• No results found

Introductie in het werkveld

In document VU Research Portal (pagina 150-154)

Vanaf mei/juni 2012 doe ik als onderzoeker mijn intrede in het onderzoeksveld. Deze periode wordt gekenmerkt door deelname aan diverse bijeenkomsten, zoals een commando-overdracht, herdenkingen, conferenties en recepties. Deze bijeenkomsten stellen mij in staat om binnen korte tijd met relatief veel medewerkers op een informele manier in contact te komen. Er volgt in deze fase ook een uitgebreide introductieperiode, waarin het contact maken met medewerkers (actief dienende maar ook oudgedienden) binnen alle taakvelden van de Koninklijke Marechaussee centraal staat. Dit gebeurt door introductiegesprekken, het afleggen van werkbezoeken, het meelopen tijdens diensten en oefeningen, het deelnemen aan vergaderingen, waardoor ik zoveel mogelijk beelden verkrijg van het werkveld, van de medewerkers, van de werkvloer en het eveneens mogelijk is om als onderzoeker zelf een en ander te ervaren. Want wat kun je als onderzoeker zeggen over thema’s als leiderschap en zingeving als je niet had) de communicatie niet, maar geeft de start van een onderzoek als deze een bijzonder tintje; op een doorsnee zonnige middag in Nederland gaat rond de klok van 13u. de telefoon en is er verbinding met Afghanistan: ik vanuit een veilig Nederland aan de eettafel, aan de andere kant een commandant die verantwoordelijk is voor de Nederlandse inzet in Afghanistan, een land waar het onrustig is. We spreken over de betekenis van zingeving voor de krijgsmacht en de Koninklijke Marechaussee in het bijzonder. Ik merk al snel dat zingeving een begrip is dat weerklank vindt (het is een bijna alledaagse term) en ik krijg al wat beleidsstukken toegestuurd om me te kunnen oriënteren… De weken daaropvolgend houden we contact en heb ik de mogelijkheid om vanaf een afstand een beetje “mee te reizen” en daardoor een beeld te vormen van het werken in een uitzendgebied.

Op 23 maart 2012 heb ik op de Koningin Beatrix Kazerne te Den Haag (het voormalig

hoofdkwartier van de Koninklijke Marechaussee) een afspraak met de toenmalige Commandant Koninklijke Marechaussee. Een goed gesprek en toestemming om mijn onderzoek uit te voeren volgen.

Op 15 juni 2012 ben ik voor het eerst op de Koning Willem III kazerne in Apeldoorn; de kazerne van waaruit ik mijn onderzoek zal doen. Die dag vindt de commando-overdracht naar de nieuwe commandant, over het Opleidings-, Trainings-, en Kenniscentrum van de Koninklijke Marechaussee plaats (ook wel omschreven als de bakermat van de organisatie); deze commando-overdracht is voor mij de eerste kennismaking met het ceremoniële en symbolieke aspect van de Koninklijke Marechaussee. Op 6 juli 2012 start ik op de Koning Willem III kazerne met een introductieperiode in de organisatie van een aantal maanden. Er zijn veel mensen in deze periode die me op weg helpen in de organisatie, wat bijdraagt aan een welkom gevoel.” Uit: persoonlijke aantekeningen over de start van het onderzoek.

hebt kunnen ervaren en geen beeld hebt van wat het werk echt inhoud? Tijdens deze periode, maar ook vaker gedurende mijn onderzoek, verblijf ik ook op regelmatige basis intern; dat heeft praktische redenen, maar vormt ook een goede aanvulling vanuit onderzoeksperspectief. Door met mensen samen te kunnen zijn buiten gewone werktijden, is het mogelijk gesprekken met hen aan te gaan over hun belevingen en ervaringen in het werk. Het geeft mij ook de mogelijkheid om te inventariseren hoe het onderwerp zingeving deel uitmaakt van de dagelijkse beleving en gesprekken van medewerkers en hoe zij reageren op de onderwerpen.

Introductie in het werkveld heeft in deze periode ook plaatsgevonden door deel te nemen aan werkoverleggen, het helpen bij kleine klusjes en dergelijke, wat het makkelijker heeft gemaakt om in contact te komen met het werkveld en de mensen in het werkveld. Het is belangrijk om hierbij te vermelden dat ik altijd open ben geweest over mijn rol als onderzoeker en het onderwerp waar mijn onderzoek zich op richtte. Enerzijds blijkt uit onderzoek dat verhullend optreden als onderzoeker minder de voorkeur heeft (Boeije, 2008), anderzijds past het bij een opsporingsorganisatie als de Koninklijke Marechaussee waarin integriteit een belangrijke kernwaarde vormt, niet om je ware identiteit te verhullen. Overigens heeft het kenbaar maken van de reden en het doel van mijn aanwezigheid ook veel gesprekken, informatie en daarmee beelden voor het onderzoek opgeleverd.

