• No results found

Van outsider naar insider

In document VU Research Portal (pagina 154-159)

De derde fase in participatie en observatie krijgt een nieuwe dimensie wanneer ik in dienst kom in een burgerfunctie als stafadviseur bij de Koninklijke Marechaussee, per januari 2014. In deze fase is het mogelijk om vanuit die rol een groot aantal bijeenkomsten en vergaderingen bij te wonen. Omdat deze activiteiten een ander doel dienden dan het onderzoek zijn daarvan geen aantekeningen bijgehouden. Het heeft mij wel de mogelijkheid gegeven om mijn inzicht in de organisatie te verdiepen, contact te maken en te onderhouden met het werkveld en mezelf op een andere manier inzicht in de organisatie te verschaffen. De periode van dataverzameling door middel van interviews (gestart in 2013) heeft zich beperkt tot en met het eerste halfjaar van de functie uit-voering. Dat betekent dat het grootste deel van de respondenten ten tijde van het onderzoek geen contact met mij hebben gehad vanuit functioneel perspectief.

Als onderzoeker oog en aandacht hebben voor het werkveld: unieke ervaringen

Iets zeggen over de betekenis van leiderschap voor zingeving in organisaties, in een organisatie zoals de Koninklijke Marechaussee, is nagenoeg onmogelijk zonder je als onderzoeker te verdiepen in het werk dat de medewerkers uitvoeren. Om die reden heb ik gedurende de jaren waarin ik onderzoek deed op zeer regelmatige basis de werkvloer bezocht. Deze bezoeken vormden goede gelegenheden om gesprekken aan te gaan met medewerkers. Deze gesprekken over het werk hebben me geholpen om het vakmanschap te leren kennen en te begrijpen. De bezoeken aan de werkvloer, waren voor mij als onderzoeker een blijvende vorm van reflectie op mijn onderzoeksbevindingen. Hoewel observatie en participatie in dit onderzoek ondersteunende onderzoekstechnieken zijn, hebben deze technieken wel degelijk bijgedragen aan het kunnen analyseren van de data die de kwalitatieve interviews opleverden.

Regelmatig, maar met name in de introductieperiode, hadden de bezoeken het karakter van het leren kennen van de organisatie en haar werkzaamheden. Dat deed ik door het bezoeken van eenheden die één of meerdere van de taken uitvoeren, zoals ik die in hoofdstuk 3 heb beschreven. Ik keek tijdens deze bezoeken mee met de medewerkers, bijvoorbeeld in de vorm van het meelopen tijdens diensten. Zo draaide ik een dienst mee bij de grensbewaking op Schiphol. Bezocht ik een grote verkeerscontrole en liep ik mee met medewerkers binnen de objectbeveiliging. Maar ik bezocht ook eenheden tijdens een bijzondere inzet – zoals tijdens de Nuclear Security Summit 2014 – of tijdens bijzondere dagen, zoals met kerst. In sommige gevallen ging ik zelfstandig op pad. In andere gevallen ging ik mee met commandanten, die als leidinggevenden, hun medewerkers bezochten tijdens verschillende inzetten; een goede commandant is immers bij zijn of haar troepen, leerde ik in de afgelopen jaren. Stuk voor stuk waren dit activiteiten die me hielpen om zicht te krijgen op het werk, de mensen en op interacties tussen mensen. Naar mijn mening essentieel om daadwerkelijk iets te kunnen zeggen over het

belang van leiderschap in relatie tot zingeving in werk en organisatie. Door deze werkwijze was ik ook in staat om gesprekken aan te gaan met medewerkers over hun beleving van het werk en de ervaren zin-en betekenisgeving daarin. De waarde van de laagdrempelige koffiekamer gesprekken en de vele mensen die ik heb ontmoet zullen me nog lang bijblijven. Ze brachten me vaak ook relativering: door oog te hebben voor het echte werk op de werkvloer, realiseer je je waar het uiteindelijk om gaat; de mensen die het werk doen.

