• No results found

Algemene beschrijving veranderingen in tijd en ruimte

In document Syntheserapport PMR NCV : tussenrapport (pagina 96-103)

2005-2006, 2009-2013 Visserij-intensiteit boomkorvisserij,

Vraag 3: Onttrekking van vis en andere bijvangsten

5.1.7 Algemene beschrijving veranderingen in tijd en ruimte

5.1.7 Algemene beschrijving veranderingen in tijd en ruimte

Voor een aantal soorten geven we de verspreiding in de jaren 2004-2015 (figuur 5.2-5.6). De soortkeuze is gebaseerd op dominante soorten (bv Ensis) of soorten die een opvallende ontwikkeling laten zien (Ophiura ophiura, Spio sp, Abra alba) of soorten met een typische ruimtelijke verspreiding (Mya arenaria). Andere soorten zijn te vinden via de visualisatietool http://al-

ng036.xtr.deltares.nl/deltares/H1110_PMR/

.

De abundantie van Ensis varieert sterk, waarbij 2009 er uitspringt met de hoogste dichtheden en grootste verspreiding (figuur 5.2). De verspreiding van Mya is beperkt tot de Haringvlietmond en enkele plekken dicht langs de kust en nam in de loop van de periode sterk af (figuur 5.3). Spio komt in de hoogste dichtheden voor in het Noordelijkste deel, maar laat vanaf 2010 ook een duidelijke toename in het zuidelijke deel zien. In 2015 waren de dichtheden weer veel lager en de verspreiding beperkter (figuur 5.4). Het voorkomen van Abra kenmerkt zich doordat de soort steeds op dezelfde plekken voorkomt, bv de zuidwestpunt voor Schouwen (figuur 5.5). Ophiura neemt toe over de periode en komt heel geclusterd voor, bijvoorbeeld in sommige jaren voor de Brouwersdam (figuur 5.6).

Het verloop van de zes geselecteerde parameters (let wel: dit zijn de ruwe getallen, dus nog niet gecorrigeerd voor enige abiotische parameter) in de alle deelgebieden laat zien dat de dichtheid, de biomassa en het aantal taxa in het Noordelijk gebied (en dus ook in het Bodembeschermingsgebied) in

type analyse gebied diepte periode hoofdstuk

Algemene beschrijving verspreiding soorten totaal alles 2004-2016 5.1.7

tijdreeks indicatoren Noord , Midden, Zuid, BBG alles 2004-2016 5.1.7 Habitatmodellering mixed modelling relatie abiotiek en beide type visserij totaal alles 2004-2015 5.1.8.3

relatie abiotiek en boomkorvisserij totaal > 10m 2004-2005 5.1.8.3 relatie abiotiek en garnalenvisserij BBG noord < 10m 2009-2015 5.1.8.3 R-INLA relatie abiotiek en beide type visserij totaal alles 2004-2015 5.1.8.4 relatie abiotiek en beide type visserij totaal alles 2004-2015 5.1.8.4

Multivariate analyses ruimtelijke verschillen totaal alles 2004-2015 5.1.9.2

temporele verschillen totaal alles 2004-2015 5.1.9.3

relatie abioitiek totaal alles 2004-2015 5.1.9.4

relatie abiotiek en beide type visserij totaal alles 2004-2015 5.1.9.5 relatie abiotiek en boomkorvisserij totaal > 10m 2004-2005 5.1.9.5 relatie abiotiek en garnalenvisserij BBG noord < 10m 2009-2015 5.1.9.5 Biological Trait Analsis relatie abiotiek en boomkorvisserij totaal > 10m 2004-2005 5.1.10 relatie abiotiek en garnalenvisserij BBG noord < 10m 2009-2015 5.1.10

de hele periode hoger was dan in het Midden en Zuiden (figuur 5.7). Dat is in overeenstemming met eerdere bevindingen (Craeymeersch et al. 1990) en de daarop gebaseerde verdeling van het

onderzoeksgebied in drie geomorfologische gemeenschappen. De zandplaten zijn soortenarmer dan de diepere delen en komen met name in het Midden en het Zuiden voor (Craeymeersch et al. 1990). Dat geldt niet voor biomassa als voedsel voor vogels. Voor de overige parameters zijn geen duidelijke consistente gebiedsverschillen.

