• No results found

4 THEMA’S

4.4 Vermesting

Naast effecten op ecosystemen en de bevolking, tasten verzurende stoffen en ozon materialen aan en leiden ze tot schade aan landbouwgewassen. De schade door SO2 (vaker schilderen of vervangen van metalen en houten buitenwerk) is sterk gedaald van ruim 300 miljoen gulden in 1980 naar ongeveer 80 miljoen gulden in 1997. De schade door ozon aan landbouwgewassen vertoont geen duidelijke trend en ligt gemiddeld rond de 350 miljoen gulden per jaar.

De verhouding tussen stikstof en fosfor in het zoete en zoute oppervlaktewater is in ongunstige zin veranderd door het achterblijven van de reductie van stikstofemissies bij de fosforemissies. Hierdoor is het risico op bloei van giftige algen vergroot.

Inleiding

Vermesting, de verrijking van ecosystemen met stikstof en fosfor, ontregelt samen met verzuring en verdroging ecologische processen, en vormt een bedreiging voor de drink-waterbronnen. Deze stoffen worden met name geëmitteerd door de landbouw, terwijl ook de aanvoer door buitenlandse rivieren groot is. Consumenten, industrie, afvalverwijde-ringsbedrijven en rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI’s) leveren kleinere bijdragen.

Het gevolg is een verandering in de levensgemeenschap, veelal gekenmerkt door de overheersing van één of enkele (ongewenste) soorten. Op het land uit zich dat in een ver-arming of verruiging van de vegetatie, in het water door het optreden van algenbloei, een toename van de kans op het optreden van giftige algen, en schuimvorming op het strand als gevolg van afstervende algenbloeien. Ook hoger in de voedselketen zijn gevolgen merkbaar. In de drinkwaterbereiding zijn als gevolg van te hoge gehalten van nitraat of daarmee uitgewisselde stoffen in het grondwater extra zuiveringsmaatregelen nodig.

Beleid

Aangezien de landbouw meer dan 90% van de belasting van de bodem met vermestende stoffen veroorzaakt, is recent beleid ter vermindering van de belasting vooral op deze sector gericht. Daarnaast werd internationaal beleid geïmplementeerd: als gevolg van het Urban Waste Water Treatment Directive is meer zuivering gerealiseerd.

Milieudruk

De import van fosfor bestond voor 50% uit fosfaaterts voor de kunstmestindustrie. De invoer via veevoeders droeg 15% bij en via levensmiddelen 13%. Van de import werd 83% in de vorm van producten weer uitgevoerd. Van het resterende deel bleef 1% achter in producten voor de Nederlandse markt. Van de totale aanvoer leidde uiteindelijk 16%

(87 miljoen kg) tot een belasting van zoet water en de bodem (figuur 4.4.1). In 1996 was sprake van een netto afvoer naar de Noordzee (5 miljoen kg), waardoor in dat jaar de accumulatie in het zoete milieu (bodem en water) uitkwam op circa 82 miljoen kg. Deze hoeveelheid accumuleert vrijwel geheel in de landbodem en met name in landbouw-grond. De import van stikstof betrof voornamelijk veevoeders en voedingsmiddelen. De accumulatie in bodem en zoet oppervlaktewater, inclusief denitrificatie, bedroeg in 1996 485 miljoen kg.

De totale belasting van het Nederlandse milieu met vermestende stoffen vertoonde sinds het midden van de jaren ’80 een dalende trend (figuur 4.4.2). Daarbij bleef de stikstof-belasting nagenoeg gelijk. De daling van de fosforstikstof-belasting is vooral te danken aan het verbod op fosfor in wasmiddelen (met name voor de situatie in het oppervlaktewater), de maatregelen bij RWZI’s (derde trapszuivering), en de daling van de fosforemissie via dierlijke mest. Het stoppen van de lozing van fosforzuurgips door de kunstmestindustrie betekende voor het kustwater een duidelijke vermindering van de fosfaatbelasting. In 1997 trad een sterke eenmalige daling op als gevolg van vooral een uitzonderlijk grote

V E R M E S T I N G 4

gewasafvoer en de varkenspest (zie paragraaf 3.2). Als gevolg van de Wet Herstructure-ring varkenssector en de daling van het aantal melkkoeien wordt geraamd dat in de komende jaren de emissie van vermestende stoffen verder zal dalen met circa 1,5% per jaar.

4 V E R M E S T I N G

ECONOMIE export

import

Accumulatie:

5

MILIEU (zoet) aanvoer via

rivieren

afvoer naar zee belasting

van water en bodem

Accumulatie:

82

(zout)

15

87

557

533 440

20 1

Figuur 4.4.1 Stroomschema van fosfor door economie en milieu in 1996 (miljoen kg/j) (Bron:

CBS; bewerking RIVM).

1980 1982 1984 1986 1988 1990 1992 1994 1996 1998 2000 2002

0 40 80 120 160 200

Fosfor Stikstof

Stikstof- en fosforbelasting

Prognose Realisatie

m-eq

Figuur 4.4.2 Belasting van de bodem en het zoete oppervlaktewater met vermestende stof-fen in Nederland, 1980-2002.

Milieukwaliteit

Bodem en Grondwater

Het areaal bosgebieden waar de kritische stikstofbelasting voor grondwater wordt over-schreden schommelt sinds 1980 rond de 90% (figuur 4.4.3). De mate van overschrijding is sinds 1987 echter duidelijk afgenomen. Voor de bosvegetatie is de overschrijding van de kritische stikstofdepositie sinds 1980 nauwelijks afgenomen. De gunstige effecten die de verplichting tot onderwerken van mest heeft op de depositie van stikstof en op veranderin-gen in vegetatie in bossen zijn kleiner dan eerder verondersteld (zie paragraaf 4.3). Het grondwater onder circa 80% van de zandgebieden voldoet niet aan de EU-Nitraatricht-lijn. In het kader van deze richtlijn moet in de periode 1999-2003 het Tweede Actiepro-gramma worden geïmplementeerd. Dit pakket maatregelen zal financieel worden onder-steund vanuit de ICES-middelen.

In de veenkoloniën, het Zuid-Limburgse lössgebied, het centrale, oostelijke en zuidelij-ke zandgebied is bij een groot deel van de landbouwbedrijven de verzadiging van de bodem met fosfor hoog (figuur 4.4.4). Met name in het centrale en zuidelijke zandge-bied is de fosfaatverzadiging van de bodem dermate hoog, dat volgens het thans gang-bare bemestingsadvies bij ongeveer de helft van de bedrijven bemesting geheel achter-wege zou kunnen blijven.

Water

De emissies van fosfor en stikstof naar water in Nederland dalen vanaf 1985. De hoe-veelheden die binnenkomen via de grensoverschrijdende rivieren vertonen een wisse-lend beeld, met name omdat de debieten sterk wisselen. Hetzelfde geldt voor de afvoer

V E R M E S T I N G 4

Grondwater Vegetatie 0

20 40 60 80 100

Geen < 25%

25 - 50% 50 - 100%

100 - 200% > 200 %

1980 1987 1995 1996 1980 1987 1995 1996

Overschrijding kritisch stikstofniveau

Areaal (%)

Figuur 4.4.3 Overschrijding van het kritische stikstofniveau voor bosgebieden, 1980-1996.

naar de Noordzee. De geslaagde terugdringing van de fosfaatemissies heeft ertoe geleid dat de concentraties van totaal-fosfor inmiddels in alle wateren aanzienlijk zijn gedaald, het minst in de Maas. De meeste concentraties liggen echter nog vrij ver boven het Maximaal Toelaatbaar Risico-niveau (MTR). De concentratie in het IJsselmeer is inmiddels lager dan de MTR. De weinig succesvolle reductie van stikstofemissies wordt gereflecteerd in de geringe daling van de totaal-stikstofconcentratie. Gedurende de laat-ste vier jaar is het aantal locaties waarop overschrijding van de grenswaarde voor totaal-stikstof en totaal-fosfor optrad nog niet afgenomen. Het aantal overschrijdingen van de grenswaarde voor fosfaat in stagnante wateren daalde echter wel.

De concentratie totaal-fosfor is voor het zoete water in Nederland meestal de belangrijk-ste effectbepalende eutrofiëringsfactor. In de periode 1980-1996 zijn de zomerconcen-traties van totaal-fosfor in meren en plassen met 50% gedaald en die van totaal-stikstof met ruim 20%. In ongeveer 70% van de meren en plassen is de situatie verbeterd; in ruim 10% is echter een verslechtering opgetreden. De wateren waarin, in aanvulling op het generieke beleid, gebiedsgerichte maatregelen zijn genomen, vertonen een signifi-cant gunstiger ontwikkeling dan de andere wateren.

De fosfaatconcentratie in de kustzone, Waddenzee en Westerschelde is de laatste tien jaar afgenomen, vooral dankzij de dalende aanvoer van fosfaat via de binnenwateren.

De aanvoer van stikstof (en daarmee de concentratie in de zoute wateren) is daarentegen nauwelijks afgenomen. De verhouding tussen de twee nutriënten (de N/P-ratio) is daar-door, zowel in de kustwateren als in de binnenwateren, sterk gestegen. Door deze over-maat aan stikstof is het risico op bloei van giftige algen vergroot. In de zoute wateren is, in tegenstelling tot het zoete water, het effect van stikstof groter dan dat van fosfor.

4 V E R M E S T I N G

Fractie bedrijven met hoge en lage P-toestand Meer lage P-toestand dan hoge Evenveel lage P-toestand als hoge Meer hoge P-toestand dan lage Veel meer hoge P-toestand dan lage Fosfaattoestand 1996

Figuur 4.4.4 Fosfaatverzadigingstoestand landbouwgronden.