• No results found

Het effect van het verdwijnen van het Maasvlakte 2 gebied

In document Syntheserapport PMR NCV : tussenrapport (pagina 192-195)

Noord-Holland Zuid-Holland

6 Zwarte zee-eend

6.3 Het effect van het verdwijnen van het Maasvlakte 2 gebied

De eerste deelvraag van de MEP vraag richt zich op de betekenis van het kustgebied dat door aanleg van Maasvlakte 2 is verdwenen, als foerageergebied voor de zwarte zee-eend:

a) Hoeveel potentieel foerageergebied is er daadwerkelijk verloren gegaan a.g.v. het ruimtebeslag van MV2, de ontwikkeling van de erosiekuil en het gebruik van MV2?

i. Wat is op basis van voortschrijdend inzicht de betekenis van het gebied dat verloren is gegaan voor de zwarte zee-eend in termen van voedselbeschikbaarheid en rust?

ii. Hoe is, op basis van voortschrijdend inzicht, het effect van de aanleg en het gebruik van Maasvlakte 2 op het instandhoudingsdoel voor deze soort te beoordelen?

6.3.1 Historische waarnemingen

In 1973 werden bij grootschalige vogeltellingen in het Deltagebied in januari/februari 15.000 zwarte zee-eenden in de Voordelta geteld. Vliegtuigtellingen in de Voordelta zijn sinds de winter 1975/1976 regelmatig uitgevoerd (Baptist & Meininger 1996). Tussen 1975-1980 werden gemiddelde

wintermaxima geteld van zo’n 15.000, en maximale aantallen tot 28.000 zwarte zee-eenden in de maanden december-maart (Baptist & Meininger 1996). In de jaren tachtig en begin jaren negentig waren de aantallen lager met maxima tussen 2.000-10.000, met uitzonderlijk hoge aantallen in de koude winters van 1986/1987 (20.000) en 1987/1988 (16.000) (Baptist & Meininger 1996).

Baptist & Meininger (1996) presenteren een overzicht van gebieden in de Voordelta die voor de zwarte zee-eend van betekenis waren in de periode 1975-1995. Op basis van figuur 4.5 in hun publicatie is figuur 6.1 in dit rapport samengesteld. Uit deze figuur wordt duidelijk dat in die periode het gebied dat later Maasvlakte 2 zou worden, geen betekenis had voor zwarte zee-eenden.

In de periode tussen 1975-1985 werd ruim 75% van de vogels aangetroffen in de Haringvlietmonding, in het Slijkgat en ten oosten van de Hinderplaat. Nadien verschoven de concentraties eenden naar de Grevelingenmonding, de Banjaard voor de kust van Schouwen en de Oosterschelde-monding (Baptist & Meininger 1996).

De aantallen tijdens midwintertellingen in de Voordelta tussen 1990-2006 waren sterk wisselend met maximaal zo’n 9.000 vogels (2003). In het vroege voorjaar werden gemiddeld de hoogste aantallen waargenomen, met maxima tot 25.000 in april 2002 (Berrevoets et al. 2002, Berrevoets & Arts 2003, Hoekstein & Lilipaly 2003), (Berrevoets et al. 2005).

Ook in de winters van 2000-2004 (vóór het begin van de PMR-NCV monitoring) zijn de grootste concentraties zwarte zee-eenden waargenomen bij de Brouwersdam en in de Oosterschelde-monding bij de Bollen van het Nieuwe Zand (Berrevoets et al. 2005). In het MWTL-gegevensbestand voor 1994/1995 - 2004/2005 zijn gegevens opgenomen van tellingen uit een vliegtuig en vanaf de kust. In die tellingen zijn in het gebied dat nu Maasvlakte 2 is geen zwarte zee-eenden waargenomen. Dat geldt ook voor het water ten westen van de huidige Maasvlakte 2. In tabel 6.4 zijn deze gegevens samengevat.

Figuur 6.1. Belangrijke gebieden voor zwarte zee-eenden in de Voordelta in de periode 1975-1995 (gebaseerd op figuur 4.5 van Baptist & Meininger (1996)). Aangegeven zijn de huidige begrenzing van het Natura 2000-gebied Voordelta en het daarvan afgehaalde deel voor Maasvlakte 2, alsmede de voor zee-eenden relevante rustgebieden.