Ik ben me er van bewust dat ik door dit onderzoek een aantal unieke ervaringen heb gehad. Te midden van deze hoeveelheid ervaringen zijn er altijd een aantal ervaringen welke je als onderzoeker en als mens in het bijzonder bijblijven. In dit kader wil ik een aantal van die ervaringen nader noemen.

Tijdens mijn onderzoeksperiode heb ik regelmatig ceremoniële bijeenkomsten bijgewoond, zoals herdenkingen. Deze waren altijd even indrukwekkend. Te midden van het leven van alledag vormen herdenkingen een moment van bezinning. Een moment waarop je je bewust wordt dat veiligheid en vrijheid geen vanzelfsprekendheden zijn. Veel mensen realiseren zich dat eenmaal per jaar, wanneer we op 5 mei onze vrijheid vieren. Door mijn onderzoek heb ik daar de afgelopen jaren veel vaker dan eenmaal per jaar bij stil gestaan en bovendien op een manier die veel dichterbij komt dan de lessen die we uit geschiedenisboeken kunnen leren. Het ontmoeten van veteranen en van familieleden van veteranen welke zich hebben ingezet voor vrede en veiligheid hebben mijn beleving van vrede, veiligheid en vrijheid op een hele andere manier beïnvloed dan dat geschiedenislessen ooit zouden kunnen doen. Maar ik heb niet alleen door herdenkingen stilgestaan bij het thema vieren. Ook andere ceremoniële bijeenkomsten (van meer of minder formele aard) zoals commando-overdrachten, beëdigingen en medaille-uitreikingen, lieten me zien hoe belangrijk deze momenten zijn. Ik beschouw deze momenten als rituelen, waarin op een bewuste en waardige manier aandacht is voor een bijzonder moment; voor de organisatie of voor een individu. Momenten waarin wordt gevierd, gewaardeerd, teruggeblikt, overgangen worden gemarkeerd en verhalen en betekenissen worden overgedragen en bovendien levend worden gehouden. Het zijn deze ervaringen die me bewust hebben gemaakt van welke betekenis er van deze momenten kan uitgaan in relatie tot zingeving, ook in de context van werk en organisatie. Ik denk dat deze momenten belangrijke dragers vormen van het esprit de corps zoals ik dat in hoofdstuk 5 toelicht.

Er deden zich in de afgelopen jaren ook een aantal mogelijkheden voor om te ervaren hoe het is om te kunnen opereren en acteren in omstandigheden met een hoger geweldspectrum, waarmee medewerkers van de Koninklijke Marechaussee te maken krijgen in de dagelijkse uitoefening van hun functie. Die ervaringen kon ik opdoen door deel te nemen aan oefeningen, of deze te observeren indien ik ze te spannend vond om deel te nemen. Een aantal van

die oefeningen blijven me in het bijzonder bij. Bijvoorbeeld een oefening die ik bijwoonde waarin medewerkers, van onder andere de Koninklijke Marechaussee, werden voorbereid op

hun uitzendingen naar missiegebieden. In de training stond het oefenen van verschillende vaardigheden centraal gericht op de zelfredzaamheid van medewerkers en teams tijdens uitzending. Ook woonde ik na het volgen van een les over omgaan met geweld en het aanwenden van geweld in situaties die daarom vragen, een oefening bij van de BE (Bijzonder Eenheid) waarin AMOK procedures werden getraind. AMOK procedures zijn ontstaan na internationale incidenten zoals gijzelingen in winkelcentra en op scholen, en bevatten methodes die worden ingezet om gewapende personen te neutraliseren en slachtoffers te voorkomen. Het deelnemen aan en het observeren van schietoefeningen maakte hier ook onderdeel van uit. Het zijn deze ervaringen die me bewust maakten van de kennis, expertise en vakmanschap dat nodig is om het werk uit te kunnen voeren. Maar ook van de verantwoordelijkheid, het zelfvertrouwen, het vertrouwen in collega’s en de rust die nodig zijn om te kunnen handelen als het er daadwerkelijk op aankomt.

