AFDELING 2: EEN NIEUW AANSPRAKELIJKHEIDSREGIME VOOR EEN GOED
B. JURIDISCH KADER
3. VERBOD OP EEN ALGEMENE TOEZICHTSVERPLICHTING
a. Compromis
90. De aansprakelijkheidsbeperkingen waarvan online tussenpersonen kunnen genieten, impliceren geenszins dat op online tussenpersonen geen enkele verplichting rust wat betreft illegale activiteiten via of op haar diensten.424 Eerder is immers al toegelicht dat de veilige
havens een compromis behelzen.425 De aansprakelijkheid van online tussenpersonen wordt
beperkt zolang zij bereid zijn om medewerking te verlenen wanneer zij gevraagd worden om een einde te brengen aan een bepaalde illegale activiteit.426 Die medewerkingsplicht is terug te
vinden in de mogelijkheid om via een rechterlijk bevel te eisen dat een online tussenpersoon een bepaalde illegale activiteit blokkeert of verwijdert.427 De medewerkingsplicht wordt echter
begrensd door het verbod ten aanzien van de lidstaten om een algemene toezichtverplichting op te leggen aan de online tussenpersonen.428
419 Supra (n. 351); HvJ 23 maart 2010, C-236/08-C-238/08, Google France/Louis Vuitton, Google
France/Viaticum, Google France/CNRRH, ECLI:EU:C:2010:159.; §114, HvJ 12 juli 2011, nr. C-324/09, L’Oréal/eBay International, ECLI:EU:C:2011:474, §113.; Supra (n. 69) 1481-1484.
420 Ibid; De neutraliteitsvereiste heeft tot heel wat debat geleid met betrekking tot de toepassing ervan op
hostingdiensten. Voor het beantwoorden van de centrale onderzoeksvraag is die discussie echter niet relevant. Om meer te weten te komen over de neutraliteitsdiscussie, zie onder meer: HvJ 23 maart 2010, gevoegde zaken C- 236/08 en C-238/08, Google France SARL en Google Inc/Louis Vuitton Malletier SA ea, ECLI:EU:C:2010:159.; HvJ 12 juli 2011, nr. C-324/09, L’Oréal/eBay International, ECLI:EU:C:2011:474.; Conclusie van Advocaat- Generaal M. POIARES MADURO, 22 september 2009, Google France/Louis Vuitton, ECLI:EU:C:2009:569.; Conclusie Advocaat-Generaal N. JÄÄSKINEN, 9 december 2010, L’Oréal/eBay International, ECLI:EU:C:2010:757.;P., VAN EECKE, “Online service providers and liability: a plea for a balanced approach”, Common Market Law Review, 2011, 1455-1502.; C., ANGELOPOULOS, “Study on online platforms and the Commission’s New Proposal for a Directive on Copyright in the Digital Single Market”, CIPIL, 2017,
https://www.repository.cam.ac.uk/handle/1810/275826.; L., “‘With great power comes great responsibility?’: The
rise of platform liability’” in L. EDWARDS (eds.), Law, policy and the internet, Oxford, Hart, 2019, 253-291.
421 Overw. 42 eCommerce-richtlijn
422 HvJ 23 maart 2010, C-236/08-C-238/08, Google France/Louis Vuitton, Google France/Viaticum, Google
France/CNRRH, ECLI:EU:C:2010:159.; §114.
423 HvJ 12 juli 2011, nr. C-324/09, L’Oréal/eBay International, ECLI:EU:C:2011:474, §113.
424 C., ANGELOPOULOS, “Are blocking injunctions against ISP’s allowed in Europe? Copyright enforcement in
the post-Telekabel EU legal landscape”, Journal of Intellectual Property Law & Practice, 2014, (812) 813.
425 Supra §44. 426 Ibid
427 Artikel 12(3), 13(2), 14(3) eCommerce-richtlijn; Supra (n. 351) 13-14. 428 Artikel 15 eCommerce-richtlijn; Supra (n. 424) 813.; Supra (n. 69) 1489.
