• No results found

Beatrijs Van der Aa (INBO)

3. V OORKOMEN VAN HET ACTUEEL AANBOD VAN DE ESD ( SPATIALE

KENMERKEN OF KAART

)

Hout wordt geproduceerd in bossen, maar ook in houtkanten, bermen van autostrades, spoorwegen, parken. Het aandeel van de bossen is hierin wel veruit het grootste (zie Fig. 6.7).

Figuur 6.7: Voorkomen van bossen en andere houtige vegetaties in Vlaanderen.

Snelgroeiende bomen uit aanplantingen op landbouwgronden kunnen een aanvulling zijn op het biomassa-aanbod. Vlaanderen is niet gelijkmatig bebost: de provincies Limburg en Antwerpen hebben de hoogste bebossingsgraad; West-Vlaanderen kent een zeer lage bebossingsgraad. De samenstelling van de bossen is ook anders in de verschillende ecoregio’s (zie Fig. 6.8). Zo vinden we meer naaldhout op de zandgronden in de Kempen.

Figuur 6.8: Bebossingsgraad en boomsoortensamenstelling in Vlaanderen.

3.1. Welke processen liggen ten grondslag aan houtproductie

Houtproductie is in wezen het gevolg van een biotisch proces: fotosynthese. De efficiëntie hiervan wordt echter beïnvloed door diverse randvoorwaarden. De potentiële houtoogst hangt af van bosoppervlakte, maar ook van abiotische factoren zoals standplaats, klimaat, biotische factoren zoals genetische aanleg, boomsoortenkeuze of ziektes en randvoorwaarden in functie van duurzaamheid en multifunctionaliteit, wat uitgedrukt wordt door het gevoerde beheer.

3.2. Abiotische randvoorwaarden voor ESD levering

De groei van bomen, en dus ook de houtproductie, wordt zeer sterk beïnvloed door de standplaats. Dit is een gegeven dat al zeer lang bekend is en waaraan in de bosbouwliteratuur diverse boeken zijn gewijd( oa. Assman 1961; Kramer 1988; Mitscherlich 1975,1978,1981). Zowel textuur, bodemvocht als nutriëntenhuishouding beïnvloeden de boomgroei.

De standplaats bepaalt welke bosgemeenschappen van nature voorkomt. Die noemt men de ‘potentieel natuurlijke vegetatie’. In de loop der eeuwen heeft de mens deze PNV vaak aangerijkt met andere boomsoorten, of is hij zich juist eenzijdig gaan toeleggen op bepaalde soorten ten voordele van de economische functie. Steeds (meestal) werden standplaatsgeschikte boomsoorten gebruikt. Vandaar trouwens dat hoge aandeel naaldhout op de Kempische zandbodems.

Binnen een bepaalde boomsoort heeft de standplaats ook nog effect op de groei, meestal vooral op de hoogtegroei. Op armere standplaatsen groeien bomen minder goed dan op rijkere. Aan het INBO werd een bodemgeschiktheidsprogramma voor boomsoorten (BOBO) uitgewerkt. Met dit programma kan, in functie van het bodemtype een boomsoort gekozen worden of, omgekeerd, in functie van elke boomsoort de meest geschikte bodems bepaald worden. Figuur maakt duidelijk dat er een grote variatie is in bodemgeschiktheid voor een bepaalde boomsoort.

0 20 40 60 Kilometers N E W S Bodemgeschiktheid Zomereik % % geschikt % % % niet geschikt zeer geschikt matig geschikt weinig geschikt

Figuur 6.9: Kartografische weergave van de bodemgeschiktheid voor zomereik in Vlaanderen volgens BOBO.

Standplaats beïnvloedt niet alleen de groei, maar ook de kwaliteit, en bijgevolg de prijs. Zo is naaldhout dat op zandgrond groeit trager gegroeid en dus zwaarder, waardoor de prijs (in de OSB-fabriek) stijgt.

De standplaats kan ook beperkingen inhouden naar exploitatie toe. Een te natte standplaats bv. is moeilijker te exploiteren, wat meteen gereflecteerd wordt in de lagere prijs die voor een lot in natte omstandigheden geboden wordt. Bovendien heeft bosexploitatie in foute omstandigheden ernstige ecologische implicaties.

Aan het INBO werd een signaalkaart opgemaakt die indicaties geeft voor de kwetsbaarheid van bossen voor exploitatie (zowel biotisch als abiotisch). Deze kwetsbaarheidkaart is een GIS-toepassing, waarbij een aantal relevante biotische en abiotische kenmerken van bosbestanden worden samengebracht en beoordeeld.

Figuur 6.10: De kwetsbaarheidskaart Bosexploitatie geeft aan de exploitant en de beheerder een eerste aanwijzing van de kwetsbare zones in het bos, in dit voorbeeld voor het provinciaal domein Bulskampveld in Beernem. Indicaties voor bodem-kwetsbaarheid: Rood = zeer kwetsbaar, niet met machines te betreden; Blauw =weinig kwetsbaar; algemene exploitatievoorwaarden en Geel =belangrijke potenties voor fauna en flora (op basis van BWK en boshistoriek); hiervoor is extra aandacht vereist.

De ontsluiting van een perceel is een belangrijke prijsbepalende factor. Vaak blijven loten hout onverkocht omdat de ontsluiting onvoldoende is.

Klimaat beïnvloedt de boomgroei uiteraard ook. De laatste jaren zien we, tengevolge van de toegenomen concentratie aan CO2 een verhoogde groei bij veel bomen. Die sterkere groei wordt slechts waargenomen zolang andere bodemfactoren voldoende zijn. En daar wringt het toekomstig schoentje: men verwacht drogere groeiseizoenen, wat dus op droogtevoelige bodems zal leiden tot groeiverlies. Bovendien zullen ook vaak meer stormen voorkomen. Windgevoeligheid hangt in veel gevallen af van de bodem.