Een andere ervaring die me bijblijft, is een dag meelopen met medewerkers die arrestantenzorg uitvoeren, wanneer er arrestanten zijn aangehouden (bijvoorbeeld bolletjesslikkers). Deze medewerkers dragen zorg voor het insluiten en het transport van de verdachten. Het zijn deze werkzaamheden die bijzondere competenties van de medewerkers vragen; zij vragen om oog voor het omgaan met mensen. Het betreft weliswaar verdachten, maar ook zij zijn mensen en hebben recht op een rechtvaardige en humane behandeling. Tijdens het meelopen in de dienst heb ik ervaren hoe de medewerkers de zorg voor het welzijn van de arrestanten vormgeven. Werken bij de Koninklijke Marechaussee vraagt niet alleen om actiegerichtheid, zoals ik heb ervaren tijdens het bijwonen van oefeningen in het hoger geweldspectrum, maar ook om begrip- en respectvol kunnen omgaan met mensen.

Een heel andere ervaring doe ik op in juni 2016, wanneer ik door de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten (BSB) wordt gevraagd om voor twee dagen als zwaarbeveiligde VIP onderdeel uit te maken van een VIP beveiligingsoefening. Het betreft een eindoefening behorende bij de opleiding tot persoonsbeveiliger. Hier doe ik een unieke ervaring op; ik ervaar wat het betekent om beveiligd te moeten worden. In deze oefening ben ik geen actor, maar ben ik zelf het object van de oefening. En dat is, gezien ik iemand ben die de controle en touwtjes liever niet uit handen geeft, een grensverleggende activiteit. Twee dagen lang wordt ik beveiligd en is alles om me heen geregeld. Er is geen enkel moment waarop ik de mogelijkheid heb om na te denken of te twijfelen over wat ik wel of niet zal doen, en kan ik niets anders dan vertrouwen hebben in en me over te geven aan het team en de bodyguard die mij beveiligen. Ook wanneer (door fictieve) incidenten de dreiging op mij toeneemt, ik met hoge snelheden, sirenes en zwaailichten over de weg wordt gereden en per helikopter wordt vervoerd. Het zijn twee bijzondere dagen. Ik heb van dichtbij gezien welke vaardigheden en kennis er nodig zijn om dit werk te kunnen doen en heb in het bijzonder mogen ervaren wat het doet wanneer medewerkers de competenties en het inlevingsvermogen bezitten om je die steun te geven die je nodig kunt hebben om je grenzen te verleggen wanneer het daar op aankomt.

4.7 Presentatie van de resultaten

In de hoofdstukken 5 en 6 presenteer ik de empirische resultaten van dit onderzoek. Dat doe ik voornamelijk door te beschrijven wat voor respondenten zingeving is, wat zingeving in werk en organisatie is (hoofdstuk 5) en hoe vanuit leiderschap daaraan wordt bijdragen. Ik laat ook zien dat aandacht voor leiderschapsontwikkeling een randvoorwaardelijke factor is om aandacht voor zingeving in de organisatie in te bed- den (hoofdstuk 6). Bij het presenteren van de data maak ik veelvuldig gebruik van quotes, waarmee ik de lezer een inkijk geef in de empirische resultaten. Daarbij borg ik de anonimiteit van mijn respondenten. Ik noem daarom geen namen van organieke organisatieonderdelen en geef slechts aan of een respondent behoort tot het strategisch, tactisch of operationeel leidinggevend niveau. Indien het relevant is, zal ik zonodig het taakveld benoemen, maar dit zal nauwelijks het geval zijn. Citaten hebben voornamelijk de functie van illustratie of verduidelijking van bevindingen, om dichtbij de realiteit van de respondenten te blijven. Gepresenteerde data zijn niet tot op het individu herleidbaar en zijn zodanig geformuleerd dat ze trouw zijn aan de woordkeuze van de respondenten, maar ze zijn ten behoeve van de leesbaarheid wel geredigeerd (standardized benadering (Boeije, 2008)). In deze hoofdstukken komen ook regelmatig kaders voor waarin ik een extra toelichting geef op zaken die ik heb waargenomen in de organisatie, de casus van dit onderzoek, wanneer zij verband houden met het te bestuderen verschijnsel zingeving. Het gaat te ver om deze kaders als thick description te beschouwen, zoals in antropologische studies gebruikelijk is, maar met deze informatie wil ik de lezer wel voorzien van meer informatie en beeld bij de context.

