• No results found

Conclusies benthos

In document Syntheserapport PMR NCV : tussenrapport (pagina 149-152)

2005-2006, 2009-2013 Visserij-intensiteit boomkorvisserij,

Vraag 3: Onttrekking van vis en andere bijvangsten

5.1.15 Conclusies benthos

1) Wordt het verlies aan habitattype H1110B als gevolg van de aanleg van Maasvlakte 2 voldoende gecompenseerd?11

11 Deelvragen a en b zijn behandeld in MEP-aanleg

c) Zijn er positieve trends waar te nemen in kwaliteit van het Habitat 1110B (zoals deze wordt gedefinieerd in het profieldocument H1110 (versie 18 december 2008) in de Voordelta sinds het begin van de afname van de boomkorvisserij uit de Voordelta rond de laatste

eeuwwisseling?

Uit de resultaten blijkt dat er veranderingen in de tijd zijn in verschillende variabelen die de bodemdiergemeenschap beschrijven. Drie van de zes onderzochte indicatoren laten een trend in de tijd zien. Het gemiddeld individueel gewicht en het aandeel grote soorten vertonen globaal een daling over de onderzoeksperiode (2004-2016). Het aantal taxa neemt tot en met 2015 toe en is in 2016 weer lager. De andere indicatoren (totale biomassa, biomassa als voedsel voor vogels, maximale lengte Ensis) vertonen wel jaarlijkse verschillen en/of periodes met hogere of lagere waardes, maar vertonen geen duidelijke trend over de onderzoeksperiode.

Ruimtelijk is de bodemgemeenschapsstructuur sterk gerelateerd aan verschillen in saliniteit, mediane korrelgrootte, diepte, en hydrodynamiek. In de onderzoeksperiode zijn er Voordelta-brede temporele veranderingen in de soortensamenstelling en –dominantie. In alle deelgebieden van de Voordelta zijn de veranderingen in de benthosgemeenschap vergelijkbaar.

d) Zijn de waargenomen trends toe te schrijven aan de afgenomen bodemberoering ten gevolge van de afname van de grote boomkorvisserij met wekkerkettingen in de gehele Voordelta of ook aan andere factoren?

Er is geen eenduidig verband met de afname van de boomkorvisserij. De verklarende kracht van abiotiek en visserijdruk zijn gering in verhouding tot de ruimtelijke correlati

e.

In de totale set vertonen drie van de zes onderzochte responsvariabelen (totale biomassa, biomassa voor vogels en aantal taxa) een positieve relatie met visserijdruk door garnalenvisserij en de overige drie geen. De deelset (diepte < 10m, noordelijk deel van Bodembeschermingsgebied) laat voor geen enkele parameter een verband met garnalenvisserij zien.

In de totale set vertonen twee van de zes onderzochte responsvariabelen een positieve correlatie met visserijdruk door boomkorvisserij (biomassa voor vogels en gemiddeld individueel gewicht), twee een negatieve (aantal taxa, gemiddelde lengte Ensis), en de overige geen. De deelset laat voor alle parameters (behalve gem. lengte Ensis) een positief verband met boomkorvisserij zien.

Ook bij analyse van een gebied waar in 2004-2005 nog een hoge intensiteit van boomkorvisserij was, blijkt dat, in vergelijking met controle locaties, veranderingen in de dichtheid van soorten geen direct verband houden met de veranderingen in intensiteit in boomkorvisserij.

In de Voordelta is er is geen duidelijke, eenduidige, correlatie tussen de soortensamenstelling en visserij-intensiteit, zowel voor boomkorvisserij als voor garnalenvisserij. We vinden zowel positieve als negatieve relaties tussen soorten en visserijdruk, zowel voor soorten die gevoelig zijn voor visserij als soorten die dat niet of minder zijn.

Uit de lange termijn ontwikkelingen (WOT schelpdiersurvey) blijkt dat veel soorten de laatste 10 jaar een toename laten zien, zowel in de Voordelta als voor de Hollandse kust. Op basis van de VMS data (vanaf 2006) worden binnen deze set geen significante correlaties met de intensiteit van boomkor of garnalenvisserij in het voorafgaande jaar gevonden. Voor een aantal soorten worden op basis van de logboekdata (vanaf 1995) (boomkorvisserij) significante correlaties met de visserijdruk gevonden, maar de verbanden zijn zowel positief (vier soorten) als negatief (drie soorten). Voor drie soorten is geen correlatie met visserij gevonden.

Op de veranderingen in de inzichten over de effecten van boomkorvisserij wordt nader ingegaan in §5.4.

e) Hoe groot was de onttrekking van vis en andere (bij)vangsten in de periode T0 (2004-2008), T1 (2009-2013) en T2 (2014-2018)?

5.2 Vis

Bij de instelling van het BBG was de verwachting dat de beschermende maatregelen zouden leiden tot een lokale toename (10%) van de biomassa van het benthos. Deze 10% toename in benthos zou kunnen doorwerken op de hoeveelheid vis als voedsel voor vis en vogels en als onderdeel van Habitat 1110, de zogenaamde typische soorten van Habitat 1110 B (LNV 2008, Bijlage 3). Het onderzoek binnen Perceel Vis is bedoeld om het effect van de compensatiemaatregelen in de Voordelta (de instelling van het BBG) op vis en de visgemeenschap te bestuderen en om de vraag te beantwoorden of veranderingen in vis en de visgemeenschap gerelateerd kunnen worden aan het instellen van het BBG.