Het gemiddeld individueel gewicht en het aandeel grote soorten vertonen een langzame daling over de periode. De maximale lengte van Ensis, de totale biomassa en de biomassa als voedsel voor vogels laten wel jaarlijkse verschillen en/of periodes met hogere of lagere waardes zien, maar vertonen geen duidelijke trend over de onderzoeksperiode. Het aantal taxa in de periode tot en met 2015 laat een toename zien en was in 2016 weer lager. De toename is deels te wijten aan veranderende

taxonomische inzichten. Zo zijn voor meerdere families nieuwe determinatiesleutels ontwikkeld, wat vooral tot een toename van het aantal taxa leidt (o.a. omdat er ook meer specimen op genus-niveau gedetermineerd zijn, of binnen families op genus-niveau als er nu meerdere genera voorkomen). In totaal zijn meer dan 500 taxa gevonden, waarvan vele in een enkel jaar. Op basis van de

taxonomische positie van alle taxa zou per locatie bekeken kunnen worden wat het minimum aantal soorten is, na correctie voor veranderingen in sleutels (dus, bijv., alle Spio op genus-niveau). Echter, gezien de vele monsters en soorten, kan dit niet meer handmatig. De link met het World Register of Marine Species - om een volledige taxonomisch boom per taxon te krijgen – lukt nog niet

automatisch: voor 10% van de taxa kan geen taxonomische boom gegenereerd worden. Op dit moment wordt met de ontwikkelaar van de R-bibliotheek WoRMS nader overlegd hoe dit op te lossen om zo bij volgende analyses hiervoor te kunnen corrigeren.

Figuur 5.2. Dichtheid van de Amerikaanse zwaardschede Ensis (ind/m2). De diameter van de cirkels is

afhankelijk van de dichtheid (zie legenda linksboven; de grootste cirkel geeft de maximaal aangetroffen dichtheid weer).

Figuur 5.3. Dichtheid van de strandgaper Mya arenaria (ind/m2). De kleurenschaal en de diameter van

de cirkels is afhankelijk van de dichtheid (zie legenda linksboven; de grootste cirkel geeft de maximaal aangetroffen dichtheid weer).

Figuur 5.4. Dichtheid van de borstelworm Spio sp. (ind/m2). De kleurenschaal en de diameter van de

cirkels is afhankelijk van de dichtheid (zie legenda linksboven; de grootste cirkel geeft de maximaal aangetroffen dichtheid weer).

Figuur 5.5. Dichtheid van de witte dunschaal Abra alba (ind/m2). De kleurenschaal en de diameter van

de cirkels is afhankelijk van de dichtheid (zie legenda linksboven; de grootste cirkel geeft de maximaal aangetroffen dichtheid weer).

Figuur 5.6. Dichtheid van de gewone slangster Ophiura ophiura (ind/m2). De kleurenschaal en de

diameter van de cirkels is afhankelijk van de dichtheid (zie legenda linksboven; de grootste cirkel geeft de maximaal aangetroffen dichtheid weer).

Figuur 5.7. Trend in de zes verschillende parameters in de drie deelgebieden Noord, Midden en Zuid en in het hele bodembeschermingsgebied (stippellijn, zie figuur 2.1) exclusief Haringvlietmond (BBG), weergegeven als boxplots per gebied en jaar (de doos geeft de mediaan en is begrensd door eerste en derde kwartiel, uiteinde van de lijnen geven de minimum en maximum waardes die niet als

uitschieters beschouwd worden, en uitschieters zijn als punten gegeven).

5.1.8 Veranderingen in bodemfauna in relatie tot abiotiek en visserij:

In document Syntheserapport PMR NCV : tussenrapport (pagina 96-103)