Tabel 6.4. Zwarte zee-eenden in de Voordelta 1994/1995 - 2004/2005 (gegevens Rijkswaterstaat MWTL): het gemiddelde (per monitorings-jaar juli - juni) en het minimum en maximum van het gemiddelde gedurende de 12 monitorings-jaren.

Gemiddelde per monitorings-jaar gemiddeld Aantal monitorings- jaren minimum maximum Huidige Maasvlakte 2 0 12 0 0 W van Maasvlakte 2 0 12 0 0 Overig Voordelta 1854 12 217 4255

6.3.2 Waarnemingen in de T0

Tijdens de T0 metingen in 2004/2005 en 2005/2006 waren maximaal ca. 10.000 zwarte zee-eenden (dagmaximum) aanwezig in de Voordelta. In figuur 6.2 zijn deze waarnemingen samengevat voor het voorjaar en het winterhalfjaar. In de T0 jaren werden in de zomermaanden (juni-augustus) ook zwarte zee-eenden in de Voordelta waargenomen (maximaal 2.000-6.000 eenden).

Figuur 6.2. Verspreiding zwarte zee-eenden in voorjaar (april t/m mei) en winterhalfjaar (oktober t/m maart) gedurende de T0 periode.

6.3.3 Voedselaanbod in de T0

Een schatting van het voedselaanbod voor zwarte zee-eenden in het gebied dat verloren is gegaan als gevolg van de aanleg van Maasvlakte 2, is gebaseerd op de resultaten van het onderzoek aan

bodemdieren in 2004 en 2005. Het voedselaanbod is bepaald door de totale biomassa van de

prooisoorten van zwarte zee-eenden te schatten. Ongeveer de helft van het gebied lag dieper dan ca. 15 m. Deze diepte is aangehouden als de maximale diepte tot waar zwarte zee-eenden succesvol kunnen foerageren. Zwarte zee-eenden kunnen duiken tot 20 meter, maar blijken in de Voordelta met Ensis als voedsel een voorkeur te hebben voor ondieper gelegen voedsel. De eenden worden in de Voordelta vrijwel alleen waargenomen in de ondiepere delen tot 15 m (Prins et al. 2014). Het totale voedselaanbod in het gebied tot die diepte is geschat voor zowel het Maasvlakte 2 gebied als het bodembeschermingsgebied en de gehele Voordelta.

De schatting van het aandeel van het Maasvlakte 2 gebied in het totale voedselaanbod voor zwarte zee-eenden in de Voordelta, in de delen tot ca. 15 m diep, is zowel in 2004 als in 2005 <0,5%. Het potentiële foerageergebied voor zwarte zee-eenden dat zou verdwijnen als gevolg van de aanleg van Maasvlakte 2 is in de Passende beoordeling (Heinis et al. 2007) geschat op 3,1%, gebaseerd op het aandeel van het geschatte oppervlak van Maasvlakte 2 en de ontgrondingskuil in het totale oppervlak van het Natura 2000 gebied.

6.3.4 Modelberekening potentiële aantal zwarte zee-eenden in het Maasvlakte2

gebied

Met het draagkrachtmodel is berekend hoeveel zwarte zee-eenden konden verblijven en overleven in het kustgebied waar Maasvlakte 2 is aangelegd. Die berekening is uitgevoerd op basis van de beschikbare hoeveelheid voedsel uit de bodemdierbemonstering van het najaar van 2004 en 2005. Het resultaat van de berekening was dat er geen eenden in het gebied konden verblijven en overleven. Dit was zowel het geval met Ensis als voedsel, als met de halfgeknotte strandschelp als voedsel. Ook wanneer het effect van verstoring buiten beschouwing werd gelaten leverde het model dit resultaat.

6.3.5 Conclusies

Deelconclusies

• Er zijn geen aanwijzingen dat het Maasvlakte 2-gebied in het verleden gebruikt werd als foerageer- of verblijfgebied door zwarte zee-eenden

• Op basis van het voedselaanbod in 2004 en 2005 is het potentiële aantal zwarte zee-eenden dat in het Maasvlakte 2-gebied kon overwinteren, nul.

6.4

De potentiële functie van de Voordelta en het instellen

In document Syntheserapport PMR NCV : tussenrapport (pagina 192-195)