• No results found

5literatuur die nodig zijn geweest om de data die zijn vergaard in het empirische gedeelte

In document VU Research Portal (pagina 30-34)

van het onderzoek goed te kunnen begrijpen en te beschouwen. Hoofdstuk 2 vormt dan ook het theoretisch kader dat ten grondslag ligt aan het empirisch deel van het onderzoek. In dit hoofdstuk richt ik mij op het beschrijven van theoretische kennis over zingeving en over zingeving in de context van werk en organisatie. Ik besteed in dit theoretisch kader aandacht aan het gebruik van termen als spiritualiteit in relatie tot werk en organisatie. Ook beschrijf ik hoe leiderschapstheorie zich heeft ontwikkeld en hoe zingeving(saspecten) onderwerp van aandacht is binnen een aantal meer recent beschreven leiderschapsstijlen. In het bijzonder ga ik in dit hoofdstuk nader in op de rol van zingeving ten aanzien van leiderschapsontwikkeling. Dit theoretisch kader heeft primair tot doel om de empirische resultaten, welke staan beschreven in hoofdstuk 5 en 6, te begrijpen en te duiden. Het theoretisch kader heeft daarmee niet tot doel theoretische opvattingen op basis van de onderzoeksresultaten te weerleggen of om hypotheses te onderbouwen of te verwerpen.

Aansluitend geef ik in hoofdstuk 3 een nadere toelichting op de onderzoekscasus; de Koninklijke Marechaussee, waarmee de lezer een goed beeld krijgt van de organisatie waaruit de data zijn verkregen. Vervolgens beschrijf ik in hoofdstuk 4 het onderzoeks- proces en de onderzoeksmethoden, de wijze van dataverzameling en het analyseproces die in deze studie zijn toegepast.

In hoofdstuk 5 concentreer ik mij op het beschrijven van de resultaten uit het empirisch onderzoek. In dit hoofdstuk geef ik het discours van zingeving in de context van werk en organisatie bij de Koninklijke Marechaussee weer. Zo beschrijf ik wat onder zingeving wordt verstaan op het niveau van de individuele medewerker, het teamniveau en op het niveau van de organisatie als entiteit. In dit hoofdstuk werk ik dus de eerste ambitie van dit onderzoek uit. Aansluitend beschrijf ik in hoofdstuk 6 eveneens resultaten van het empirisch onderzoek; in dat hoofdstuk geef ik weer hoe door leiderschap kan worden bijgedragen aan zingeving in de context van werk en organisatie en wat dat vraagt van leiderschapsontwikkeling. Door in hoofdstuk 5 en 6 gebruik te maken van uitspraken (quotes) van respondenten, die mijn beschouwingen en bevindingen als onderzoeker ondersteunen, worden deze beschouwingen een kleurrijk en verhalend geheel. In hoofdstuk 7 tenslotte, geef ik antwoord op de centrale vraag in dit onderzoek. Dat doe ik door het construeren van een framework voor het concept zingeving in organisaties en de verbinding van dit concept met leiderschap en leiderschapsontwikkeling. In deze conclusie beschrijf ik wat dit framework ons leert en wat dat betekent voor de (leiderschaps)praktijk en formuleer ik mogelijkheden voor vervolgonderzoek, die voort-komen uit beperkingen die dit onderzoek met zich heeft meegebracht.

5

2.1 Inleiding

Zingeving in werk en organisatie is een actueel maatschappelijk en organisatievraagstuk, zo heb ik in de inleiding van dit boek willen laten zien. Maar ik heb in dezelfde inleiding laten zien dat conceptuele onduidelijkheid rondom het fenomeen wetenschappelijke scepsis voedt en wetenschappelijk onderzoek niet vooruit of verder helpt. Deze studie heeft tot doel om het fenomeen zingeving in de context van werk en organisatie aan de hand van empirisch verkregen data nader te exploreren en daardoor een deel van de conceptuele onduidelijkheid weg te nemen. Dat begint in dit hoofdstuk, waarin ik het theoretisch kader, dat ten grondslag ligt aan deze studie, beschrijf. In de inleiding heb ik laten zien dat zingeving een onderwerp van studie is welke niet is voorbehouden aan een specifieke wetenschappelijke discipline (Rosso, Dekas en Wrzesniewski, 2010).9 Ik benoemde al dat veelvuldig verschillende begrippen voor en door elkaar worden gebruikt, waarmee ogenschijnlijk hetzelfde wordt bedoeld, maar wat toch tot verwarring leidt. Ik liet zien dat we zingeving in de context van werk en organisatie in de literatuur tegenkomen onder de noemer van de volgende termen; betekenisgeving, sensemaking, bezieling, meaning, sense of purpose, business spiritualiteit of werkplekspiritualiteit. En zo zijn er nog een heel aantal andere termen en begrippen die worden gebruikt. In dit hoofdstuk ontrafel ik, met behulp van literatuur vanuit diverse wetenschappelijke disciplines, (aspecten van) het fenomeen zingeving.