5.2.1 Onderzoeksvragen

Van de set geformuleerde MEP-vragen is voor vis vooral MEP-vraag 1 van belang en MEP-vraag 3 & 4, daar waar het voedsel voor visdief/grote stern betreft (zandspiering en haring). Dat laatste onderdeel wordt behandeld in hoofdstuk 7. MEP-vraag 1 is onderverdeeld in vijf deelvragen:

1) Wordt het verlies aan habitattype H1110B als gevolg van de aanleg van Maasvlakte 2 voldoende gecompenseerd?

c) Zijn er positieve trends waar te nemen in kwaliteit van het Habitat 1110B (zoals deze wordt gedefinieerd in het profieldocument H1110 (versie 18 december 2008), in de Voordelta sinds het begin van de afname van de boomkorvisserij uit de Voordelta rond de laatste eeuwwisseling?

d) Zijn de waargenomen trends toe te schrijven aan de afgenomen bodemberoering ten gevolge van de afname van de grote boomkorvisserij met wekkerkettingen in de gehele Voordelta of ook aan andere factoren?

e) Hoe groot was de onttrekking van vis en andere (bij)vangsten in de periode T0 (2004-2008), T1 (2009-2013) en T2 (2014-2018)?

Van deze deelvragen is voor vis vooral deelvraag 1c en 1d van belang. Deelvraag 1e wordt behandeld in hoofdstuk 4. Vraag 1a en 1b zijn beantwoord in het onderzoeksprogramma van MEP Aanleg (WVL 2013), en vallen niet onder het MEP-NCV programma. In deze rapportage wordt niet verder op die vragen ingegaan.

5.2.2 Beantwoording van onderzoeksvragen: parameters

De biomassa van bodemdieren, en daarmee de hoeveelheid voedsel voor beschermde/typische soorten, kan direct worden beïnvloed door de bodemberoerende visserij. Ook vis zelf kan door de veranderde visserijdruk worden beïnvloed. Daarnaast heeft de visserij mogelijk invloed op abiotische omstandigheden, die direct of indirect kunnen doorwerken op benthos en vis. Een voor het onderzoek complicerende factor is dat de garnalenvisserij in het bodembeschermingsgebied is toegestaan. In deze visserij wordt met fijnmazige netten gevist waardoor jonge vis en benthos onbedoeld

bijgevangen wordt. Onttrekking van, en eventuele schade aan deze organismen kan een verandering, veroorzaakt door het wegvallen van de boomkorvisserij, maskeren. Daarnaast wordt alle bijvangst in de garnalenvisserij overboord gezet, en is daarmee voedsel dat beschikbaar komt voor aaseters. Ook dit kan een onvoorzien effect op de bodemvis hebben.

Hieronder lichten we voor alle deelvragen toe welke analyses zijn uitgevoerd ter beantwoording ervan. De onderzoeksvragen 1c & d richten zich op het vaststellen van veranderingen in kwaliteit van H1110 als gevolg van de compensatiemaatregel. Vooraf is niet vastgesteld welke parameter gebruikt wordt voor het kwantificeren van kwaliteit voor vis. Ook het profieldocument (LNV 2008b, EZ 2014b) geeft hiervoor geen uitsluitsel. Hierin staat dat er sprake moet zijn van een goede structuur en functie maar hier wordt geen concrete invulling voor gegeven. Daarom hanteren we hier een set van parameters waarvan de verwachting is dat die veranderingen in de visfauna laten zien als gevolg van de verandering in de bodemberoerende visserij.

- Effect op dichtheid en soortensamenstelling. Naast een verandering in dichtheden (§5.2.7) kunnen ook verschuivingen in de vis/epibenthosgemeenschap (§5.2.8) duiden op een verandering in de bodemfauna.

- Effect op leeftijdsopbouw. Bij een afname in bodemberoerende visserij en sterfte als gevolg hiervan, verwachten we ook een verandering in de leeftijdsopbouw (§5.2.10): een verschuiving van een gemeenschap oververtegenwoordigd door kleine en jonge vissen naar een gemeenschap met een evenwichtiger leeftijdsverdeling, waarin ook oudere dieren aanwezig zijn. Door vermindering van visserijdruk is de verwachting dat dit resulteert in een verbeterde overleving van de residente soorten en een toename van de oudere

leeftijdsgroepen. Dit zou dan met name verwacht worden voor soorten die hun hele leven in het gebied blijven (residente soorten), niet voor kinderkamersoorten, die de Voordelta voornamelijk voor de juveniele stadia gebruiken.

- Effect via voedselaanbod. Als het prooiaanbod (door veranderingen in het benthos) verandert kunnen sommige soorten daarvan meer profiteren dan andere soorten. In welke richting een dergelijke soortenverschuiving plaats vindt is niet op voorhand te voorspellen. Wanneer biomassa, dichtheid, productie en/of samenstelling van benthos verandert als gevolg van de verminderde bodemberoering, zou dat mogelijk kunnen doorwerken in het dieet van vissen (§5.2.9), de groei (§5.2.11) en/of conditie (§5.2.12). Een overzicht van alle metingen en analyses is gegeven in hoofdstuk 2.

In document Syntheserapport PMR NCV : tussenrapport (pagina 149-152)