Het is hier op zijn plaats om te vermelden dat het onderzoek heeft plaatsgevonden vanuit de portefeuille Leiderschap, met als standplaats het Opleidings-, Trainings-, en Kenniscentrum van de Koninklijke Marechaussee te Apeldoorn. Als onderzoeker was ik als stagiaire in de organisatie aanwezig om het onderzoek uit te kunnen voeren (dat betekent ook dat er geen sprake was van een betaald dienstverband). Alle verplichte procedures, ten aanzien van een onderzoek door de Militaire Inlichtingen en VeiligheidsDienst (MIVD) en toestemming van de commandant voor participatie in het werkveld, zijn gevolgd.

De relatie tussen de onderzoeker en het werkveld heeft in belangrijke mate invloed op het verkrijgen van data. Een goede relatie bevordert het verkrijgen van data die bruikbaar zijn. Hierboven is kort geschetst hoe mijn relatie met het werkveld is vormgegeven en dat deze relatie het verkrijgen van data, die van voldoende relevantie en kwaliteit zijn, heeft bevordert. Het ontbreekt hier aan ruimte om alle manieren van contact met het werkveld in de introductieperiode en de uitkomsten daarvan te beschrijven; de opsomming van hoe dit heeft plaatsgevonden biedt de lezer voldoende zicht op welke manier ik aandacht heb gegeven aan het opbouwen van de relatie. Het is dan nog wel van belang om te reflecteren op een tweetal punten. Hierna beschrijf ik hoe door het werkveld is gereageerd op het onderzoek en mijn rol als onderzoeker.

Reactie van medewerkers op mijn onderzoek en mijn rol als onderzoeker

Respondenten en medewerkers van de Koninklijke Marechaussee in het algemeen hebben goed en met name enthousiast gereageerd op het onderzoek en mijn rol. Als onderzoeker heb ik altijd het gevoel gehad welkom te zijn, met name door de openheid van alle mensen die ik gedurende het onderzoekstraject heb mogen ontmoeten. Zij toonden veel bereidheid om mij van alles uit te leggen en te laten zien, ik denk met veel plezier terug aan de introductieperiode en werkbezoeken, waarin ik urenlang met medewerkers tijdens hun werkzaamheden heb kunnen praten (zij schroomden niet om mij de leuke en de minder leuke dingen te vertellen). En tegelijkertijd heb ik veel kunnen zien van het werk en ben ik op locaties geweest waar ik zonder dit onderzoek nooit geweest zou zijn. Ik heb veel mensen gezien die trots waren op hun werk. Er is veel interesse geweest naar wat ik precies aan het onderzoeken was en nieuwsgierigheid naar de uitkomsten...”wanneer is het af en zijn de resultaten bekend?…Kunnen we na afloop iets met de uitkomsten?” Dat vergde soms wat uitleg over dat een promotieonderzoek veel tijd in beslag neemt en dus een langdurig traject is en dat wetenschappelijk onderzoek vraagt om van te voren nog niet te weten waar het onderzoek op uitkomt (voor veel mensen was dat nieuw, het gebeurt ook relatief weinig dat er promotieonderzoek plaatsvindt in de organisatie of dat een collega met een langdurig wetenschappelijk onderzoeksproject bezig is). Het onderwerp leiderschap en zingeving werd bestempeld als “mooi” en “interessant”. Het feit dat ik een “buitenstaander” was, maakte het extra interessant. Men was erg benieuwd naar hoe ik als buitenstaander naar de organisatie keek en wat ik dan zag. Een van de eerste bijeenkomsten waar ik aan deelnam, was een vergadering van jonge teamleiders. Wat mij opviel tijdens de vergadering is dat de teamleiders met elkaar bespreken wat ze ervaren, wat hen bezighoudt en elkaar helpen om daar iets mee te doen.