In paragraaf 2.2 heb ik aandacht voor zingeving als proces, waarvan ik laat zien dat dit proces begint met het stellen van zinvragen. Ik bespreek in deze paragraaf een conceptueel model van zingeving en laat zien in welke verschijningsvorm zingeving zich voordoet en herkend kan worden. Ook heb ik aandacht voor de aspecten groei en zelfverwerkelijking als onderdeel van het zingevingsproces. Aansluitend richt ik mij in paragraaf 2.3 op literatuur over en onderzoek naar zingeving in de context van werk en organisatie, waarbij ik bijzondere aandacht heb voor de introductie van het begrip spiritualiteit in deze context. In paragraaf 2.4 ga ik in op de ontwikkeling van leiderschapstheorie en laat ik zien dat zingeving of aspecten daarvan onderdeel zijn geworden van het denken over leiderschap. Een drietal leiderschapsstijlen welke zingeving of aspecten daarvan nadrukkelijk incorporeren, werk ik in deze paragraaf nader uit. Maar ik heb in dit hoofdstuk ook oog voor de mogelijk nadelige kant van de introductie van zingeving in de context van werk, organisatie en leiderschap, onder meer in paragraaf 2.2 en 2.4. Tot slot vat ik in paragraaf 2.5 dit hoofdstuk samen door het formuleren van een werkdefinitie.

9 Traditioneel is zingeving een aandachtsgebied van de geesteswetenschappen, maar sinds de 21ste eeuw houdt ook de psychologie zich met zingeving bezig. Gezien de toenemende aandacht voor zin- en betekenisgeving in organisaties, is zingeving ook een opkomend aandachtsgebied binnen de organisatiewetenschappen, bestuurskunde en organisatiepsychologie.

De functie van dit theoretische hoofdstuk waarin ik op basis van literatuur het concept zingeving ontrafel, is met name gelegen in het kunnen duiden en begrijpen van het empirisch materiaal dat deze studie heeft opgeleverd en welke ik weergeef in de hoofdstukken 5 en 6. Ik heb met dit hoofdstuk ook meer structuur willen geven aan de grote hoeveelheid literatuur die vanuit de verschillende wetenschappelijke disciplines beschikbaar is, door daar een rode draad uit naar voren te halen. In dit onderzoek, dat een explorerend onderzoek is en geen theorietoetsend onderzoek, zal ik mij niet nader toeleggen op het toetsen van deze literatuur en ben ik niet gericht op het weerleggen van hypotheses of het formuleren van leemtes; dat is niet passend bij de exploratieve vraagstelling van deze studie. Tot slot wil ik nog opmerken dat zowel zingeving als leiderschap twee uiterst brede en complexe fenomenen zijn waarover een zeer grote hoeveelheid literatuur bestaat. Het volledig beschrijven van deze kennis zou een promo-tiewaardig onderzoek op zichzelf zijn; ik heb voor dit hoofdstuk dan ook niet de ambitie om volledig te zijn. Ik beperk mij in dit theoretisch hoofdstuk tot het beschrijven van die literatuur die voor dit onderzoek, de onderzoeksfocus en ambities, relevant is en helpt om de empirisch verkregen data te duiden, in de weet dat ik daarmee niet volledig kan zijn. Het gegeven dat deze studie en het onderwerp zingeving zich op het raakvlak van meerdere wetenschappelijke disciplines bevindt, vereist theoretische aandacht voor zingeving vanuit verschillende wetenschappelijke disciplines. Die aandacht wordt met name zichtbaar in dit hoofdstuk.