b. Vorderingsmogelijkheden
i. eCommerce -richtlijn
91. De artikelen in de eCommerce–richtlijn die in de aansprakelijkheidsbeperkingen voorzien, bepalen dat de beperkingen geen afbreuk doen aan de mogelijkheid van een rechtbank of een administratieve overheid om te eisen dat een online tussenpersoon een einde stelt aan een bepaalde inbreuk of een bepaalde inbreuk voorkomt.429
ii. Auteursrechtelijke inbreuken
92. Wat betreft auteursrechtelijke inbreuken, voorzien ook meer thematische richtlijnen in de vorderingsmogelijkheid ten aanzien van een online tussenpersoon wat betreft een inbreuk op de rechten van de auteurs.430 Zo stelt Artikel 8.3 Infosoc–richtlijn dat Lidstaten moeten
voorzien in de mogelijkheid voor rechthebbenden om een vordering in te stellen tegen online tussenpersonen wiens diensten gebruikt worden door derden om inbreuken te plegen op het auteursrecht of naburige rechten van deze rechthebbenden.431 Dat de Infosoc-richtlijn zich in
Artikel 8, het artikel waarin voorzien wordt in de sancties en rechtsmiddelen voor inbreuken op de omschreven rechten in de richtlijn, specifiek richt tot de online tussenpersonen, hoeft niet te verbazen. In overweging 59 van diezelfde richtlijn wordt immers verwacht dat derden meer en meer, en in het bijzonder in een digitale omgeving, gebruik zullen maken van de diensten van tussenpersonen om inbreukmakende handelingen te stellen.432 Bijgevolg zijn online
tussenpersonen in veel gevallen het meest aangewezen om een einde te stellen aan dergelijke inbreukmakende handelingen.433 De vorderingsmogelijkheid is eveneens opgenomen in de
Handhavingsrichtlijn, voor wat betreft iedere inbreuk op intellectuele eigendomsrechten.434 De
Handhavingsrichtlijn voegt er echter nog aan toe dat de voorwaarden en modaliteiten van zulke bevelen worden overgelaten aan het nationale recht.435
429 Artikel 12(3), 13(2), 14(3) eCommerce-richtlijn 430 Supra (n. 35).; Supra (n. 69) 1488.; Supra (n. 184) 769. 431 Overw. 59 Infosoc-richtlijn
432 Ibid
433 Overw. 59 Infosoc-richtlijn
434 Artikel 11 in fine Handhavingsrichtlijn 435 Overw. 23 Handhavingsrichtlijn
c. Beperkingen
93. Dergelijk rechterlijk bevel is evenwel niet onbegrensd.436 Wat betreft de mogelijkheden
van rechterlijke overheden om online tussenpersonen te bevelen een einde te brengen aan onwettigheden, wordt de manoeuvreerruimte beperkt door de eCommerce–richtlijn zelf.437
Artikel 15 Richtlijn inzake Elektronische Handel stelt “met betrekking tot de levering van de
artikelen 12, 13 en 14 bedoelde diensten leggen de lidstaten geen algemene verplichting op om toe te zien op de informatie die zij doorgeven of opslaan, noch om actief te zoeken naar feiten of omstandigheden die op onwettige activiteiten duiden.”
94. Dit impliceert dat geen verplichtingen mogen worden opgelegd die neerkomen op een systematische controle van alle informatie die op of door de online tussenpersoon wordt doorgegeven, dan wel opgeslagen.438 Belangrijk is dat dit verbod gericht is aan de Lidstaten.439
Artikel 15 eCommerce–richtlijn staat aldus niet in de weg dat online tussenpersonen zelf het initiatief nemen om – vrijwillig – een vorm van toezicht uit te voeren op hun platformen.440 Het
verbod op een algemene toezichtverplichting moet tegenover tegenover overweging 47 eCommerce–richtlijn geplaatst worden. Volgens dat laatste kunnen lidstaten wel toezichtverplichtingen in specifieke gevallen opleggen.441
95. Niettegenstaande dat Artikel 15 eCommerce richtlijn van toepassing is op de drie soorten online tussenpersonen, vormt ze vooral een aanvulling op Artikel 14 eCommerce– richtlijn.442 Moest een algemene toezichtverplichting mogelijk zijn, dan zou een hostingdienst
per definitie altijd kennis (moeten) hebben van illegale activiteiten op haar platform.443 Met
dergelijke kennis, zou zij geen beroep meer kunnen doen op de aansprakelijkheidsbeperking gezien het gebrek aan kennis een voorwaarde vormt voor de bescherming.444 Daarnaast vormt
Artikel 15 eCommerce richtlijn een soort built-in beschermingsmechanisme voor de vrijheid van meningsuiting en informatie.445 Als de Lidstaten een verplichting konden opleggen om de
436 Supra (n. 351).; Supra (n. 69) 1488.; Supra (n. 424) 813.; Supra (n. 254) 232. 437 Supra (n. 184) 768.; Supra (n. 69) 1464.; Supra (n. 113) 452.
438 Supra (n. 250). 439 Ibid
440 Ibid
441 Overw. 47 Richtlijn inzake Elektronische Handel 442 Supra (n. 69) 1464.
443 Supra (n. 69) 1465. 444 Ibid
informatie op het platform te controleren, is het risico op preventieve censuur niet veraf.446 Dat
wil de eCommerce–richtlijn vermijden, gezien een van de doelstellingen van de richtlijn een vrije circulatie van informatie betreft.447