3.3. Biotische randvoorwaarde voor houtproductie

Niet elke boomsoort produceert evenveel hout, of dezelfde kwaliteit hout. Zo groeien dennen veel sneller dan eiken, maar geeft eik een veel zwaarder en duurzamer hout. Niet elke boomsoort kan gebruikt worden voor hetzelfde doel.

Tabel 6.1: Productiecapaciteit en fysische eigenschappen van enkele belangrijke boomsoorten.

Eenheid Grenen

(Pinus) Beuken Eiken

Maximale productie m³/ha.jaar 4-12 4-12 3-9 Gemiddelde volumieke massa g/cm³ 0,49 0,68 0,65 Elasticiteitsmodus kp/cm² 120.000 160.000 130.000

Druksterkte kp/cm² 550 620 650

Treksterkte (evenwijdig met de vezel) kp/cm² 1.100 1.350 900

Gemiddelde krimp %/%V 0,28 0,31 0,26

De bosbeheerder zal er, bij een economisch gerichte bosbouw, vaak voor kiezen om de natuurlijk aanwezige soorten te vervangen door of aan te vullen met andere boomsoorten in functie van de te realiseren doelstelling.

Het beheer van een bos is er vaak ook op gericht om de houtproductie te verhogen of om een meer gewenste houtkwaliteit te verkrijgen. De beheerder maakt belangrijke keuzes zoals de boomsoort, mengingsgraad, dunningsingrepen. Dit beheer heeft invloed op de biodiversiteit op verschillende niveaus: genetisch, soortendiversiteit, ecosysteemdiversiteit, functioneren.

De vraag of gemengde bossen nu beter zijn dan homogene bossen heeft menig wetenschapper beziggehouden. Binnen het FORBIO project (FORBIO: Assessment of the effects of tree species diversity on forest biodiversity and ecosystem functioning. Voor meer info: http://forbio.biodiversity.be/) wordt onderzocht of gemengde bossen productiever zijn, of ze meer controle hebben over energie- water- en grondstoffluxen, of ze weerstandiger zijn aan verstoringen en ziektes en of ze over een hogere soortendiversiteit beschikken. In een enquête uitgevoerd bij beheerders, boseigenaars en wetenschappers associeerde >70% van de respondenten biodiversiteit, jacht, C-opslag, milieukwaliteit, recreatie, schoonheid, weerstand tegen ziektes, windval meest met gemengde bossen.

Financiële opbrengst, productiviteit en houtkwaliteit werden meer geassocieerd met homogene bestanden.

Functie Gemengd Homogeen Opmerking

Economisch - +

Exploitatie en lotsamenstelling verlopen

moeilijker

Economisch + - Risicospreiding met het oog

op klimaatwijziging

Ecologisch + -

Structuurvariatie is een belangrijke voorwaarde voor

biodiversiteit

Recreatief + -

Gevarieerde bossen worden door recreanten vaak meer

gewaardeerd

Dunning is een beheermaatregel die uitgevoerd wordt om de groei te concentreren is de meest belovende bomen. Het groei-effect hangt af van de manier waarop de dunning wordt uitgevoerd. Een dunning heeft ook ecologische effecten. In jonge, donkere bossen, bestaat er een win-win situatie: dunning zal positieve effecten hebben voor zowel de economische als ecologische functie.

Ziekten en aantastingen hebben ook een effect op de houtkwaliteit, wat op zijn beurt verrekend wordt in de prijs die voor het hout wordt betaald. Voor aangetast hout van grote afmetingen wordt een derde minder betaald dan voor gezond hout.

20,00 25,00 30,00 35,00 40,00 45,00 50,00 55,00 60,00 65,00 70,00 P rij s p er m ³ in E ur o Omtrekcategorie

Effect van houtaantastingen op de verkoopprijs

Beuk Wit Beuk rood & industrie Es (wit) Es (Bruin)

Figuur 6.1: Eenheidsprijs (in €/m³) voor aangetast en niet-aangetast hout (bron: NFB, 2009)

3.4. Socio-economische en institutionele randvoorwaarden

In elk bos wordt hout geproduceerd, ook in bossen met een niet-interventie beheer. Men oogst het echter niet altijd.

Het houtproductieniveau kan, behalve door marktkrachten en bosbehandeling, ook door het beleid beïnvloed worden. Dit gebeurt o.a. door het subsidiëren van het aanplanten van bepaalde boomsoorten, of via het deels toelaten van bepaalde boomsoorten in bepaald gebieden, via

kapmachtigingen of door bossen van een productieve naar een onproductieve categorie te verschuiven (bv. door bossen een zuivere reservaatfunctie te geven).

Duits onderzoek (Rüther et al. 2007) wees uit dat de grootste winst voor houtproductie eerder ligt in het in bedrijf nemen van bossen waar nu niet gekapt wordt, eerder dan het bosbeheer te intensifiëren en op houtproductie te richten.

Door de grote vraag naar biomassa ten behoeve van de energievoorziening, is er in sommige middens een verhoogde aandacht voor de praktijk van Total Tree Use, waarbij de volledige boom geoogst en afgevoerd wordt. Dit heeft gevolgen voor de standplaats (verarming) en biotiek (te weinig dood hout)

Er is een soort vervreemding ten aanzien van de product van hout waardoor het imago van houtproductie en houtoogst negatief is.