2.2 Zingeving

Wat is zingeving? En wat is het niet? Een probleem van de veelgebruikte termen zin en zingeving is dat de terminologie een zekere vaagheid kent en daardoor onduidelijkheid met zich meebrengt. Hoewel zin en zingeving veelgebruikte termen zijn, is het lastig precies te omschrijven wat ze betekenen of omvatten en wat juist niet. Alles kan zingeving zijn, zoals je kunt zeggen dat alles chemie is. Bijna alles in het leven kan zin of betekenis hebben en bijna alles kan zin en/of betekenis geven (Wisse, 2002, p. 156). Voor de één is zingeving vaag en ongrijpbaar, terwijl het voor anderen juist datgene is waar het in het leven om draait. Het woord ‘zin’ heeft meerdere betekenissen, zoals nut, bedoeling, betekenis, maar ook bijvoorbeeld bestaansreden. Uiteenlopende belevingen en handelingen kunnen bijdragen aan het ervaren van (levens)zin. Vaak wordt onder zingeving verstaan dat mensen een doel hebben in hun leven of dat hun bestaan ergens toe dient. Het ervaren van zin gaat gepaard met een gevoel van heelheid, verbondenheid en nabijheid. Stoker (1993) karakteriseert de term zin nader en constateert dat zin in ieder geval te maken heeft met dat iemand iets van waarde vindt. Als mensen spreken over zin dan zullen zij uitspraken doen als ‘…betekent veel voor mij’ of ‘… vind ik verrijkend’. Deze uitspraken laten zien dat er sprake is van subjectieve betrokkenheid. Zin is een gevoelskwestie. Dat wat zin heeft, geven we een waardeoordeel als de aanduiding

5

voor iets goeds.10 Zingeving is dus een omvattend en veelzijdig begrip. In dat kader

omschrijft Stoker (1993) ‘zin’ als een “colligatory concept” (een verbindingsterm), waar mee wordt bedoeld dat het een begrip is welke op zich losse feiten samenbindt. Discussies over zingeving gaan vaak over diepzinnige of soms ook verheven onderwerpen, zoals over de zin van het leven, over het bestaan en over het lijden. Maar zij kunnen ook gaan over hele dagelijkse en niet diepzinnige onderwerpen, bijvoorbeeld als we spreken over ‘zin’ hebben in chocola. Maar als zulke uiteenlopende dingen gevat kunnen worden onder zingeving en eigenlijk alles zingeving kan zijn, waar gaat het dan nog over? Als we deze voorbeelden bekijken dan lijkt er sprake te zijn van niet verenigbare uitersten. Daarom is het wellicht beter om te spreken over een zin-continuüm (Ter Borg en Ter Borg, 2009): mensen geven voortdurend zin aan alles om hen heen. Of het nu kleine of grote dingen zijn, hoe ogenschijnlijk onbenullig of groots het ook is. Zin geven is iets wat mensen doen. Enerzijds doen mensen dat actief en bewust, maar anderzijds en misschien nog wel vaker onbewust. Mensen zijn niet goed in staat om met chaos en onduidelijkheid om te gaan. Zin geven helpt mensen zich te oriënteren in alle wisselvalligheden van het bestaan. Burms en De Dijn (in Stoker, 1993) zien het verlangen naar zingeving (in de betekenis van het verlangen naar houvast in onzekerheid) als één van de drie fundamentele interesses van de mens, naast de interesse om invloed uit te kunnen oefenen op gebeurtenissen (manipulatie) en de interesse om te weten (het verlangen naar cognitieve kennis en begrijpen). Zingeven is dus iets wat mensen doen, iets dat bij de natuur van het mens-zijn hoort. Mooren (1998) kenmerkt zingeving als een psychisch, actief, complex en gelaagd proces (Mooren, 1998 en Mooren, 2011/2012; 45) dat altijd voortduurt. In het zingevingsproces is heel het functioneren en zijn van mensen in het geding. Een essentieel aspect in dit proces is dat de dagelijkse beslommeringen worden verbonden met fundamentelere opvattingen over het leven en het bestaan. Zingeving komt tot uitdrukking in concrete bezigheden. Op het zingevingsproces, haar gelaagdheid en het zojuist benoemde continuüm kom ik later terug. Eerst wil ik terug naar de basis; waar en hoe begint het proces van zingeving?

In document VU Research Portal (pagina 30-34)