Tijdens een gezamenlijke lunch worden mij veel vragen gesteld over mijn onderzoek. Ik geef een toelichting op het onderwerp van mijn onderzoek en op mijn rol als onderzoeker; daarbij komt ook ter sprake dat ik voor de uitvoering van het onderzoek geen aanstelling heb bij de Koninklijke Marechaussee als medewerker. Eén van de reacties daarop was “dat ik er dan in geld niet direct rijker van zou worden, maar dat ik er zeker wel vriendschap voor terug zou krijgen”. Respondenten waren zeer behulpzaam “heb ik het goed gedaan?...en… Heb je er wel wat aan?” zijn vragen die mij als onderzoeker regelmatig gesteld zijn na afloop van het interview. Waar ik ook was, op iedere locatie waar ik ben geweest voor het doen van onderzoek of andere werkzaamheden, veel medewerkers hebben er aan bijgedragen dat ik mij ‘thuis’ voelde. Het grootste compliment welke ik als onderzoeker heb gekregen was een opmerking van iemand die later in het traject ook zelf respondent zou zijn “je kracht ligt in het feit dat je niet van ons bent, maar wel met ons” een opmerking welke iets zegt over mijn nabijheid als mens en tegelijkertijd de distantie die je behoudt in je rol van onderzoeker.

Mijn ervaring als onderzoeker

Het doen van wetenschappelijk onderzoek is in verschillende opzichten een bijzondere ervaring. Deze periode heb ik voor mezelf (om in militaire terminologie te blijven) vaak omschreven als een “missie”; het op pad gaan om een doel te verwezenlijken (met alles wat daarbij hoort), in dit geval ontdekken wat zingeving is in organisaties en hoe leiderschap daaraan kan bijdragen. Waar ik in mijn werk als professional mijzelf normaliter kan introduceren met behulp van mijn functie, kon dat in dit traject niet. Je bent weliswaar onderzoeker, maar wat is dat in een organisatie waar er nauwelijks onderzoekers zijn? Ik heb er aan moeten wennen dat mijn identiteit in deze periode niet werd gevormd door het hebben van een functie, maar door wie ik zelf ben.

Het op pad gaan in een organisatie welke je niet kent, verbindt je met vele mensen en hun verhalen (al dan niet in interviews), waarvan ik veel heb geleerd. Het was mooi om te zien dat de interviews voor mij als onderzoeker een manier waren om onderzoeksdata te vergaren, maar voor respondenten evenzo vaak een moment van reflectie waren, iets dat onlosmakelijk verbonden is met het onderwerp zingeving. Daarmee heb ik, naast dat ik iets kwam halen, ook iets kunnen teruggeven. In die zin was het doen van onderzoek naar het onderwerp leiderschap en zingeving in een organisatie op zichzelf een interventie.

Ik heb de werkelijkheid vanuit een ander perspectief kunnen beschouwen en veel over de waarde van vrijheid geleerd en ook gezien hoe kwetsbaar vrijheid kan zijn.

De periode waarin het onderzoek heeft plaatsgevonden, was in meerdere opzichten een bijzondere periode waarin er veel is gebeurd. Om een aantal voorbeelden te noemen: de abdicatie van de koningin Beatrix, de Nuclear Security Summit (veel wereldleiders bezochten Nederland voor deze conferentie), de MH17 ramp, de verhoogde asielinstroom als gevolg van onrust in het Midden Oosten en de extra inzet van de Koninklijke Marechaussee in de bewaking en beveiliging van objecten met een hoog risicoprofiel naar aanleiding van terroristische aanslagen in Europa. Deze gebeurtenissen hebben invloed op Nederland en op de Koninklijke Marechaussee als organisatie. Je in een organisatie bevinden ten tijde van zo’n turbulente periode geeft een unieke inkijk en draagt bij aan het ervaren van een grotere maatschappelijke betrokkenheid.

Uit: persoonlijke aantekeningen over het onderzoek.

Een ander belangrijk punt van reflectie is wat het onderzoek heeft gedaan met de onderzoeker. Daarvoor heb ik in de beginfase, waarin deze invloed het meest zichtbaar is, omdat alles nieuw is, een ‘dagboek’ bijgehouden, waarin ik mijn eigen ervaringen puntsgewijs beschreef. Deze beschrijvingen hebben niet het karakter van gedetailleerde veldnotities, zoals in etnografisch onderzoek gebruikelijk is, maar geven wel voldoende mogelijkheid tot reflectie. Hieronder zal ik een korte omschrijving geven over hoe ik het onderzoek doen en het zijn van onderzoeker heb ervaren.

In document VU Research Portal (pagina 150-154)