4.8 Tot slot

In dit hoofdstuk heb ik de lezer meegenomen in de in deze studie toegepaste onder-zoeksmethoden. Ik heb het gekozen onderzoeksdesign (case-study) toegelicht, het onderzoeksproces, evenals de wijze van dataverzameling (onderzoeksmethoden) en data-analyse, welke ten grondslag liggen aan de resultaten die het onderzoek heeft opgeleverd. Ik heb beschreven hoe de begrippen betrouwbaarheid en validiteit kunnen worden toegepast op kwalitatief onderzoek ten einde de kwaliteit te kunnen beoordelen. Ik heb laten zien dat ik van verschillende procedures gebruik heb gemaakt en hoe ik dat heb gedaan om de kwaliteit van dit onderzoek te waarborgen, zoals: triangulatie (in methoden en bronnen), peer-review, het hanteren van een onderzoeksontwerp (case-study) en het aanbrengen van standaardisatie in de werkwijze (conversatiehulp, transcriptie). Ik heb in dit hoofdstuk ook gereflecteerd op mijn rol als onderzoeker door de lezer mee te nemen in hoe ik contact heb gemaakt met het werkveld, hoe ik dat heb beleefd en hoe daarop is gereageerd.

Voordat ik overga tot het presenteren van de resultaten in de hoofdstukken 5 en 6, wil ik eerst nog de aandacht vestigen op het volgende intermezzo. In hoofdstuk 2 van dit proefschrift schreef ik al dat zingeving traditioneel een aandachtsgebied is binnen de geesteswetenschappen. Aandacht voor en begeleiding bij bestaans- of zinvragen is het beroep van geestelijk verzorgers. Ik benoemde in de inleiding van dit proefschrift ook dat als gevolg van de keuze om zingeving in de context van werk en organisatie te bestuderen, ik zingeving in dit onderzoek niet benader als zorg- of hulpvraagstuk, zoals doorgaans gebruikelijk is binnen de beroepspraktijk van geestelijk verzorgers. Juist omdat ik wil onderzoeken welke plek zingeving heeft binnen een seculiere organisatie in de alledaagse gang van zaken, zonder dat er sprake is van een hulpverleningsvraag. Dat betekent niet dat ik in dit onderzoek het geestelijk verzorgers perspectief op zingeving en op zingeving in de context van werk en organisatie buiten beschouwing heb gelaten. Voordat ik aan de slag ben gegaan met de interviews onder leidinggevenden zoals hierboven beschreven, heb ik een verkennend, oriënterend vooronderzoek ge-daan door geestelijk verzorgers van diverse denominaties, werkzaam binnen de Koninklijke Marechaussee, te interviewen over hun visie op zingeving, op zingeving in werk en organisatie en op hun rol in dat geheel. Aan deze oriëntatie, te kenmerken als voorbereiding op het eigenlijke onderzoek, heb ik verschillende inzichten ontleend welke mij hebben geholpen bij de verdere uitvoering van het onderzoek en het aangaan van interviews met respondenten. In het volgende intermezzo doe ik hiervan verslag.

Intermezzo

Zingeving in werk en organisatie: in gesprek met de geestelijke

In document VU Research Portal (pagina 154-159)