: 246 766 Gemiddeld: 4,1 Totaal: 10 174

Uit bovenstaande tabel volgt dat in de periode 1996-2009 in totaal 10 174 in koude uitsluiting gehuwde vrouwen met kinderen gescheiden zijn geraakt. Daarmee hebben we echter nog niet de huidige omvang vastgesteld van de ons interesserende groep alleenstaande vrouwen met kinderen die voorheen in

63 CBS Statline. Echtscheiding; leeftijdsverschil, kinderen, geboorteland, huwelijksduur (gewijzigd op 23 juli 2010).

64 Deze aanname spreekt overigens niet geheel vanzelf. Tijdens de tweede expertmeeting bleek dat sommige notarissen de indruk hebben dat koude uitsluiting minder voorkomt bij echtparen die al kinderen hebben of verwachten dat zij nog kinderen zullen krijgen.

65 CBS Statline. Huwelijksontbindingen; door echtscheiding en door overlijden (gewijzigd op 15 oktober 2009).

koude uitsluiting waren gehuwd. Ter bepaling daarvan zijn enige verdere stappen vereist.

In de eerste plaats dient rekening te worden gehouden met het feit dat de kinderen in 20% van de scheidingen niet bij de moeder gaan wonen.66 Derhalve waren er in de genoemde periode circa 8 100 voorheen in koude uitsluiting gehuwde vrouwen bij wie na de scheiding de kinderen bleven wonen.

In de tweede plaats dienen vrouwen die hertrouwd zijn of zijn gaan samenwonen, buiten beschouwing te worden gelaten. Bij gescheiden vrouwen met kinderen ligt dit percentage op circa 43%.67 Dat betekent dat van de zojuist omschreven groep van 8 100 vrouwen een groep overblijft van 4 600 langdurig zonder nieuwe partner blijvende vrouwen met thuiswonende kinderen.

In de derde plaats is van belang dat niet deze hele groep na de echt-scheiding in ernstige financiële problemen zal zijn geraakt. Op grond van gegevens van het CBS weten wij dat in 2008 30% van alle eenoudergezinnen leefde onder de lage-inkomensgrens.68 Dat zou betekenen dat – zonder rekening te houden met bijzondere aggraverende of juist mitigerende factoren69 – bij echtscheiding na een huwelijk in koude uitsluiting, de groep vrouwen met thuiswonende kinderen zou bestaan uit 1 840 personen.

Maar ook met deze nadere beperking van de groep zijn wij er nog niet. Bedacht dient namelijk te worden dat van de groep vrouwen die in de periode 1996-2009 is gescheiden en met de kinderen een eenoudergezin is gaan wonen, een aanzienlijk deel nadien ook door andere oorzaken dan het vinden van een nieuwe partner op zeker moment niet langer tot een eenoudergezin behoort. Dat kan zijn door overlijden, maar vooral ook doordat de kinderen meerderjarig worden en op zichzelf gaan wonen.70 Hoe groot dit effect is, is niet precies bekend. Bij de vrouwen die na ongehuwde samenleving waren gescheiden, hebben wij voor dezelfde periode geschat dat een vermindering met ongeveer 15% toegepast dient te worden (zie paragraaf 3.8.2). Wij zien geen reden waarom dit bij echtscheidingen na een huwelijk in koude uitsluiting anders zou zijn. Dat zou de resterende groep vrouwen brengen op circa 1 500 vrouwen.

Nog andere beperkende factoren zijn mogelijk van invloed. Zo is hiervoor geen rekening gehouden met de gevallen dat een aanvankelijk in koude

uitsluiting aangegaan huwelijk nadien door wijziging van de huwelijkse voorwaarden niet langer koude uitsluiting kent.71 Ook zijn er gevallen dat er

66 A. de Graaf, ‘Scheiden: motieven, verhuisgedrag en aard van de contacten’, CBS Bevolkingstrends, 4de kwartaal, 2005, p. 39-46, aldaar p. 43.

67 J. Garssen e.a. (red.), Samenleven. Nieuwe feiten over relaties en gezinnen, CBS, Voorburg/Heerlen, 2001, p. 39.

68F.Otten, W. Bos (red.), Lage inkomens, kans op armoede en uitsluiting 2009, CBS, Den Haag/Heerlen, 2009, p. 18. Vgl. noot .

69 Een mitigerende factor kan zijn dat deze vrouwen aanspraak kunnen maken op alimentatie. De omvang van dit effect behoeft niet groot te zijn, gelet op het feit dat de koopkracht van gehuwde vrouwen na echtscheiding ondanks alimentatieaanspraken veel sterker daalt (met 21%) dan die van ongehuwd samenwonende vrouwen (14%). Zie paragraaf 3.4.3.2.

70 Wij realiseren ons dat ook uitwonende studerende kinderen voor de ouders een financiële last kunnen vormen. Daardoor zou de groep met problemen in feite groter kunnen zijn. Wij kunnen dit echter niet goed kwantificeren.

71 Het omgekeerde, namelijk de situatie waarbij echtgenoten die in gemeenschap gehuwd zijn of een verrekenbeding hebben, alsnog overgaan op koude uitsluiting, zal zich in de praktijk vermoedelijk nauwelijks voordoen.

weliswaar geen wijziging van huwelijkse voorwaarden plaatsvindt, maar de echtgenoten wel de echtelijke woning in gemeenschappelijk eigendom hebben. Dat dit een en ander in de praktijk daadwerkelijk voorkomt, is uit onze

interviews met notarissen en advocaten en de expertmeeting genoegzaam gebleken. De precieze omvang van deze effecten valt niet goed te bepalen. Gelet op het kleine aantal vrouwen waar onze berekeningen op uitkomen, is dat voor het onderhavige onderzoek ook niet van groot belang.72 Voldoende lijkt hier om te concluderen dat van de groep vrouwen die na een huwelijk in koude

uitsluiting is gescheiden en met de kinderen een eenoudergezin vormt, naar schatting een kleine groep van omstreeks 1 500 vrouwen onder de

lage-inkomensgrens verkeert en derhalve kampt met financiële problemen die wij als ernstig kwalificeren.73

3.7. Aard en oorzaken van vermogensrechtelijke problemen na

In document K OUDE UITSLUITING (pagina 81-86)

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN