• No results found

Vergelijking natuurlijke versus visserijverstoring

In document Syntheserapport PMR NCV : tussenrapport (pagina 145-147)

2005-2006, 2009-2013 Visserij-intensiteit boomkorvisserij,

Vraag 3: Onttrekking van vis en andere bijvangsten

5.1.13 Vergelijking natuurlijke versus visserijverstoring

De Voordelta is een dynamisch gebied, en natuurlijke verstoring door golven en stroming overal of in grote delen van de Voordelta zou een grote invloed op het bodemleven kunnen hebben in verhouding tot de verstoring door bodemberoerende visserij. Daardoor zou de kans op het vaststellen van effecten van visserij – of het verdwijnen ervan – kleiner kunnen zijn dan in gebieden met geringe natuurlijke verstoring. Daarom is in 2015 ook een schatting gemaakt van de natuurlijke verstoring (Craeymeersch et al. 2015).

Recente studies in het Kanaal en de Engelse Noordzee (Bolam et al. 2014) duiden op een grote ruimtelijke variatie in totale productie, maar ook op een ruimtelijk verschil in de gevoeligheid van totale productie voor bodemberoerende visserij, met de grootste gevoeligheid in gebieden met weinig of geen natuurlijke verstoring. Op basis van biologische eigenschappen hebben we de gevonden soorten onderverdeeld in groepen in relatie tot hun gevoeligheid voor bodemberoering, een

benadering ontwikkeld in het kader van het EU-project DEVOTES (http://www.devotes-project.eu/). De inschatting van de bodemberoering door natuurlijke fenomenen (golven en stroming) is gebeurd op basis van de gemeten en gemodelleerde data in het kader van het onderzoek naar de

natuurcompensatie (PMR-NCV). Het voornaamste doel was om op deze manier na te gaan of er gebieden zijn waar de potentiële verstoring door visserij hoger is (geweest) dan de natuurlijke verstoring.

Natuurlijke bodemberoering

Globaal hebben we voor het bepalen van de gevoeligheid voor natuurlijke verstoring, de methodiek van Diesing et al. (2013) en Aldridge et al. (2015) gevolgd. Daarbij wordt aangenomen dat de hoogte van de ribbels die onder invloed van getijstroming en golven ontstaan, een maat is voor de natuurlijke bodemberoering. Hierbij wordt aangenomen dat de verstoringsdiepte van dit soort ribbels gelijk is aan de helft van de ribbelhoogte. De berekeningen zijn gebaseerd op de beschikbare abiotische gegevens zoals die in de Voordelta zijn gemeten of berekend (Craeymeersch et al. 2015). In de studie van Diesing et al (2013) worden de ribbelhoogtes vertaald naar verstoringsdiepten en wordt de kans berekend dat deze meer is dan 1 of 4 cm. Hierbij wordt gekwantificeerd hoe vaak de verstoringsdiepte die grens overschrijdt, waarbij een dag waarop een dergelijk moment voorkomt, meteen als een hele dag telt.

Figuur 5.42 Aantal dagen per jaar, gemiddeld over de jaren 2005 tot en met 2013, dat de

verstoringsdiepte meer dan 1 cm bedraagt (in kleurschaal) en verspreiding van de boomkorvisserij in 2004/2005 (links) en garnalenvisserij in 2012/2013 (rechts) (visserij in grijstinten).

Figuur 5.43 Aantal dagen per jaar, gemiddeld over de jaren 2005 tot en met 2013, dat de verstoringsdiepte meer dan 2 cm bedraagt.

De kans op verstoring is het grootst dichtbij de kust (figuren 5.42 en 5.43). Verder van de kust af loopt het aantal dagen per jaar met verstoring snel terug. In de zuidelijke helft van de Voordelta worden de grenswaardes minder vaak overschreden dan in de noordelijke helft. In de zuidelijke helft zijn de condities in het algemeen gunstiger voor megaribbels (zandgolven met een hoogte tot ongeveer 2 m), en minder gunstig voor de kleinere ribbels. Eenzelfde analyse voor een

verstoringsdiepte van 3 cm laat zien dat dit in alle locaties minder dan 1 dag per jaar voorkomt. Voor ribbelhoogtes tussen 1 en 5 cm verandert de overschrijdingskans heel snel.

Tabel 5.13. Over de Voordelta ruimtelijk gemiddeld aantal dagen dat de verstoring door natuurlijke processen de gegeven grenswaarde in een jaar overschrijdt.

Jaar grenswaarde 1 cm 2 cm 3 cm 4 cm 2005 31,35 2,05 0,06 0,00 2006 24,99 1,32 0,04 0,00 2007 31,44 2,35 0,08 0,00 2008 27,13 1,85 0,06 0,00 2009 28,40 1,38 0,05 0,00 2010 31,15 1,72 0,04 0,00 2011 23,55 1,44 0,04 0,00 2012 27,30 1,51 0,05 0,00 2013 23,98 1,02 0,02 0,00

Het hierboven beschreven ruimtelijke patroon geldt ook voor individuele jaren (tabel 5.13).

Daarin is per jaar aangegeven op hoeveel locaties met welke frequentie de beroeringsdiepte meer dan 1 cm bedraagt.

De garnalenvisserij concentreert zich dus vooral op de meer dynamische locaties en de boomkorvisserij op de luwere plekken (figuur 5.42, 5.24, 5.25).

Om een directe vergelijking mogelijk te maken tussen absolute natuurlijke verstoring en visserijverstoring moeten beide bronnen van beroering op dezelfde schalen van intensiteit en frequentie uitgedrukt worden. Dat kan vooralsnog niet, onder meer omdat de keuzes bij het

berekenen van de ribbelhoogte niet geverifieerd kunnen worden door gebrek aan metingen van ribbels in de Voordelta. De frequentie van voorkomen van een bepaalde bodemberoering hangt heel sterk samen met wat als criterium gehanteerd wordt voor de verstoringsdiepte. Dat de onzekerheid in het voorspellen van de ribbelhoogte leidt tot een grote spreiding in de voorspelde frequentie van natuurlijke bodemberoering, wordt ook door Aldridge et al. (2015) onderkend.

Een ander probleem is dat beide type verstoringen waarschijnlijk op een verschillende manier

doorwerken op organismen die in de bodem leven. De directe impact van visserij is waarschijnlijk niet direct te vergelijken met de impact van een mobilisatie van het sediment door stroming of golven. Een harde schelp die een organisme kan beschermen bij natuurlijke verstoring, is niet per se geschikt om het dier tegen het contact met een wekkerketting van een boomkor te beschermen. Andere

kenmerken zijn waarschijnlijk belangrijker in het laatste geval, zoals ontwijking of een vlugge rekolonisatie. Bij het vergelijken van door visserij veroorzaakte bodemberoering met natuurlijke verstoring dient aan dit aspect meer aandacht besteed te worden (Aldridge et al. 2015).

We kunnen wel de ruimtelijke verdeling van de plekken met grote natuurlijke verstoring vergelijken met de verdeling van beide bodemberoerende visserijen. Dan blijkt dat in het

bodembeschermingsgebied de gebieden met de hoogste natuurlijke verstoring en gebieden met de meeste garnalenvisserij samenvallen en de boomkorvisserij in de luwere (en diepere) delen van de Voordelta plaats (gevonden) heeft. Hoe deze twee manieren van visserij-verstoring zich kwantitatief tot elkaar en tot de natuurlijke verstoring verhouden is echter niet te vast te stellen.

In document Syntheserapport PMR NCV : tussenrapport (pagina 145-147)